4
De beoordeling
In conventie en in voorwaardelijke reconventie
4.1.
De rechtbank is ten aanzien van de vordering in conventie grensoverschrijdend (en relatief) bevoegd van de vorderingen tegen HSD kennis te nemen op grond van het bepaalde in artikel 4 Brussel I bis-Vo
3
en artikel 80 lid 2 onder a ROW, omdat HSD in Nederland is gevestigd.
4.2.
Ten aanzien van de voorwaardelijke reconventionele vorderingen van HSD strekkende tot vernietiging van het Nederlandse deel van het Octrooi, is deze rechtbank internationaal exclusief bevoegd daar kennis van te nemen op grond van artikel 24 lid 4 Brussel I bis-Vo. De relatieve bevoegdheid berust op artikel 80 lid 1 sub a ROW.
4.3.
Het Octrooi betreft een doekhouder voor rolgordijnen die op een rolbuis kunnen worden opgerold en afgerold. Het voorziet in een doekhouder waaraan het doek (gordijn) kan worden aangebracht en die mèt het doek kan worden bevestigd aan de rolbuis. De doekhouder beschikt daartoe onder meer over klemmiddelen die in de sleuf van de rolbuis worden gebracht, een (eerste) vlag die in dikte afneemt aan de ene zijde en een dunnere (tweede) vlag waaraan het doek kan worden bevestigd aan de andere zijde. Als voordeel van de klemmiddelen wordt in het Octrooi - kort gezegd - omschreven dat de doekhouder met het doek betrouwbaar is bevestigd aan de rolbuis en daarnaast snel kan worden aangebracht op en verwijderd van de rolbuis, zonder dat de rolbuis daarvoor hoeft te worden gedemonteerd. Als voordeel van de vlaggen en hun respectievelijke diktes wordt - kort gezegd - omschreven dat oneffenheden en plotselinge overgangen, ontstaan door de bevestiging, worden vermeden en daarmee vervormingen van het doek in opgerolde toestand, worden voorkomen.
4.4.
De rechtbank zal, in navolging van partijen, conclusie 1 van het Octrooi onderverdelen in de volgende deelkenmerken:
1.1
Fabric holder for roller blinds which can be applied on a fabric (17) and which can work in conjunction with a roller tube (19) whose tube sleeve (20) is provided with a groove or the like (21),
1.2
whereby the fabric holder (1) comprises elastically compressible clamping means (4,5) having such a geometry and compressibility that they can be fed through the groove or the like (21) by compressing them, followed by a release by which is accomplished a connection of the fabric holder (1) to the roller tube (19)
1.3
characterised in that the fabric holder (1) comprises a central profile (2) provided with a strip-shaped back (3),
1.4
whereby the back (3) has a width (b) which is at least five times bigger than its thickness (d), and thus comprises an outer side, the outer side being slightly bent, an inner side and two side edges (6,7),
1.5
the back (3) of the central profile (2) designed to cover the groove or the like (21) when fitted,
1.6
whereby more in particular the fabric holder can co-operate with a roller tube (19) whose groove or the like (21) has a groove width (S) which provides access to an inner space (22),
1.7
whereby the elastically compressible clamping means (4,5) are provided on the inner side,
1.8
whereby the width (b) is larger than the groove width (S), such that the back (3) can be placed over the groove (21) and on the adjacent parts of the tube sleeve (20) of the roller tube (19),
1.9
whereas the elastically compressible clamping means (4,5) can be placed in the inner space (22),
1.10
whereby the fabric holder (1) is provided with a first flag (8) at the first side edge (6) and with a second flag (9) at the second side edge (7),
1.11
whereby the first flag (8) at the connection to the first side edge (6) has the same thickness as the back (3) there, connecting the first flag (8) with the back (3) in a continuous manner or without any sudden or abrupt transition,
1.12
whereby the thickness of the first flag (8) decreases towards its free end,
1.13
whereby the second flag (9) at the connection to the second side edge (7) has a thickness which is smaller than the thickness of the back (3) there, at least before the fabric (17) is applied.
