het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder
(gemachtigden: mr. drs. P.D.W. Tan en D. Kleine).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [derde-partij] V.O.F, te [vestigingsplaats 2], (gemachtigde: W.R. Janse).
Inleiding
1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers tegen het besluit van verweerder van 20 januari 2023. In dit besluit heeft verweerder aan Waal V.O.F. (hierna: vergunninghouder) een vergunning verleend voor het realiseren van een bouwplaatsinrichting en het plaatsen van een directiekeet ter hoogte van Melkwegstraat/Saturnusstraat in Den Haag.
1.1.
Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 13 april 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van verzoekers, vergezeld van [naam], de gemachtigden van verweerder en de gemachtigde van de vergunninghouder.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
Is er spoedeisend belang?
2. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb1 alleen een voorlopige voorziening als “onverwijlde spoed” dat vereist. Op grond van de stukken stelt de voorzieningenrechter vast dat in de directe omgeving van de bedrijven van verzoekers momenteel veel bouwverkeer rijdt en dat er een hoge parkeerdruk is. De voorzieningenrechter begrijpt dat dit gevolgen heeft voor de bereikbaarheid van de bedrijven van verzoekers. Ter zitting is namens een van de verzoekers, een autoschadebedrijf, toegelicht dat het bedrijf door de verminderde bereikbaarheid hinder in de bedrijfsvoering ervaart. De voorzieningenrechter ziet in deze omstandigheden voldoende aanleiding om een spoedeisend belang aan te nemen en tot een inhoudelijke beoordeling van het verzoek over te gaan.
Toetsingskader bij een verzoek om voorlopige voorziening
3. Een voorlopige voorziening is in beginsel een tijdelijke maatregel. Dat betekent dat de voorzieningenrechter in deze zaak beoordeelt of het nodig is om de verleende vergunning te schorsen in afwachting van de beslissing op bezwaar. De voorzieningenrechter geeft daarvoor een voorlopige beoordeling van de rechtmatigheid van de vergunning en daarmee de kans van slagen van het bezwaar, en zo nodig weegt zij de belangen van verzoekers, verweerder en de vergunninghouder bij een schorsing.
Voorlopige beoordeling van de rechtmatigheid
4.1
In artikel 2:10, eerste lid van de APV2 staat dat het is verboden zonder vergunning of instemming van het college van burgemeester en wethouders een voorwerp op, in, over of boven de weg te plaatsen, aan te brengen of te hebben, of de weg anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan.
4.2
In artikel 2:10, derde lid, van de APV staat dat een vergunning als bedoeld in het eerste lid wordt geweigerd, indien tegen de verlening daarvan overwegend bezwaar bestaat uit een oogpunt van de verdeling van gebruiksmogelijkheden van de weg en te verwachten hinder voor de omgeving als gevolg van het gebruik van de weg ten behoeve waarvan de vergunning wordt gevraagd.
4.3
De voorzieningenrechter volgt verweerder in het ter zitting ingenomen standpunt, dat de hinder die verzoekers momenteel ervaren door het bouwverkeer het gevolg is van de eerder voor het bouwproject “One Milky Way” verleende omgevingsvergunning en de daaropvolgende verkeersbesluiten. In het kader van deze besluiten is meegenomen hoe het bouwverkeer moet worden geregeld en of er voldoende parkeergelegenheid aanwezig is. Tegen deze besluiten hebben verzoekers, zoals ter zitting is bevestigd, geen bezwaar gemaakt en deze besluiten staan inmiddels in rechte vast. De afweging van de belangen van omwonenden bij het toestaan van het bouwverkeer en de beschikbaarheid van parkeerplaatsen hoort thuis bij het verlenen van de omgevingsvergunning en het nemen van de verkeersbesluiten.
4.4
De in artikel 2:10, derde lid, van de APV neergelegde weigeringsgrond waar verzoekers een beroep op doen, ziet enkel op hinder in de bruikbaarheid van de weg die ontstaat als gevolg van het plaatsen van de directiekeet en de bouwplaatsinrichting. Dat de directiekeet en de bouwplaatsinrichting de weg blokkeren, waardoor deze niet meer kan worden gebruikt, is gesteld noch gebleken. De voorzieningenrechter stelt verder vast dat verweerder ook de parkeerdruk die door het besluit mogelijk toeneemt heeft betrokken, nu in de voorschriften staat dat vijf parkeerplaatsen die door de locatie van de bouwplaatsinrichting gedurende de uitvoering ontnomen worden van de openbare inrichting, elders in de omgeving worden gecompenseerd. Dat door het plaatsen van de bouwplaatsinrichting nog tien parkeerplaatsen zijn verdwenen die niet zijn gecompenseerd, zoals verzoekers hebben aangevoerd, maakt het besluit op zichzelf nog niet onrechtmatig. Verweerder heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat er geen recht bestaat op gratis openbare parkeerplaatsen en er voorts op kunnen wijzen dat er in de buurt nog voldoende (betaalde) parkeerplaatsen beschikbaar zijn.
4.5
Verweerder heeft zich gelet hierop naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat tegen het plaatsen van de directiekeet en het realiseren van de bouwplaatsinrichting geen overwegend bezwaar bestaat uit een oogpunt van te verwachten hinder voor de omgeving. Gelet op het voorgaande is er geen aanleiding om aan te nemen dat het bestreden besluit in bezwaar geen stand zal houden.
5. Ten overvloede overweegt de voorzieningenrechter dat ter zitting is gebleken dat een van de verzoekende partijen in gesprek is met de vergunninghouder en een andere partij om tot een oplossing van het parkeerprobleem te komen. Wellicht biedt dit gesprek beide verzoekers binnenkort al een (tijdelijke) oplossing van het parkeerprobleem, in afwachting van een beslissing op bezwaar.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van Y.E. de Loos, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 april 2023.
De griffier is verhinderd te ondertekenen
griffier
|
voorzieningenrechter
|
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: