2.13.
Op 1 december 2021 heeft de rechter-commissaris van deze rechtbank op verzoek van [verzoeker] een voorlopig getuigenverhoor gehouden. Volgens het proces-verbaal hebben de verschillende getuigen – voor zover hier relevant – als volgt verklaard:
( i) [verzoeker] heeft als getuige verklaard:
“2. Ik herinner mij het ongeval op de Vreeswijkstraat nog goed. Ik stond stil bij het stoplicht en toen ik optrok werd ik opeens afgesneden door een auto. Ik kwam er tegenaan, werd gelanceerd met mijn motor en kwam op de grond terecht.
3. Ik trok normaal op met mijn motor. Dat gaat wel wat sneller dan als een auto optrekt en het maakt een takkeherrie, omdat mijn motor geen demper heeft. Het is een sportmotor en dan maakt het ook als ik niet hard rijd veel lawaai.
4. Ik heb niet te hard gereden. Ik trok op tot 50 want ik rijd daar dagelijks en ik weet dat er vaak politie staat en wordt geflitst. Tussen het stoplicht en de plek van het ongeval zit zo’n 50 meter, het was bij de eerstvolgende zijstraat. Ik kon vrij optrekken en goed de weg voor mij zien. Er reed niemand voor mij op dat moment. Ik zag de auto van de tegenpartij bij de middenberm rijden en hij reed gewoon door. Ik heb geprobeerd die auto te ontwijken, ik weet niet of ik geremd heb. Er zijn daar twee rijstroken in de richting waarin ik reed. Ik weet niet meer of ik op de rechterrijstrook reed. Ik herinner mij wel dat ik naar links uitweek.
5. Ik ben niet omhoog gekomen met de voorkant van mijn motor voordat ik de auto raakte. Ik maakte geen ‘wheelie’. Ik maak nooit ‘wheelies’, dat is mij te gevaarlijk. Ik ben een ervaren motorrijder. Ik heb ook wel op het circuit gereden en ik ken mijn motor goed.”
( ii) Verzekerde heeft als getuige verklaard:
1. Ik kan mij het ongeval nog goed herinneren. (…).
2. (…). Ik reed over de Vreeswijkstraat en wilde links afslaan. Ik heb goed gekeken of er iets aan kwam en ik ben overgestoken. Ik kan mij herinneren dat ik goed gekeken heb en dat ik niks zag omdat ik dat beeld nog voor mij heb. Ik reed langzaam in de middenberm. Ik stond niet stil maar ik reed daar langzaam genoeg om het goed te kunnen zien. Ik schat met 10 á 15 kilometer per uur.
(…).
5. Toen de motor mijn auto raakte, stonden de voorwielen van mijn auto net op de stoep waar je overheen moet om de zijstraat in te rijden. Wat er na de klap precies is gebeurd, weet ik niet meer. Het is voor mij wat vaag. Ik was enorm geschrokken. Ik ben een stukje doorgereden met de auto, want anders kon er niemand meer door. Maar hoe dat precies is gegaan, weet ik niet meer.
1. Het klopt dat er is gezegd dat mijn rijbewijs niet geldig was op de dag van het ongeval. (…). Het was voor mij niet duidelijk dat mijn rijbewijs niet geldig was. Dat hoorde ik de dag van het ongeval van de politie. Het is mij eigenlijk nog steeds niet duidelijk hoe dat nu zat destijds.
(…).
3. (…). U vraagt of mijn zicht op het tegemoetkomend verkeer daardoor werd belemmerd. Niet persé. Het was duidelijk. Ik kan mij herinneren dat ik goed heb gekeken, maar ik geloof dat het zicht wel iets werd belemmerd.
4. U houdt mij een deel uit mijn verklaring bij de politie voor. Naar aanleiding daarvan vraagt u waar de achterkant van mijn auto was op het moment van de aanrijding. Ik denk niet op de linkerrijstrook. Ik stond met mijn wielen op de stoep en dan zal de achterkant van mijn auto op de rechterrijstrook hebben gestaan. Ik weet niet op welke rijstrook de motorrijder kwam aanrijden.