4.5.
De rechtbank zal eerst beoordelen of HSD met haar montagestrips inbreuk maakt op conclusie 1 van EP 287. Sunconfex stelt dat HSD twee verschillende montagestrips op de markt heeft gebracht. Zij duidt deze aan als Montagestrip 1 en Montagestrip 2. Sunconfex heeft haar inbreukargumentatie (
claim chart
) gebaseerd op Montagestrip 2. De rechtbank zal bij de beoordeling van de gestelde inbreuk eerst die strip beoordelen (hierna ook: de HSD-Montagestrip).
4.6.
HSD heeft aangevoerd dat de HSD-Montagestrip geen inbreuk maakt op conclusie 1 omdat deze - kort gezegd - niet beschikt over elastische samendrukbare klemmiddelen (deelkenmerken 1.2, 1.7 en 1.9), geen (eerste) vlag(gen) heeft (deelkenmerken 1.10 - 1.12) en geen dikteovergangen heeft (deelkenmerk 1.13).
4.7.
Sunconfex stelt dat de HSD-Montagestrip beantwoordt aan kenmerk 1.2 omdat de benen van de HSD-Montagestrip door de sleuf gevoerd kunnen worden als ze samengedrukt worden, waarna ze door ontspanning de verbinding met de rolbuis bewerkstelligen. Ten aanzien van kenmerk 1.2 bestrijdt HSD dat haar montagestrip beschikt over elastisch samendrukbare klemmiddelen. Zij stelt dat deze beschikt over haken, die star zijn en niet vervormen tijdens de koppeling. Vast staat dat bij het bevestigen van de HSD-Montagestrip eerst één van de benen (het op de foto in 2.7 weergegeven onderste, grootste been) in de sleuf wordt gebracht en om één zijde van de sleuf wordt gehaakt, zonder dat daarbij elastische samendrukking plaatsvindt. Dit volgt ook uit de door Sunconfex overgelegde handleiding bij de HSD-Montagestrip (zie hiervoor onder 2.8). Vervolgens wordt het andere, kleinere, been in de sleuf gebracht. Partijen verschillen van mening over de vraag of en waar er hierbij elastische samendrukking plaatsvindt. Volgens Sunconfex blijkt uit tests die door een Belgische deurwaarder zijn uitgevoerd, dat de benen van de HSD-Montagestrip daarbij elastisch samengedrukt worden. De rechtbank stelt vast dat op de videobeelden van de tests door de Belgische deurwaarder, niet te zien is of en hoe de twee benen van de HSD-Montagestrip elastisch vervormen om door de sleuf van de rolbuis te worden gedrukt.
4.8.
Tussen partijen is niet in geschil, en ook de rechtbank heeft ter zitting bij de voorgelegde rolbuissecties en stukken montagestrip kunnen constateren, dat bij het verbinden van de HSD-Montagestrip met de rolbuis de benen van de HSD-Montagestrip niet tegelijkertijd door radiale druk van buiten de rolbuis in de sleuf van de rolbuis kunnen worden gevoerd. Partijen zijn het niet eens over de vraag of hiermee aan deelkenmerk 1.2 is voldaan, omdat zij ieder een andere uitleg aan dat deelkenmerk geven. Sunconfex stelt zich op het standpunt dat aan deelkenmerk 1.2 is voldaan zolang de benen elastisch samendrukbaar zijn, en dat kenmerk 1.2 niet vereist dat de benen gelijktijdig doorgevoerd worden in de sleuf in de rolbuis. Volgens HSD dient deelkenmerk 1.2 wel met die beperking te worden uitgelegd. Dit betekent dat het aankomt op uitleg van deelkenmerk 1.2 van het Octrooi.
4.9.
De rechtbank is van oordeel dat de HSD-Montagestrip niet aan deelkenmerk 1.2 voldoet, zodat deze niet onder de beschermingsomvang van het Octrooi valt. Daarvoor is het volgende redengevend.
4.10.
Op grond van artikel 53 lid 2 ROW wordt, overeenkomstig artikel 69 lid 1 EOV
4
en het daarbij behorende uitlegprotocol, het uitsluitend recht van een octrooi bepaald door de inhoud van de conclusies van het octrooischrift, waarbij de beschrijving en de tekeningen dienen tot uitleg van die conclusies. Artikel 1 van het bij artikel 69 EOV behorende uitlegprotocol (hierna: het Protocol) luidt, in de Nederlandse vertaling:
“Artikel 69 mag niet worden uitgelegd in de zin als zou de beschermingsomvang van het Europees octrooi worden bepaald door de letterlijke tekst van de conclusies en als zouden de beschrijving en de tekeningen alleen maar mogen dienen om de onduidelijkheden welke in de conclusies zouden kunnen voorkomen op te heffen. Het mag evenmin worden uitgelegd in die zin, als zouden de conclusies alleen als richtlijn dienen en als zou de bescherming zich ook uitstrekken tot datgene wat de octrooihouder, naar het oordeel van de deskundige die beschrijving en de tekeningen bestudeert, heeft willen beschermen. De uitleg moet daarentegen tussen deze twee uitersten het midden houden, waarbij zowel een redelijke bescherming aan de aanvrager als een redelijke rechtszekerheid aan derden wordt geboden.”
4.11.
In overeenstemming met deze uitlegregel heeft de Hoge Raad de in zijn eerdere uitspraken gebezigde formuleringen, “hetgeen voor de uitvinding waarvan de bescherming wordt ingeroepen, wezenlijk is”, onderscheidenlijk “de achter de woorden van die conclusies liggende uitvindingsgedachte”, bestempeld als gezichtspunt, tegenover de letterlijke tekst van de conclusies (de “uitersten” in de woorden van het Protocol)
5
. Daarbij dient het achterhalen van de achter de woorden van de conclusies liggende uitvindingsgedachte ertoe een uitsluitend op de letterlijke betekenis van de bewoordingen gegronde en daarom voor een redelijke bescherming van de octrooihouder wellicht te beperkte of onnodig ruime uitleg te vermijden
6
. De beschrijving en de tekeningen vormen in dat kader een belangrijke bron. Van de beschrijving maakt onderdeel uit een weergave van de stand van de techniek die de aanvrager als nuttig beschouwt voor het begrijpen van de uitvinding. Ook niet in de beschrijving genoemde stand van de techniek kan van belang zijn. Bij de uitleg van een octrooi is immers leidend het perspectief van de gemiddelde vakpersoon met zijn kennis van de stand van de techniek
7
.
4.12.
Partijen zijn het erover eens dat de in deze zaak relevante gemiddelde vakpersoon een werktuigbouwkundig ingenieur (ing.) is, met enige kennis van materialen en ervaring met montagestrips voor zonweringsystemen. De rechtbank zal bij de beoordeling van de vraag hoe deelkenmerk 1.2. moet worden uitgelegd, dan ook van deze vakpersoon uitgaan.
4.13.
De vakpersoon leest in deelkenmerk 1.2 van conclusie 1 dat de elastisch samendrukbare klemmiddelen moeten beschikken over “
such a geometry and compressibility that
they
can be fed through the groove or the like (21) by compressing
them
” (onderstreping rechtbank). Hij leest daarin over de klemmiddelen zelf derhalve dat ze een dusdanige geometrie en samendrukbaarheid moeten hebben dat ze - in meervoud - door de sleuf kunnen worden gevoerd door ze samen te drukken.
4.14.
In het algemene deel van de beschrijving leest de vakpersoon ten aanzien van de elastisch samendrukbare klemmiddelen in paragraaf [0035] letterlijk dezelfde bewoordingen als deelkenmerk 1.2 van conclusie 1. Paragraaf [0036] beschrijft ten aanzien van de klemmiddelen dat deze een zogenoemde
snap-in
verbinding vormen, te weten een
snap in
-verbinding met bijzondere eigenschappen “
as will be explained below
”. In de paragrafen [0037] tot en met [0040] wordt vervolgens het voordeel dat wordt behaald met elastisch samendrukbare klemmiddelen beschreven, te weten - kort gezegd - een betrouwbare, eenvoudige en efficiënte wijze van aanbrengen en verwijderen van de doekhouder. Paragraaf [0042] beschrijft dat bij voorkeur de in deelkenmerk 1.2 omschreven
elastic release
ervoor zorgt dat de klemmiddelen klemmen tegen tenminste delen van de binnenzijde van de kanaalvormige sleuf in de buismantel.
4.15.
In paragraaf [0058] leest de vakpersoon vervolgens over de elastisch samendrukbare klemmiddelen dat, in een voorkeursuitvoeringsvorm, deze zijn gemaakt van een hard, veerkrachtig materiaal. Een verdere voorkeursuitvoeringsvorm, omschreven in paragraaf [0063], beschrijft de situatie waarin de elastisch samendrukbare klemmiddelen bestaan uit twee identieke, spiegelsymmetrische benen, die nadat ze door de sleuf zijn gebracht, samenwerken met de kamerwand van de kanaalvormige sleuf voor de verbinding. Als groot voordeel hiervan omschrijft paragraaf [0064] dat de beide benen, die in tegengestelde richting een gelijke veerkracht (
equal spring force
) uitoefenen aan de binnenzijde van de kanaalvormige sleuf in de rolbuis, een snelle, gemakkelijke en bedrijfszekere klikverbinding vormen. In een andere voorkeursuitvoeringsvorm, omschreven in paragraaf [0067], is de vorm van de benen zo gekozen dat de zogenoemde
snap-in
verbinding makkelijk losgemaakt kan worden.
4.16.
Vanaf paragraaf [0087] worden bij wijze van voorbeeld aan de hand van de figuren (zie hiervoor onder 2.6) voorkeursuitvoeringsvormen beschreven. Met verwijzing naar figuur 1 wordt in paragraaf [0094] beschreven dat de benen (4 en 5) - die in dit geval “S”-vormig zijn - samen de elastisch samendrukbare klemmiddelen vormen, voor het vormen van de elastische
snap-in
verbinding zoals verder zal worden uitgelegd. Daartoe zijn die benen (4 en 5), aldus paragraaf [0095], voorzien van hoofdzakelijk parallelle beendelen (10 en 11), eerste schuine kanten (12 en 13) die uit elkaar bewegen en tweede schuine kanten (14 en 15) die naar elkaar toe bewegen. De bedoelde verdere uitleg van de elastische
snap-in
verbinding vindt de vakpersoon vervolgens in paragrafen [0110] tot en met [0118].
4.17.
De vakpersoon leest in paragraaf [0110] dat installatie en verwijdering van de doekhouder volgens de uitvinding als volgt verloopt. In paragraaf [0112] is omschreven dat de doekhouder wordt geplaatst met de tweede schuine kanten van de benen op de sleuf. Vervolgens worden, door een lokale, radiaal gerichte druk uit te oefenen op de rug van het centrale profiel van de doekhouder, de benen samengedrukt en verder de sleuf ingedrukt, waarbij door samenwerking tussen de sleuf en de tweede schuine kanten de benen in gelijke mate elastisch naar elkaar toe worden gebogen totdat ze zodanig zijn samengedrukt dat hun maximale (span)wijdte (B) hoofdzakelijk gelijk of iets kleiner is dan de sleufbreedte (S):
[0113] By subsequently exerting a local, radially directed pressure on the back 3 of the central profile 2 of the fabric holder 1, the legs 4 and 5 are pressed together and moved further in the groove 21 whereby, as the groove 21 co-operates with the second bevels 14 and 15 of the legs 4 and 5, both are equally and elastically bent towards one another, until they are so much pressed together that their maximal span B is mainly equal to or somewhat smaller than the groove width S.
