RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 maart 2023 in de zaak tussen
[eiseres], uit [woonplaats], eiseres
(gemachtigde: mr. M.L. Santokhi),
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder
(gemachtigde: mr. A.M. Buijs).
Procesverloop
In het besluit van 11 december 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de door eiseres aangevraagde omgevingsvergunning geweigerd.
In het besluit van 26 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 6 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder deelgenomen.
Overwegingen
1. Eiseres woont aan de [adres] [nummer 1] in [plaats]. Zij ervaart overlast van een esdoorn die op het achtererf van haar perceel staat. Zij heeft een omgevingsvergunning aangevraagd voor het kappen van deze esdoorn.
2. Verweerder heeft in het primaire besluit de omgevingsvergunning onder verwijzing naar het advies van de groenbeheerder geweigerd omdat de waarden die de boom vertegenwoordigt zwaarder wegen dan het belang van eiseres. In het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd.
3. Eiseres voert aan dat niet alleen zij, maar ook haar buren hinder ervaren van de esdoorn. Er hangen takken boven haar schuur en boven de tuin van de buren. Tijdens een storm vallen er takken naar beneden. Het snoeien van de esdoorn is niet voldoende om de ervaren hinder weg te nemen. Ook met onderhoud zal de esdoorn blijven groeien waardoor de overlast zal toenemen. Haar buren dreigen om civiele actie te ondernemen vanwege de door de esdoorn veroorzaakte schade. Eiseres verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 16 augustus 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:2197) waarin de Afdeling oordeelt dat de kapvergunning verleend had moeten worden wegens een civiele vordering tot verwijdering van de boom. Verder is verweerder in de besluitvorming uitgegaan van verkeerde afmetingen van de boom. De esdoorn heeft een stamomtrek van 140 cm, terwijl verweerder uitgaat van een stamomtrek van 420 cm. Bovendien ontbreekt het advies van de groenbeheerder en is de groenbeheerder niet langs geweest om de esdoorn ter plaatse te beoordelen. Eiseres beroept zich ten slotte op het gelijkheidsbeginsel. Aan de bewoner van nummer [nummer 2] is wel een omgevingsvergunning verleend voor het kappen van een boom, terwijl daar dezelfde punten aan de orde waren als in dit geval.
3.1.
De rechtbank stelt vast dat verweerder zich bij de besluitvorming heeft gebaseerd op het advies van de groenbeheerder, het formulier waarop positieve en negatieve punten worden aangekruist, en dat dit advies als bijlage bij het primaire besluit is gevoegd. In dit advies is een beleidsmatige afweging gemaakt, waaruit volgt dat er een weigeringsgrond is. Het is de rechtbank niet gebleken dat dit afwegingskader onredelijk is.
3.2.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder het advies van de groenbeheerder heeft mogen volgen. Dat de afmetingen van de boom tussen partijen in geschil zijn en dat de groenbeheerder de esdoorn niet in de tuin van eiseres heeft kunnen bekijken, nog daargelaten dat hij de esdoorn wel van een afstand heeft bekeken, maakt dit niet anders. Uit het advies volgt dat schade niet is gebleken en bovendien dat snoeien de gestelde overlast kan verhelpen. Eiseres heeft dit niet weerlegd met een contra-expertise. De enkele stelling van eiseres dat snoeien niet zal helpen is hiertoe onvoldoende, zodat de rechtbank geen aanleiding ziet om aan het advies van de groenbeheerder te twijfelen.
3.3.
De rechtbank wijst het beroep op het gelijkheidsbeginsel af onder verwijzing naar het besluit van de bewoner van nummer [nummer 2], welk besluit partijen op de zitting hebben gelezen. Uit dit besluit blijkt voldoende duidelijk dat geen sprake was van vergelijkbare gevallen, omdat het in dat geval ging het om een conifeer met een slechte toekomstverwachting waarbij de overlast niet kon worden weggenomen door snoeien zonder dat de natuurlijke habitus en schoonheid van de conifeer zou worden aangetast.
3.4.
De rechtbank overweegt verder dat in de uitspraak van de Afdeling waar eiseres naar verwijst de Afdeling nadrukkelijk benoemt dat een vordering tot verwijdering van de boom is ingesteld. De buren van eiseres hebben een dergelijke vordering niet ingesteld. Deze uitspraak kan dan ook niet leiden tot een ander oordeel.
4. De rechtbank concludeert dat verweerder in redelijkheid de omgevingsvergunning voor het kappen van een esdoorn in het achtererf van het perceel van eiseres heeft kunnen weigeren.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan op 6 maart 2023 door mr. C.G. Meeder, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Klaus, griffier.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.