1. (…).
2. U toont mij fotoblad 12 van de politie, op pagina 70 van het proces-verbaal van de politie en u vraagt mij of de auto zo stond op het moment van het ongeval. Dat weet ik niet. Ik herinner mij alleen dat de voorwielen op de stoep stonden.
3. (…).
( iii) De heer [getuige 4] (omstander) heeft als getuige verklaard:
1. Ik herinner mij het ongeval op de Vreeswijksestraat nog goed. (…) en reed met mijn vrouw in de auto. Zij lette niet op het verkeer dus ze heeft het ongeval niet zien gebeuren. (…). Ongeveer drie auto’s voor mij reed een BMW op de linkerrijstrook. Die BMW sloeg af en binnen ‘no time’ zag ik de motorrijder erop klappen en door de lucht gaan.
2. Toen de BMW naar links ging reed ik aan de rechterkant om rechts rechtdoor te rijden. Ik ging hem in feite inhalen en ik reed nog ongeveer één auto achter hem toen het ongeval gebeurde. Ik zag aan de andere kant van de weg vlak voor de klap de motorrijder en daarachter andere auto’s en ik hoorde hard remmen en een hard motorgeluid. Terwijl de motor de lucht in ging hoorde ik dat motorgeluid. (…). Ik heb die motorrijder niet echt zien komen aanrijden, maar volgens mij reed hij normaal. Daarmee bedoel ik normaal ten opzichte van het andere verkeer op die weghelft.
3. (…).
4. Ik ben meteen naar de motorrijder toegegaan en ik heb met mijn riem zijn arm afgebonden. Van de mensen van de ambulance die er later bijkwamen heb ik gehoord dat ik daarmee zijn leven heb gered. Ik heb [verzoeker] daarna nog een keer in het ziekenhuis opgezocht en we hebben wel eens contact via Instagram, maar dat ging nooit over deze zaak. (…).
1. Ik weet niet meer waar de BMW precies stond op het moment van het ongeval. Ik weet ook niet of de BMW voor het afslaan knipperlichten aan had.
(…).
1. U vraagt mij wat ik bedoel met het te ver doorrijden van auto’s die daar links afslaan. Er zijn daar twee rijbanen met een middenberm ertussen. Die middenberm is niet zo breed. Die is smaller dan de lengte van een auto. Daardoor rijden auto’s of al iets op de weg van de tegenliggers als ze links afslaan of ze staan nog met hun achterkant op de linkerrijstrook. Omdat het daar krap is kiezen bestuurders dan vaak om toch door te rijden en over te steken. (…).
( iv) De heer [getuige 2] (omstander) heeft als getuige verklaard:
4. Ik reed op de linkerrijstrook. Voor mij reed een donkere auto die ook linksaf wilde. (…). Die auto voor mij stopte op het middenstuk tussen de rijbanen en ik een stukje achter hem. Even later stond de donkere auto dwars op de andere weghelft en ik stuurde het middenstuk naar links in. Ik denk dat de auto voor mij met zijn wielen bij de stoeprand was, of bijna. Maar volgens mij nog niet erop. Toen de donkere auto dwars op de andere weghelft stond zag ik van rechts een motorrijder op ongeveer 10 á 15 meter schat ik. Ik vind die afstand moeilijk in te schatten. Ik zei: ‘dat gaat niet goed’. Ik zag dat de motorrijder op zijn achterwiel reed en ik hoorde een hoop herrie. Het volgende moment vlogen de brokstukken door de lucht. Ik probeerde de ramen van mijn auto nog te sluiten, maar dat lukte niet. De klap was heel dichtbij en er kwam zelfs glas in onze auto.
5. Ik heb de motorrijder niet omhoog zien gaan. Ik herinner mij alleen dat ik hem op zijn achterwiel zag rijden vlak voor het ongeval. Het ging in een flits. Ik denk dat hij rijdend op zijn achterwiel tegen die auto is aangekomen. Dat laatste weet ik vrij zeker. Ik weet alleen niet of hij, toen ik hem voor het eerst zag, al op zijn achterwiel reed. De laatste meters reed hij in ieder geval op zijn achterwiel.
