Overwegingen
1. In beroep is in geschil de handhaving van het primaire besluit van verweerder tot oplegging aan eiseres van een preventieve last onder dwangsom ingevolge artikel 5:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2. Verweerder heeft aan zijn besluit ten grondslag gelegd dat uit onderzoek ter plaatse, - observatie, navraag bij eiseres en haar echtgenoot - is gebleken dat een overtreding van het bestemmingsplan klaarblijkelijk dreigt, te weten het gebruik van de garage van eiseres gelegen aan de Quarles van Uffordstraat 83 te Noordwijk voor zelfstandige bewoning. Concreet zicht op legalisatie bestaat niet. Handhaving is niet onevenredig noch in strijd met het gelijkheidsbeginsel, aldus verweerder.
3. Eiseres heeft in beroep betwist dat sprake is van een klaarblijkelijke dreiging van een overtreding en voorts betoogd dat onvoldoende is bezien in hoeverre legalisatie mogelijk is, zodat handhaving onevenredig is.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
5. De rechtbank stelt vast dat niet bestreden is dat ingevolge de bepalingen van het ter plaatse geldende bestemmingsplan ‘Noordwijk aan Zee’ op de locatie van de garage de bestemming ‘wonen’ rust, en op die locatie geen sprake is van een bouwvlak, en tevens geldt dat het ingevolge artikel 13.4 onder f van het bestemmingsplan niet is toegestaan om vrijstaande bijgebouwen gelegen buiten een bouwvlak voor zelfstandige bewoning te gebruiken. De rechtbank ziet overigens geen aanleiding voor een ander standpunt.
6. De rechtbank stelt voorts vast dat niet bestreden is dat de garage van eiseres is ingericht voor mogelijk woongebruik, in die zin dat de garage beschikt over sanitaire voorzieningen, een keuken, een brievenbus en een huisnummer-aanduiding.
7. De rechtbank begrijpt de primair beroepsgrond van eiseres zo dat zij erkent dat alle benodigdheden voor zelfstandige bewoning in de garage aanwezig zijn, maar dat dit nog niet betekent dat de garage klaarblijkelijk dreigt te worden bewoond, laat staan dat deze thans bewoond is.
8. De rechtbank volgt eiseres in haar primaire beroepsgrond niet. De rechtbank wijst er daarbij op dat de last onder dwangsom expliciet een preventief karakter heeft. De rechtbank komt tot het oordeel dat gelet op de verbouwingswerkzaamheden die eiseres heeft laten uitvoeren met als resultaat een kennelijk volledig ingericht woonverblijf verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft gesteld dat bij gebreke van een preventief ingrijpen eiseres over zou zijn gegaan op gebruik van de garage conform de door haar gerealiseerde inrichting. Immers, niet valt in te zien waarom eiseres al deze moeite zou hebben gedaan als dat niet was met het oog op daadwerkelijke ingebruikneming. Een verklaring van eiseres op dit punt ontbreekt. Met andere woorden, de rechtbank acht de dreiging van een overtreding, te weten het gebruik als zelfstandige woonruimte wel degelijk klaarblijkelijk.
9. Gelet op het voorgaande was verweerder bevoegd en in beginsel verplicht tot handhaving, waaronder het opleggen van de onderhavige last onder dwangsom.
10. De rechtbank overweegt ten aanzien van de tweede beroepsgrond van eiseres, te weten dat de mogelijkheden tot legalisatie onvoldoende zijn onderzocht, als volgt. Eiseres heeft in dit verband erop gewezen dat ‘zomerhuisjes’ in Noordwijk volstrekt normaal zijn. De rechtbank begrijpt dit als een beroep op het gelijkheidsbeginsel. De rechtbank wijst dit beroep af. Immers, eiseres heeft nagelaten om in beroep te onderbouwen dat sprake is van in dezen vergelijkbare gevallen. Dit klemt te meer nu verweerder in de bezwaarfase reeds een zestal door eiseres aangedragen gevallen heeft beoordeeld en verweerder, onbestreden, tot de conclusie is gekomen dat dit geen vergelijkbare gevallen betreft.
11. De rechtbank overweegt dat eiseres haar tweede beroepsgrond ter zake van de mogelijkheden tot legalisatie verder niet nader heeft geconcretiseerd. Dat eiseres de mogelijkheid hiertoe ter zitting voorbij heeft laten gaan, laat de rechtbank voor rekening van eiseres. De rechtbank ziet zonder nadere aanduiding zijdens eiseres wat er schort aan het legalisatieonderzoek geen aanknopingspunten het beroep van eiseres ter zake te honoreren.
12. Desgevraagd heeft verweerder toegelicht dat voorzover eiseres erop doelt dat het vooroverleg na een verzoek van 19 november 2020 om een legalisatieonderzoek onvoldoende is geweest, verweerder het overleg wel degelijk heeft afgerond met een schriftelijke weergave van het (negatieve) standpunt ten aanzien van de mogelijkheden voor eiseres. De rechtbank ziet ook hierin geen grond om het beroep van eiseres ter zake te honoreren.
13. De rechtbank oordeelt ten slotte dat niet is gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan het handhavingsbesluit als onevenredig zou moeten worden aangemerkt.
14. De beroepsgronden kunnen derhalve niet tot vernietiging van het bestreden besluit voeren. Het beroep is ongegrond.
15. Geen aanleiding bestaat voor een (proces-)kostenvergoeding.