[0114] In other words, the maximal span B depends on the legs 4 and 5 being pressed together.
De gemiddelde vakpersoon zal inzien dat de hier beschreven samendrukking van beide klemmiddelen door radiale druk, zodat ze beide door de groef gevoerd kunnen worden, betekent dat de benen gelijktijdig door de sleuf worden gevoerd.
4.18.
De vakpersoon leest vervolgens in paragraaf [0115] dat op dat moment de benen door verdere radiale druk op de rug van de doekhouder uit te oefenen kunnen binnendringen in de inwendige kanaalvormige ruimte (22) van de sleuf in de rolbuis, waarna ze weer van elkaar kunnen wegveren in de door de wanddelen daarvan toegelaten positie, waardoor een klemverbinding wordt gevormd:
[0115] At that moment, by exerting further radial pressure on the back 3 of the central profile 2, they can penetrate inside the inner channel-shaped space 22, where they can bounce away from one another again into the position which the slanting chamber wall sections 24 and 25 allow.
[0116] As the first bevels 12 and 13 of the legs 4 and 5, and the corresponding slanting chamber wall sections 24 and 25 of the chamber wall 23 co-operate, a reliable clamped connection is formed between the fabric holder 1 on the one hand and the roller tube 19 on the other hand.
4.19.
De vakpersoon leest in paragraaf [0118] dat, in andere woorden, de benen elastisch samendrukbare klemmiddelen vormen, in te voeren door de sleuf in de kanaalvormige ruimte (22), om een elastische
snap-in
verbinding te vormen tussen de doekhouder en de rolbuis.
[0118] In other words, the legs 4 and 5 form elastically compressible clamping means, to be fed along the groove 21 in the channel-shaped space 22, to form an elastic snap-in connection between the fabric holder 1 and the roller tube 19.
4.20.
In het algemene deel van de beschrijving leest de vakpersoon derhalve niet meer dan dat de elastisch samendrukbare klemmiddelen een zogenoemde
snap-in
verbinding vormen, waarvan de kenmerken bij de uitvoeringsvoorbeelden beschreven worden. Om hierover meer te weten te komen, moet de vakpersoon dus te rade gaan bij de beschrijving van de hiervoor behandelde (voorkeurs)uitvoeringsvormen. Daarin leest de vakpersoon uitsluitend voorbeelden waarin die
snap-in
verbinding tot stand komt doordat de benen gelijktijdig door de sleuf worden gevoerd, worden samengedrukt, en vervolgens weer terugveren.
4.21.
Voorbeelden in de beschrijving van een octrooi zijn in beginsel niet beperkend (vergelijk ook paragraaf [0087] van de beschrijving van EP 287). Dat neemt echter niet weg dat de voorbeelden wel instructief zijn voor de uitleg van de beschermingsomvang van EP 287 en meer specifiek van deelkenmerk 1.2. De gemiddelde vakpersoon vindt in de beschrijving geen enkele aanwijzing voor een ruimere uitleg van dit kenmerk, bij gebrek aan enig voorbeeld van klemmiddelen die niet tegelijkertijd door de sleuf (kunnen) worden gevoerd.
4.22.