6. (…).
7. (…). Ik kan de snelheid van de motorrijder niet goed inschatten, maar voor mijn gevoel reed hij te hard omdat ik hem opeens zag, en zag dat het misging. De donkere auto voor mij reed met een normale snelheid die andere weghelft op. (…).
( v) Mevrouw [getuige 1] (omstander) heeft als getuige verklaard:
2. (…). (…). Ik wilde wegrijden en ik keek in mijn zijspiegel. (…). Het verkeer trok op en ik hoorde dat het gas enorm werd opengetrokken en de motorrijder passeerde mij. Ik schrok ervan en dacht instinctief: ‘wat een mongool’, zo heb ik het ook bij de politie verklaard. Het andere verkeer was nog verder achter mij, op dat moment reed daar alleen de motor. Ik denk dat hij met hoge snelheid reed. Ik kan niet inschatten hoe hard, maar voor mijn gevoel was het te hard en daarom had ik ook die schrikreactie. Ik ken de situatie daar goed en ik weet dat je daar goed moet letten op het verkeer vanwege de zijstraten. (…). Nadat hij mij passeerde zag ik hem een ‘wheelie’ maken en terwijl hij dat deed zag ik een BMW-stationwagen uit de zijstraat komen. Het ging in een flits, en ik besefte dat het niet goed ging aflopen. Binnen een paar seconden schampte de motor de achterkant van de auto en vloog de motorrijder door de lucht.
2. (…). Ik heb hem met zijn voorwiel omhoog zien gaan nadat hij mij passeerde. Ik herinner mij ook dat ik hem later zag zwabberen met zijn stuur. Ik denk om de auto te ontwijken. Ik kan mij niet herinneren dat ik het voorwiel weer naar beneden heb zien gaan, maar ik weet dat niet meer precies. Het ging allemaal heel snel.
(…).
6. (...). (...). Het enige waar ik nog over twijfel is of ik de motorrijder al in de spiegel een ‘wheelie’ zag maken, of pas nadat hij langsreed.
2.14.
Op 31 maart 2022 heeft de rechter-commissaris van deze rechtbank het voorlopig getuigenverhoor van 1 december 2021 voortgezet. Daarbij zijn nog twee omstanders gehoord. Volgens het proces-verbaal hebben deze getuigen - voor zover hier relevant - als volgt verklaard:
( i) De heer [getuige 5] (omstander) heeft als getuige verklaard:
3. (…). (…). Ik herinner mij dat bij het stoplicht een stukje voor mij en de andere auto’s een motor stond en vervolgens vlot optrok. De auto’s, ikzelf en de auto rechts van mij, trokken wat langzamer op en er ontstond een afstand van ongeveer 70 meter tussen ons en de motor. Dat is een schatting. Ik vind het heel lastig om dat precies in meters te zeggen. Ik kon de motor nog goed zien. Er zat geen verkeer tussen. Wij reden ongeveer 50 kilometer per uur en de motor reed iets harder. Ik schat ongeveer 55 á 60 kilometer per uur.
3. (…). (…).
3. (…). Ik zag de motorfiets twee keer op en neer gaan. De voorkant ging wat omhoog, en toen weer omlaag en de motor raakte wat uit balans. Ik weet niet of het voorwiel los is gekomen van de weg. Ik kon dat niet zien want ik reed achter hem.
3. (…). (…).
3. (…). Vlak voordat de motor de BMW raakte ging de voorkant van de motor weer wat omhoog, hij raakte de balans kwijt en hij sloeg op de achterkant van de BMW ter hoogte van het achterwiel.
3. (…). (…).
3. (…). (…).
3. (…). Het was een sportieve motor. Dat soort motoren geeft flink lawaai als je gas geeft en dat was bij deze motor ook zo. Ook als je niet hard rijdt. Ik vond het niet opvallend veel geluid maar ik had mijn raam ook dicht. Toen hij optrok bij het stoplicht hoorde je wel echt dat hij gas gaf (…).”
