uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 oktober 2023 in de zaken tussen
[eiser] en [eiseres], v-nummers: [nummer 1] en [nummer 2] , eisers
(gemachtigde: mr. J.E. Groenenberg),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
(gemachtigde: mr.. M.K. Diender).
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen de bestreden besluiten van 3 oktober 2023, waarin de staatssecretaris aan eisers de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) heeft opgelegd. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
1.1.
De rechtbank heeft de beroepen op 17 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de eisers, de gemachtigde van eisers, via een beeldverbinding, en de gemachtigde van de staatssecretaris.
1.2.
De rechtbank heeft op 18 oktober 2023 het onderzoek heropend en de staatssecretaris om nadere informatie verzocht. De staatssecretaris heeft die informatie verstrekt en eisers hebben hierop gereageerd. De rechtbank heeft het onderzoek op 24 oktober 2023 gesloten en bepaald dat de zaak niet opnieuw op een nadere zitting wordt behandeld.1
Beoordeling door de rechtbank
2. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris eisers in bewaring mocht stellen. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
3. De beroepen zijn gegrond. De maatregelen van bewaring zijn niet rechtmatig tot stand gekomen en moeten daarom worden opgeheven. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.
Heeft de staatssecretaris de maatregelen van bewaring rechtsgeldig ondertekend?
4. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris de M109 formulieren tweemaal in het digitale dossier heeft geüpload. Onder de maatregel staat als ondertekening ‘ [naam] Bevoegd Ambtenaar, Dienst Terugkeer en Vertrek’. De staatssecretaris heeft gesteld dat dit een geautomatiseerde handtekening betreft en dat deze rechtsgeldig is. Ter onderbouwing heeft de staatssecretaris een tweetal screenshots overgelegd.
4.1.
Eisers voeren aan dat de maatregelen van bewaring (M109 formulieren) niet rechtsgeldig zijn ondertekend. Eisers betogen dat de bestreden maatregel geen melding maakt van een elektronische handtekening. De staatssecretaris heeft, volgens eisers, gekozen voor een wijze van elektronisch ondertekenen die de rechtbank niet kan controleren. Dit komt voor rekening van de staatssecretaris. De screenshots die de staatssecretaris heeft overgelegd onderbouwen niet de rechtsgeldigheid van de handtekeningen onderaan de maatregelen. De (elektronische) handtekeningen moeten juist door de rechtbank gecontroleerd kunnen worden. Daar komt bij dat de naam zoals genoemd bij één van de screenshots niet overeenkomt met die van eiser.
4.2.
De rechtbank heeft de door de staatssecretaris aan het digitale dossier toegevoegde maatregelen van bewaring geopend via de PDF-viewer buiten het digitaal dossier (Adobe Acrobat). Bij de verificatie van de handtekeningen verschijnt de melding: “Fout tijdens de verificatie van de handtekening. Handtekening bevat onjuiste, onherkenbare, beschadigde of verdachte gegevens.” Dezelfde melding verschijnt ook bij het verifiëren van de handtekeningen van de opnieuw geüploade maatregelen.
4.3.
Dit betekent dat de beroepsgrond slaagt. De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 5.3 van het Vreemdelingenbesluit 2000 een rechtsgeldige maatregel van bewaring pas tot stand komt als deze is gedagtekend, ondertekend en met reden is omkleed. De handtekening onder de maatregel van bewaring is bedoeld om te verzekeren en controleerbaar te maken dat het besluit daadwerkelijk wordt opgelegd door de (bevoegde) ambtenaar die onder de maatregel is vermeld. De elektronische handtekeningen in de maatregelen van eisers zijn, door de melding genoemd in overweging 4.2, niet verifieerbaar.2 Hierdoor is onvoldoende verzekerd dat deze is opgelegd door de bevoegde ambtenaar. De rechtbank heeft de staatssecretaris een nadere termijn gegeven om aan te tonen dat de maatregelen rechtsgeldig zijn ondertekend. De staatssecretaris is daarin niet geslaagd. De screenshots die de staatssecretaris heeft overgelegd van de meldingen die hij ziet op zijn PDF-viewer, doen niet af aan het feit dat de rechtbank de handtekeningen op de maatregelen niet kan verifiëren. Ten overvloede daarvan merkt de rechtbank op dat uit de screenshots niet blijkt bij welke besluiten deze horen.
Conclusie en gevolgen
5. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. De maatregelen van bewaring waren vanaf 3 oktober 2023 onrechtmatig. De rechtbank beveelt de onmiddellijke opheffing van de bewaring met ingang van 24 oktober 2023.
5.1.
Op grond van artikel 106 van de Vw 2000 kan de rechtbank indien zij de opheffing van de maatregel van bewaring beveelt aan eisers een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen. De rechtbank acht gronden aanwezig om een schadevergoeding toe te kennen voor 22 dagen onrechtmatige (tenuitvoerlegging van de) vrijheidsontnemende maatregel van 22 x € 100,- (verblijf detentiecentrum) = € 2.200,- per eiser.
5.2.
Omdat de beroepen gegrond zijn krijgen eisers ook een vergoeding voor zijn proceskosten. De staatssecretaris moet deze betalen. De rechtbank merkt de beroepen
aan als samenhangende zaken.3 De vergoeding bedraagt daarom € 1.674,- omdat de gemachtigde van eisers beroepschriften heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
Beslissing
De rechtbank: - verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de bestreden besluiten;
- beveelt de opheffing van de maatregelen van bewaring met ingang van 24 oktober 2023;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van een schadevergoeding aan eisers tot een bedrag van € 4.400,--, te betalen door de griffier en beveelt de tenuitvoerlegging van deze schadevergoeding;
- veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.S. Gaastra, rechter, in aanwezigheid van mr. N. El Amrani, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.
1 Artikel 94, eerste lid van de Vreemdelingenwet 2000 en artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht maken dit mogelijk.