Sunconfex heeft nog gewezen op paragrafen [0122] en [0126] en aangevoerd dat daaruit volgt dat de elastisch samendrukbare klemmiddelen geen specifieke vorm hoeven te hebben, zolang zij maar hun functie vervullen en daartoe in enige mate naar elkaar toe kunnen worden bewogen. In [0122] is inderdaad opgenomen dat de elastisch samendrukbare klemmiddelen verschillende vormen kunnen aannemen. De benen van de HSD-Montagestrip hebben echter een vorm die verhindert dat deze (tegelijkertijd) door de sleuf kunnen worden gevoerd. Dat dat wel nodig is leest de vakpersoon in de door Sunconfex eveneens aangehaalde paragraaf [0126]:
[0126] In general, it suffices if the elastically compressible clamping means are compressible and have a maximum span B, in a relaxed state, which is larger than the groove width S,
whereas in compressed state the maximum span should be smaller than or equal to said groove width S
(onderstreping rechtbank)
4.23.
De benen mogen derhalve verschillende vormen aannemen, zolang ze samendrukbaar zijn en in ontspannen toestand een grotere (span)wijdte hebben dan de breedte van de sleuf. De (span)wijdte van de benen moet in samendrukte toestand echter kleiner of gelijk aan de breedte van de sleuf zijn. Ook hierin ziet de vakpersoon bevestigd dat de benen tegelijkertijd door de sleuf moeten kunnen worden gevoerd.
4.24.
Alle concrete informatie die de vakpersoon in de beschrijving ten aanzien van deelkenmerk 1.2 leest, bevestigt dan ook dat dit kenmerk zo moet worden uitgelegd dat de elastisch samendrukbare klemmiddelen een zodanige vorm en samendrukbaarheid moeten hebben dat ze tegelijkertijd door de sleuf kunnen worden gevoerd. Dit is bij de HSD-Montagestrip niet het geval. Sunconfex heeft ook niet gesteld dat bij de HSD-Montagestrip sprake is van een aan dit deelkenmerk equivalente maatregel.
4.25.
De HSD-montagestrip voldoet daarmee niet aan deelkenmerk 1.2 van onafhankelijke conclusie 1. Daarmee kan in het midden blijven of de montagestrip voldoet aan de overige kenmerken van conclusie 1.
4.26.
De slotsom is dat er geen sprake is van inbreuk op conclusie 1 en er evenmin sprake is van inbreuk op de van conclusie 1 afhankelijke volgconclusies.
4.27.
Voor zover met Sunconfex zou moeten worden aangenomen dat HSD ook de als Montagestrip 1 aangeduide strip op de markt heeft gebracht (HSD betwist dat), geldt dat de benen van die montagestrip een met de benen van Montagestrip 2 overeenkomende vorm hebben, zodat het voorgaande ook op die strip van toepassing is. Dit brengt mee dat de vorderingen in conventie zullen worden afgewezen.
4.28.
Nu geen sprake is van inbreuk, wordt niet voldaan aan de voorwaarde waaronder de reconventionele vordering is ingesteld, zodat de rechtbank aan beoordeling van die vordering niet toekomt.
4.29.
Sunconfex zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in conventie. HSD heeft aanspraak gemaakt op de redelijke en evenredige kosten in de zin van artikel 1019h Rv. Partijen hebben één bedrag aan proceskosten opgegeven voor de procedure in conventie en in reconventie. Gelet op de samenhang zal de rechtbank de kosten toerekenen aan de procedure in conventie. De kosten in de procedure in reconventie zullen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
4.30.
Met partijen acht de rechtbank, ter bepaling van de in deze procedure redelijke en evenredige proceskosten, het indicatietarief in octrooizaken voor een normale zaak, van
€ 75.000,-, toepasselijk. HSD heeft aan honorarium van advocaten en octrooigemachtigden een bedrag van in totaal (64.692,50 + 20.666,-) € 85.358,50 opgegeven. Daarvan zal
€ 75.000,- worden toegewezen als in deze procedure redelijke en evenredige proceskosten. Deze kosten zullen worden vermeerderd met € 667,- aan griffierecht en € 575,- aan verschotten (vertaalkosten), derhalve in totaal € 76.242,-. Meer of andere gevorderde kosten worden afgewezen.