Procesverloop
Bij besluit van 25 mei 2021 heeft verweerder aan vergunninghouder een vergunning verleend als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid van de Wnb1 ten behoeve van het tijdelijk openstellen van de vuurtoren gelegen aan de Groenedijk 62 te Ouddorp.
Eisers hebben tegen dit besluit beroep ingesteld en het beroepschrift aangevuld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 31 maart 2023 op zitting behandeld. Eisers hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Derde-partij heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde
In de tussenuitspraak van 6 juni 2023 (de tussenuitspraak) heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken na verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van wat in de tussenuitspraak is overwogen, het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen.
Verweerder heeft in reactie op de tussenuitspraak op 3 juli 2023 een herstelbesluit genomen.
Eisers hebben hier schriftelijk op gereageerd en verzocht om schadevergoeding in verband met overschrijding van de redelijke termijn.
De vergunninghouder heeft een schriftelijke reactie ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.
Overwegingen
1. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen. Het staat de rechtbank niet vrij om terug te komen van zonder voorbehoud gegeven oordelen in de tussenuitspraak. Dit is alleen anders in zeer uitzonderlijke gevallen. De rechtbank verwijst hiervoor naar uitspraken van de Afdeling.2
2. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort gezegd, overwogen dat in de voorschriften die aan de vergunning zijn verbonden, geen beperking van de openstelling van de vuurtoren is opgenomen, zodat de verleende vergunning op dit punt onduidelijk is. De verwijzing naar de openingsperiode in de aanvraag, spoort niet met het ook door verweerder blijkens het memo van 5 mei 2021 gehanteerde uitgangspunt dat de vuurtoren maximaal 6 maanden per jaar open is en de door vergunninghouder genoemde periode van 1 april tot en met 1 november. Dat het niet uitmaakt welke dag of maand het betreft omdat het om maximaal zes maanden per jaar gaat, volgt de rechtbank niet. Daarmee blijft immers onduidelijk welke maanden van het jaar het precies betreft. Verweerder noch de derde-partij heeft hier ter zitting een duidelijk antwoord op kunnen geven. Dit betekent dat de vergunning op dit punt niet zorgvuldig tot stand is gekomen en ondeugdelijk is gemotiveerd. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld het gebrek te herstellen hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit.
3. In het herstelbesluit van 3 juli 2023 heeft verweerder het bestreden besluit gewijzigd door toevoeging van een nieuw voorschrift dat luidt;
6. De vuurtoren mag jaarlijks uitsluitend geopend zijn van 27 april tot en met 26 oktober gedurende de tijden 10:00 uur tot 16:00 uur.
De openingstijden moeten op adequate wijze bekend gemaakt zijn bij de toegangsweg naar de vuurtoren en op digitale media waaronder in ieder geval: [website 1] en [website 2] en op de daarvoor ingerichte Facebookpagina.
Verweerder heeft het bestreden besluit voor het overige in stand gelaten.
4.1
Eisers voeren in de zienswijze aan dat in de aan het bestreden besluit toegevoegde voorwaarde 6 niet is opgenomen dat de openingsdagen woensdag en zaterdag zijn. Het voorschrift had volgens hen moeten luiden dat de vuurtoren jaarlijks uitsluitend geopend mag zijn van 27 april tot en met 26 oktober op woensdag en zaterdag gedurende de tijden 10:00 uur tot 16:00 uur. Eisers betogen dat het herstelbesluit daarom vernietigd moet worden.
4.2
Eisers verzoeken de rechtbank ook om een vergoeding voor immateriële schade wegens de lange duur van de procedure. Zij wijzen erop dat zij het beroepschrift op 14 juni 2021 bij de rechtbank hebben ingediend en dat inmiddels meer dan twee jaren zijn verstreken.
Oordeel van de rechtbank
5. Zoals de rechtbank in de tussenuitspraak heeft vastgesteld, maakt de aanvraag volgens het bestreden besluit deel uit van de vergunning. In het als bijlage bij de aanvraag gevoegde projectplan3 staat onder het kopje ‘Openingstijden seizoen 2019’ dat de vuurtoren vanaf 17 april tot 21 december 2019 elke woensdag en zaterdag geopend is van 10:00 uur tot 16:00 uur. De rechtbank is van oordeel dat hiermee, in samenhang gelezen met het door verweerder aan de vergunning toegevoegde voorschrift 6, de openingsperiode, -dagen en tijden van de vuurtoren voldoende duidelijk zijn vastgelegd. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding het herstelbesluit te vernietigen.
Verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
6.1
Eisers hebben verzocht om schadevergoeding door overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM.4
6.2
In procedures als deze waarin het besluit is voorbereid met de uniforme openbare voorbereidingsprocedure, mag de behandeling van het beroep ten hoogste twee jaar duren.5 De redelijke termijn start op het moment dat beroep is ingesteld tegen het besluit. In beginsel is de schadevergoeding dan € 500,- per half jaar of gedeelte daarvan waarmee de redelijke termijn is overschreden.
6.3
Het beroep is ingediend op 14 juni 2021. Omdat de rechtbank meer dan twee jaar later einduitspraak heeft gedaan, kent de rechtbank aan eisers schadevergoeding toe. De rechtbank zal de Staat der Nederlanden daarom veroordelen tot een vergoeding van € 500,-.
6.4
Omdat het bedrag onder de € 5.000,00 blijft, geeft de rechtbank uitvoering aan de Beleidsregel van de Minister van Veiligheid en Justitie van 8 juli 2014 (Staatscourant 2014, 20210) en ziet de rechtbank geen aanleiding om de Staat in het geding te betrekken.
7.1
Gelet op het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek, is het beroep gegrond. Het beroep voor zover dat over de terinzagelegging en de Ecologische toets gaat, slaagt niet. Ook wat eisers overigens over de aan de vergunning verbonden voorschriften (1 tot en met 5) naar voren hebben gebracht kan niet slagen. Voor de motivering hiervan verwijst de rechtbank naar de tussenuitspraak.
7.2
De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, voor zover daarbij in de voorschriften die aan de vergunning zijn verbonden geen beperking van de openstelling van de vuurtoren is opgenomen. Omdat verweerder in zijn reactie op de tussenuitspraak het gebrek heeft hersteld, laat de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit, voor zover dat wordt vernietigd, in stand.
8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoeden.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Gemachtigde is weliswaar werkzaam voor IMSIM Advies, maar het beroep is mede namens hemzelf ingesteld, zodat hij in dit geval geen derde, als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht is. De geclaimde kosten gemaakt voor het als gemachtigde verrichten van werkzaamheden ten behoeve van het beroep komen daarom niet voor vergoeding in aanmerking. Wat betreft de kosten voor de rapportage verkeerssituatie Groenedijk Ouddorp van 10 november 2021 van Trajan is de rechtbank van oordeel dat ook deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen. Eisers hebben dit rapport overgelegd ter onderbouwing van hun beroepsgrond over de Ecologische toets, maar de rechtbank is na een inhoudelijke bespreking in de tussenuitspraak tot de slotsom gekomen dat die beroepsgrond niet slaagt, zodat de kosten in verband met dit rapport niet voor vergoeding in aanmerking komen.6
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit, voor zover daarbij in de voorschriften die aan de vergunning zijn verbonden geen beperking van de openstelling van de vuurtoren is opgenomen;
- laat het bestreden besluit voor het overige geheel in stand;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit in stand blijven;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181,- aan eisers te vergoeden;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van € 500,- aan schadevergoeding aan eisers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Lemmen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 oktober 2023.
de griffier is verhinderd te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: