Overwegingen
1. In geschil is of verweerder de aanvraag om een omgevingsvergunning terecht heeft afgewezen op grond van strijd met de redelijke eisen van welstand (artikel 2.10 lid 1 aanhef en onder d van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, verder Wabo) en deze afwijzing in de heroverweging heeft kunnen handhaven.
2. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat verweerder het betreffende negatieve welstandsadvies niet aan het bestreden besluit ten grondslag heeft kunnen leggen, omdat dit advies de bouwmogelijkheden te zeer belemmert, en dit advies het gelijkheidsbeginsel schendt.
3. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het welstandsadvies zorgvuldig tot stand is gekomen en ook overigens begrijpelijk is. Het advies sluit de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet volledig uit. Nu voorts eiser ook geen eigen tegenrapport heeft overgelegd heeft verweerder van dit advies uit mogen gaan.
Het beroep op het gelijkheidsbeginsel gaat volgens verweerder niet op.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
5. Volgens het bestemmingsplan staan de bouwmogelijkheden ter plaatse een maximale bouwhoogte van 25 meter toe. Desgevraagd hebben partijen aangegeven dat de bestaande nok zich bevindt op ongeveer 10 meter hoogte. Het bestemmingsplan geeft voor het overige geen beperking aan de goothoogte dan wel het bouwvolume.
6. Het welstandsadvies luidt:
“De commissie kan niet instemmen met het voorstel.
Het bouwblok bestaat uit vier geschakelde panden van twee lagen met een zeer geprononceerde kap. De commissie is van mening dat deze kap de ensemblewaarde bepaalt. Een toevoeging aan dit blok moet een meerwaarde voor het hele ensemble zijn.
Door het nu voorgestelde plaatselijk optrekken van deze kap wordt die kap, en daarmee het ensemble, te zeer aangetast. De commissie kan zich een terras op dit dak voorstellen, volledig onzichtbaar te realiseren achter de bestaande schijnkap aan zowel voor- als achterzijde, òf een verlenging van de kap voor het gehele ensemble, waarmee weer een nieuw gevelbeeld kan ontstaan.”
7. De rechtbank heeft ter zitting de strekking van het welstandsadvies met partijen besproken. De rechtbank begrijpt uit de gedingstukken alsmede de toelichting van partijen dat het welstandsadvies met zich brengt dat vanuit welstandelijk oogpunt slechts een aanvraag kan worden gehonoreerd die ofwel een toevoeging over de gehele breedte van het bouwblok behelst, ofwel dat een vanaf de openbare weg niet zichtbaar dakterras boven de woning van eiser mogelijk is. Ter zitting is dit zijdens verweerder bevestigd.
8. De rechtbank is van oordeel dat daarmee het welstandsadvies de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt te zeer belemmert. De rechtbank overweegt in dat verband als volgt.
8.1
De rechtbank acht het onredelijk en zonder grondslag om van eiser te verlangen een aanvraag in te dienen waarbij tevens de woningen van zijn buren worden betrokken. Immers, de rechten die het bestemmingsplan biedt gelden voor eiser als individuele eigenaar van zijn woning. Daarbij geldt dat ook in concreto zijdens verweerder niet is bestreden dat, nu de buren gelet op vergevorderde leeftijd dan wel financiële beperkingen niet in staat zijn om met eiser een gezamenlijke dakopbouw te realiseren, het welstandsadvies voor eiser een onoverkomelijke belemmering vormt. Dat eiser, volgens verweerder, het overlijden van zijn buurman af zou kunnen wachten, dan wel een mogelijke aankoop op enig moment door buren met wie wel een gezamenlijke dakopbouw zou kunnen worden gerealiseerd acht de rechtbank niet aanvaardbaar.
8.2
De rechtbank acht de uitleg van het welstandsadvies dat, uitgaande van de woning van eiser, de bestaande kap dient te worden gerespecteerd en wel een dakterras zou kunnen worden gerealiseerd evenmin aanvaardbaar. Immers, niet alleen worden daarmee de zeer aanzienlijke mogelijkheden ten aanzien van de verhoging van de nokhoogte volledig teniet gedaan, maar tevens, zo is ter zitting zijdens verweerder bevestigd, de mogelijkheden tot aanpassing van de goothoogte en het bouwvolume.
8.3
Daarbij vraagt de rechtbank zich overigens af wat de welstandscommissie voor ogen staat met een dakterras ter plaatse. Er is reeds een plat dak dat, zoals ter zitting is bevestigd, desgewenst gebruikt zou kunnen worden als terras, zij het dat vanwege de (schijn-)kappen van 1,5 meter er geen vrij uitzicht is als men daar zou zitten. Kennelijk bedoelt de welstandscommissie dat eiser vanuit welstandelijk oogpunt vrij is om op het platte dak tussen de (schijn-)kappen een balustrade te plaatsen.
8.4
De rechtbank komt gelet op het voorgaande tot het oordeel dat verweerder het welstandsadvies niet aan zijn beslissing ten grondslag heeft mogen leggen. Het welstandsadvies leidt tot een onaanvaardbare belemmering van de verwezenlijking van de bouwmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt.1 Los van een dakterras met balustrade lijkt het advies zelfs iedere bouwmogelijkheid die het bestemmingsplan biedt uit te sluiten. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel laat de rechtbank dus onbesproken.
9. Het beroep is mitsdien gegrond. Het bestreden besluit wordt vernietigd. Verweerder zal met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing op het bezwaar moeten nemen.
10. Nu het beroep gegrond is, veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. De rechtbank ziet ook aanleiding om verweerder te veroordelen in de in bezwaar gemaakte kosten, omdat de nieuwe beslissing op het bezwaar een herroeping van het primaire besluit met zich mee zal moeten brengen. De (proces)kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.868,- (1 punt voor het indienen van een bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen op een hoorzitting, met een waarde per punt van € 597,-, 1 punt voor het indienen van een beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,-, alles bij een wegingsfactor 1).
11. De rechtbank draagt verweerder op om het door eiser betaalde griffierecht te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.G. Meeder, rechter, op 2 februari 2023 in aanwezigheid van mr. M. Klaus, griffier.
Afschrift verzonden aan partijen op: