Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBDHA:2023:154

Rechtbank Den Haag
11-01-2023
24-01-2023
SGR 20/6996
Omgevingsrecht
Eerste aanleg - enkelvoudig

einduitspraak - omgevingsvergunning kringloopwinkel. Verweerder heeft het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek hersteld. Het beroep is gegrond. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit worden in stand gelaten.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht

zaaknummer: SGR 20/6996


uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 januari 2023 in de zaak tussen


Belangenvereniging bedrijventerreinen ’t Heen en Klei-Oost, te Katwijk, eiseres

(gemachtigde: mr. T.E.M. Burghardt),

en

het college burgemeester en wethouders van Katwijk, verweerder

(gemachtigde: mr. E.J.M.J.J. Houben).

Als derde-partijen nemen aan het geding deel Stichting De Brug Kringloop te Katwijk en Versluisgroep B.V. te Sassenheim.

Inleiding

Voor een weergave van het procesverloop verwijst de rechtbank naar de tussenuitspraak van 14 september 2022. In deze tussenuitspraak heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld om het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen.

Verweerder heeft op 9 november 2022 een aanvullende motivering ingediend.

Op 9 december 2022 heeft eiseres een zienswijze ingediend. Derde-partijen hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om een zienswijze in te dienen.

De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek op 22 december 2022 gesloten.

Overwegingen

1. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort gezegd, overwogen dat verweerder in het bestreden besluit onvoldoende had onderbouwd dat de wegen op het bedrijventerrein, met name de Taanderstraat, de extra verkeersbewegingen kunnen verwerken die de kringloopwinkel genereert. Het was de rechtbank niet duidelijk a) wat de verkeerscapaciteit van het wegennet op het bedrijventerrein is, b) in hoeverre die capaciteit inmiddels al wordt benut, en c) of de resterende verkeerscapaciteit voldoende is voor de verkeersbewegingen van en naar de kringloopwinkel. De rechtbank heeft verweerder vervolgens de mogelijkheid geboden om dit gebrek te herstellen.

Standpunten van partijen

2. Naar aanleiding van de tussenuitspraak heeft verweerder een verkeerskundig onderzoek laten uitvoeren op bedrijventerrein ’t Heen. Van 4 oktober 2022 tot

3 november 2022 zijn verkeerstellingen uitgevoerd tussen de beoogde projectlocatie op de hoek Taanderstraat/Wagenmakerstraat en de beide gebiedsontsluitingswegen van en naar de N206 (de Ambachtsweg en de Lageweg). Verweerder heeft zich in de nadere motivering op het standpunt gesteld dat de verkeerscapaciteit van de Taanderstraat, de Heerenweg en de Mandenmakerstraat voldoende is om de toename van het aantal verkeersbewegingen dat de kringloopwinkel genereert te kunnen verwerken.

3. Eiseres stelt zich in haar zienswijze op het standpunt dat verweerder het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek onvoldoende heeft hersteld. Volgens eisers is het uitgevoerde verkeersonderzoek te beperkt en onvolledig. Eiseres voert aan dat het onderzoek ten onrechte niet uitgaat van de toegenomen capaciteit van de kringloopwinkel op de voorziene nieuwe locatie, dat in het onderzoek ten onrechte staat dat de Taanderstraat aan weerszijden parkeerstroken heeft, dat de tellingen niet zijn verricht op representatieve locaties en dat de tellingen niet zijn verricht in een representatieve periode.

Heeft verweerder het geconstateerde gebrek hersteld?

4. De rechtbank overweegt dat in de tussenuitspraak als eerste is overwogen dat onduidelijk is wat de verkeerscapaciteit is van het wegennet op het bedrijventerrein. Dit punt heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank in de nadere motivering hersteld. Verweerder heeft zich onder verwijzing naar het CROW op het standpunt gesteld dat de Taandersstraat, de Heerenweg en de Mandenmakerstraat (hierna: de toegangswegen) zijn aan te merken als erftoegangswegen. Voor deze wegen geldt een wegcapaciteit van 5.000 motorvoertuigen per etmaal. Eiseres heeft hiertegen ingebracht dat er ten onrechte vanuit is gegaan dat de Taanderweg aan weerszijde parkeerstroken heeft ter hoogte van de voorziene nieuwe locatie van de Kringloopwinkel. De rechtbank ziet in dit argument geen aanleiding om uit te gaan van een andere verkeerscapaciteit op de Taanderweg. In het verkeerskundig onderzoek staat dat de capaciteit van de weg niet alleen is gebaseerd op de parkeerstroken, maar ook op de breedte van de weg en de typering van de weg volgens het CROW. De Taanderweg heeft bovendien op het grootste deel wel degelijk parkeerstroken aan weerszijden, zodat dit in het verkeerskundig onderzoek bij het bepalen van de capaciteit van de weg kon worden betrokken.

4.1.

De rechtbank overweegt dat in de tussenuitspraak als tweede is overwogen dat onduidelijk is in hoeverre de verkeerscapaciteit inmiddels al wordt benut. Dit punt heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank in de nadere motivering ook hersteld. Uit het verkeersonderzoek blijkt dat op de Heerenweg 2.971 motorvoertuigen per etmaal zijn geteld. Op de Mandenmakerstraat zijn dit 2.278 motorvoertuigen per etmaal en op de Taanderstraat 752 motorvoertuigen per etmaal. Uitgaande van een verkeerscapaciteit van 5.000 motorvoertuigen per etmaal, levert dit een benutte verkeerscapaciteit op van 59% (Heerenweg), 46% (Mandenmakerstraat), en 15% (Taanderstraat).

4.1.2.

