3.1. [
Inschrijver A] vordert, samengevat:
primair
1. te bepalen dat [Inschrijver B] niet heeft ingeschreven met reële prijzen, althans een irreële
en/of een manipulatieve inschrijving, althans een abnormaal lage inschrijving heeft ingediend;
2. de Politie te gebieden de inschrijving van [Inschrijver B] (alsnog) ongeldig te verklaren, althans de Politie te verbieden definitief aan [Inschrijver B] te gunnen;
3. de Politie te gebieden het gunningsvoornemen van 12 juni 2023 in te trekken en de Politie te verbieden daaraan uitvoering te geven;
4. de Politie te verbieden, indien en voor zover de Politie de opdracht nog wenst te gunnen, de opdracht te gunnen aan een ander dan [Inschrijver A];
subsidiair
5. de Politie te gebieden om de inschrijving van [Inschrijver B] [de voorzieningenrechter begrijpt: te controleren] door uitvoering van:
de door [Inschrijver A] uitgewerkte verificatiemethode zoals omschreven in randnummer 14 van haar brief d.d. 21 juni 2023 (productie 8), althans
door uitvoering van de benchmarkprocedure van de Politie zoals omschreven in artikel 3.9 van de concept overeenkomst (productie 4), althans
door uitvoering van verificatie met opvraging van bewijsmiddelen ten aanzien van de realiteit van de door [Inschrijver B] ingediende inkoopprijzen, en/of sprake is van een irreële, manipulatieve en/of abnormaal lage inschrijving, althans
door een door de Voorzieningenrechter vast te stellen verificatiemethode;
6. de Politie te gebieden [Inschrijver A] van de uitkomsten van de uitgevoerde verificatie conform het gevorderde sub 5. op de hoogte te stellen, met het stellen voor inschrijvers van een nieuwe Alcateltermijn om bezwaar te maken;
7. de Politie te gebieden om de door [Inschrijver A] in haar brief van 4 juli 2023 (productie 11) gestelde vragen in randnummer 37 te beantwoorden, met het stellen van een nieuwe (Alcatel-)termijn voor inschrijvers om bezwaar te maken en een verbod aan de Politie tot die tijd definitief te gunnen;
8. de Politie te gebieden de voorlopige gunningsbeslissing (alsnog) deugdelijk te motiveren met inachtneming van hetgeen de wet, de jurisprudentie en dit vonnis daarover voorschrijven, met het stellen van een nieuwe (Alcatel)termijn voor inschrijvers om bezwaar te maken en een verbod aan de Politie om tot die tijd definitief te gunnen;
in alle gevallen op straffe van een dwangsom en met veroordeling van de Politie in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2. [
Inschrijver A] legt aan de vordering het volgende ten grondslag.
[Inschrijver B] heeft ingeschreven met een substantieel lagere inschrijfprijs dan [Inschrijver A], zeker wanneer het vaste deel van de inschrijfprijs (LAO) buiten beschouwing wordt gelaten. Gelet op het substantiële prijsverschil van 24,6% op het variabele deel, de door de leveranciers gehanteerde vaste prijzen, de beperkte marges binnen de markt en de scherpe prijzen van [Inschrijver A] zelf, kan [Inschrijver A] niet anders concluderen dan dat [Inschrijver B] ofwel een fout heeft gemaakt in haar inschrijving ofwel een manipulatieve c.q. niet reële prijs heeft geboden om de opdracht te verkrijgen. Daarmee is de inschrijving van [Inschrijver B] abnormaal laag, hetgeen voor de Politie reden zou moeten zijn om zulks te verifiëren op zodanige wijze dat ook daadwerkelijk kan worden vastgesteld of door [Inschrijver B] is ingeschreven met reële prijzen en geen manipulatieve en abnormaal lage inschrijving is ingediend. Het voorgaande heeft de Politie in strijd met de bepalingen in de aanbestedingstukken en in strijd met recente jurisprudentie van het Europese Hof1 nagelaten, althans heeft zij [Inschrijver A] niet over de uitkomsten daarvan geïnformeerd. Zonder een dergelijk onderzoek kan de Politie niet rechtmatig overgaan tot gunning aan [Inschrijver B].
Daarnaast voldoet de gunningsbeslissing niet aan de op grond van artikel 2.121 ADV daaraan te stellen eisen, aangezien de Politie niet is ingegaan op de opbouw van de inschrijfprijs van [Inschrijver B], de inschrijfprijzen van de overige inschrijvers ontbreken en de kenmerken en relevante voordelen van [Inschrijver B] op de kwalitatieve criteria daarin niet zijn vermeld.
3.4. [
Inschrijver B] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [Inschrijver A], dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [Inschrijver A] en vordert om de Politie te veroordelen de gunningsbeslissing te handhaven en – voor zover de Politie de Opdracht nog wenst te vergeven – hieraan uitvoering te geven, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [Inschrijver A] in de kosten van de procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente.