1.1
Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
1.2
Artikel 8:83, derde lid, van de Awb bepaalt dat de voorzieningenrechter uitspraak kan doen zonder dat partijen worden uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, indien hij kennelijk onbevoegd is of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
2. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om van deze bevoegdheid gebruik te maken.
3. Verzoeker is verzocht om aan te geven en te onderbouwen welk spoedeisend belang hij heeft bij de gevraagde voorlopige voorziening. Verzoeker heeft daarop geantwoord dat een datum van de behandeling van zijn bezwaarschrift door de Regionale Commissie Bezwaarschriften Servicepunt 71 nog niet bekend is. Hij voegt daaraan toe: ´Echter het verzonden besluit loopt 20 maart 2023 af en heeft volgens mij de zaak geen spoedeisend belang?”.
4. De voorzieningenrechter overweegt als volgt. De in geding zijnde omgevingsvergunning ziet op het realiseren van een uitweg en een laad- en losplaats aan de [adres] [nummer] te [plaats]. Verzoeker woont naast het perceel van vergunninghouder. Verzoeker stelt onder meer in bezwaar dat de verkeersveiligheid in geding is en dat de ingangen overbodig zijn en de toegangsweg onrechtmatig is.
5. Uit voormelde reactie van verzoeker kan de voorzieningenrechter echter niet afleiden welk spoedeisend belang verzoeker heeft bij schorsing van de omgevingsvergunning tot dat op zijn bezwaar is beslist. Ook uit de door verweerder in het verweerschrift verstrekte informatie en voorhanden stukken blijkt niet dat de aanleg van de uitweg en de laad- en losplaats zal leiden tot onomkeerbare gevolgen dan wel dat dit zodanige verstrekkende gevolgen zal hebben dat de behandeling van de bezwaarprocedure niet kan worden afgewacht.
6. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.