De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat de locaties van de verkeerstelling niet representatief zijn. De eerste tellocatie is aan het begin van de Heerenweg nabij de Ambachtsweg, de tweede tellocatie is op de Taanderstraat ter hoogte van de voorziene locatie van de kringloopwinkel en de derde tellocatie is op de Mandenmakerstraat nabij de Lageweg. Verweerder stelt zich terecht op het standpunt dat dit de meest logische routes zijn van en naar de voorziene nieuwe kringloopwinkel. De rechtbank volgt eiseres ook niet in haar stelling dat verweerder had moeten tellen op de kruising Taanderstraat/Heerenweg. Het verkeer op de kruising Taanderstraat/Heerenweg kan uit vier richtingen komen, namelijk vanaf (a) de kruising Ambachtsweg/Heerenweg, (b) de richting Taanderstraat/Wagenmakerstraat, (c), de kruising Heerenweg/Nijverheidsstraat en (d) de kruising Taanderstraat/Lageweg. De eerste tellocatie bevindt zich bij (a), de tweede tellocatie bevindt zich bij (b) en de derde tellocatie ligt op de route naar (c). Hooguit is het verkeer op de kruising Taanderstraat/Heerenweg dat komt en ook weer gaat via de kruising Taanderstraat/Lageweg (d) en mogelijk enkele verkeersbewegingen via binnendoorwegen niet in de tellingen meegenomen. De rechtbank ziet geen aanleiding voor de veronderstelling dat deze verkeerstromen zodanig groot zullen zijn dat verkeersintensiteit op de kruising Taanderstraat/Heerenweg significant groter is dan op de tellocaties. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de route via de kruising Taanderstraat/Lageweg dieper het bedrijventerrein ingaat en daarmee geen logische route is voor het verkeer van en naar de voorziene nieuwe locatie van de kringloopwinkel.

4.1.3.

De rechtbank volgt eiseres ook niet in haar stelling dat de periode (4 oktober 2022 tot 3 november 2022) waarbinnen de verkeerstellingen zijn gedaan niet representatief is. Eiseres wijst er in dat verband op dat het in de zomerperiode drukker is omdat veel mensen dan tuinafval naar de milieustraat brengen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder bij de verkeerstellingen niet hoefde uit te gaan van de drukste periode. Juist zo’n piekperiode geeft immers geen representatief beeld van het gemiddelde aantal verkeersbewegingen per etmaal. Daarbij geldt dat de toegangswegen nog een zodanig ruime restcapaciteit hebben dat ervan mag worden uitgegaan dat ook op drukkere dagen de verkeersbewegingen goed kunnen worden verwerkt.

4.2.

De rechtbank overweegt dat in de tussenuitspraak als laatste is overwogen dat onduidelijk is of de resterende verkeerscapaciteit voldoende is voor de verkeersbewegingen van en naar de kringloopwinkel. Dit punt heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank in de nadere motivering ook hersteld. De nieuwe kringloopwinkel genereert 438 verkeersbewegingen per etmaal. Anders dan eiseres betoogt, heeft verweerder daarmee rekening gehouden met de grotere capaciteit van de kringloopwinkel ten opzichte van de huidige situatie. Voor zover eiseres in haar zienswijze betwist dat de nieuwe kringloopwinkel een verkeersgeneratie heeft van 438 verkeersbewegingen per etmaal, overweegt de rechtbank dat in de tussenuitspraak op dit punt reeds een oordeel is gegeven (overwegingen 7.1 en 7.2). Het staat de rechtbank niet vrij om terug te komen van zonder voorbehoud gegeven oordelen in de tussenuitspraak. Dit is alleen anders in zeer uitzonderlijke gevallen.1 Daarvan is in dit geval geen sprake. Uitgaande van een toename van 438 verkeersbewegingen per etmaal, is de benutte capaciteit als volgt: 3409 verkeersbewegingen / 68% (Heerenweg), 2716 / 54% (Mandenmakerstraat), en 1190 / 24% (Taanderstraat). Verweerder stelt zich terecht op het standpunt dat dit betekent dat bij alle toegangswegen ruim onder de maximale verkeerscapaciteit wordt gebleven. Dit betekent dat verweerder met de aanvullende motivering voldoende heeft gemotiveerd dat de toegangswegen de extra verkeersbewegingen die de nieuwe kringloopwinkel zal genereren kunnen verwerken. Daarmee is het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek hersteld.

4.3.

De stelling van eiseres dat op dit moment al regelmatig opstoppingen en gevaarlijke situaties ontstaan op het bedrijventerrein leidt ten slotte niet tot een ander oordeel. Verweerder heeft zich met de nadere motivering op het standpunt heeft kunnen stellen dat de wegen op het bedrijventerrein in principe voldoende capaciteit hebben om het extra verkeer vanwege de kringloopwinkel goed te kunnen verwerken. Dit betekent niet dat helemaal is uitgesloten dat in de praktijk een opstopping of een gevaarlijke situatie ontstaat, dat is immers onvermijdelijk. Het kan ook gebeuren dat het personenverkeer richting de kringloopwinkel en het vrachtverkeer op het bedrijventerrein elkaar op sommige momenten in de weg zit. Ook dat is in de praktijk onvermijdelijk. Echter zal dit gelet op de voldoende verkeerscapaciteit van de toegangswegen niet zodanig zijn dat door verplaatsen van de kringloopwinkel geen sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

Conclusie en gevolgen

5. Gelet op het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek, is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Omdat verweerder in zijn reactie op de tussenuitspraak het gebrek heeft hersteld, laat de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand.

6. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden. Ook krijgt eiser een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2.5 punt op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus, en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 837,-) bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 2.092,50.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt het bestreden besluit;

- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 354,- aan eiseres te vergoeden;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.092,50.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. J.P. Brand, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 januari 2023.

griffier

rechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak en de tussenuitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

1 Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 21 oktober 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3222.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.