( ii) Mevrouw [getuige 3] (omstander) heeft als getuige verklaard:
4. (…). (…).Toen wij daar stonden en de auto voor ons nog stil stond en al wat was ingedraaid om de bocht te maken, hoorde ik een hard motorgeluid. Het geluid kwam dichterbij en mijn man zei: ‘dit gaat niet goed’. Ik heb de motor voor het eerst gezien vlak voor de klap tegen die donkere auto voor ons aan. De motor stond recht omhoog. Hij maakte een ‘wheelie’ en zijn voorwiel kwam boven de donkere auto uit. Ik heb de motor niet omhoog zien komen. Ik heb dat beeld nog helemaal voor mij. Meteen daarna raakte het midden van de motor de achterkant van die donkere auto en de motorrijder vloog met dezelfde vaart door de lucht. (…).
4. (…). De donkere auto voor ons stond stil in de richting van de zijstraat maar nog niet in de middenberm. (…).
4. (…). (…). Ik heb de auto voor ons niet zien remmen. Hij reed eigenlijk vrij langzaam en stak rustig de Vreeswijkstraat over. Hij reed niet zoals iemand die nog snel voor verkeer langs wil schieten. (…).
2.18.
Partijen zijn in de gelegenheid gesteld vragen te stellen en opmerkingen te maken naar aanleiding van het conceptrapport. Zij hebben dat ook gedaan. Op 8 september 2022 heeft [C] daarop gereageerd als volgt, voor zover hier relevant:
Beantwoorden vragen mr. Ü. Arslan (mail 28 Juni 2022)
In 4.6.1 van uw rapport begrijpen wij twee zinnen niet. (…).
Klopt het dat u hier aangeeft dat het technisch niet te bewijzen is dat door de motorrijder een hogere snelheid is gereden dan 70 km/h? Kunt u dit onderdeel in uw analyse nader toelichten? Ook met betrekking tot de snelheid van 95 km/h constateert u het bovenstaande. Als een hogere snelheid dan 70 km/h technisch gezien niet te bewijzen is, hoe komt u dan tot de constatering dat er ook met 95 km/h gereden zou kunnen zijn door de motorrijder?
Antwoord vraag 4:
Onderscheid wordt gemaakt tussen de toenaderingssnelheid snelheid voor de botsing) en de botssnelheid. In mijn rapport heb ik willen aangeven dat ik door het ontbreken van sporen op het wegdek niet kan bewijzen of de motorrijder voor de botsing nog heeft geremd. Hierdoor kom ik tot de conclusie dat ik dus technisch niet kan bewijzen dat de toenaderingssnelheid voor de botsing hoger is geweest dan de botssnelheid tussen 70 en 95 km/h.
(…). Wat bedoelt u met uw constatering dat het ongeval voor de bestuurder van de motorfiets wel in tijd, maar niet in afstand te vermijden was geweest? (…).
In de Bijlage A28 is in oranje gestippeld de vermijdbaarheidsanalyse weergegeven. Deze gaat van het mogelijke reactiepunt (…) uit. Zou de bestuurder van de motorfiets op dit punt een snelheid van 50 km/h (maximum snelheid) hebben gereden in plaats van 70 km/h en na 1 s reactietijd zijn motorfiets hebben afgeremd (…) zou hij ongeveer 0,5 s later op de botsplaats zijn aangekomen, de snelheid bedroeg daarbij nog 37 km/h. In deze 0,5 zou de auto (…) ca. 2,8 m verder zijn gereden (…). De situatie zou dan zo zijn zoals in de bijlage B 7 weergegeven. Dit betekent dat het ongeval in tijd voor de motorfiets bestuurder te vermijden is geweest. In afstand niet want dit betekent dat de motorfiets voor de botsplaats tot stilstand moet komen, dit is niet het geval: de snelheid bedroeg nog ca. 37 km/h, bijlage A 28.