DE STAAT DER NEDERLANDEN,
(Ministerie van Justitie en Veiligheid, Immigratie- en Naturalisatiedienst,
verder te noemen “de IND”),
zetelende te ’s-Gravenhage,
vertegenwoordigd door: [naam] .
Procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
Omdat het advies van de IND overeenstemt met wat is verzocht, heeft de rechtbank aanleiding gezien om zonder mondelinge behandeling op het verzoek te beslissen. Partijen hebben hiermee ingestemd.
Beoordeling
Juridisch kader
Het verzoek is gebaseerd op artikel 2 van de Wet van 7 juni 2023, houdende regels met betrekking tot de vaststelling van staatloosheid, Staatsblad 2023, 230 (Wet vaststellingsprocedure staatloosheid).
Op basis van lid 1 van genoemd artikel kan een ieder die, buiten een bij enige rechterlijke instantie aanhangige zaak, daarbij onmiddellijk belang heeft en in Nederland zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft, bij deze rechtbank een verzoek indienen tot vaststelling van zijn staatloosheid. Het verzoek kan ook strekken tot de vaststelling dat de betrokkene op een bepaald tijdstip staatloos was. De rechtbank stelt op basis van lid 2 van dit artikel de staatloosheid vast, indien hem niet is gebleken dat de betrokkene door enige staat, krachtens diens wetgeving, als onderdaan wordt beschouwd.
Ontvankelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verzoeker in Nederland woont. Verder is niet in geschil dat verzoeker onmiddellijk belang heeft bij het verzoek tot vaststelling van staatloosheid, zodat hij ontvankelijk is in zijn verzoek.
Staatloos?
Verzoeker en de IND zijn het erover eens dat er geen andere landen/staten zijn dan Palestina, de Verenigde Arabische Emiraten (VAE) en Syrië ten aanzien waarvan de mogelijkheid bestaat dat zij verzoeker op basis van wetgeving als onderdaan beschouwen.
Wordt verzoeker als onderdaan van Palestina beschouwd?
Gelet op het Palestijnse paspoort van verzoeker, zijn Syrische reisdocument voor Palestijnse vluchtelingen en de UNRWA registratie kan volgens de rechtbank worden vastgesteld dat verzoeker de Palestijnse nationaliteit heeft. Nederland erkent de staat Palestina, en dus ook de Palestijnse nationaliteit, niet. Voor Nederland gelden Palestijnen uit de Palestijnse gebieden daarom als staatloos.
Wordt verzoeker als onderdaan van de VAE beschouwd?
Op grond van de nationaliteitswetgeving van de VAE (‘Federale Wet nr. 17 van 1972 betreffende de nationaliteit en de paspoorten’) wordt de nationaliteit verkregen wanneer de vader of, in uitzonderingsgevallen, de moeder de nationaliteit van de VAE bezit. Ook wordt de nationaliteit verkregen door personen die in de Staat zijn geboren uit onbekende ouders. De vader van verzoeker heeft de Palestijnse nationaliteit. De geboorte van verzoeker in de VAE alleen is onvoldoende om de nationaliteit te verkrijgen.
De VAE hebben het Casablanca Protocol getekend wat betekent dat Palestijnen in de praktijk niet zullen kunnen naturaliseren. Niet gebleken is verder dat verzoeker tot een categorie vreemdelingen behoort voor wie het onder strikte voorwaarden mogelijk is te naturaliseren.
Vast staat dat verzoeker in de VAE een werkvisum heeft moeten aanvragen wat erop wijst dat hij niet over de nationaliteit van VAE beschikt.
De rechtbank vindt het – gelet op het voorgaande – niet aannemelijk dat verzoeker beschikt over de nationaliteit van de VAE.
Wordt verzoeker als onderdaan van Syrië beschouwd?
Op grond van de nationaliteitswetgeving van Syrië wordt de nationaliteit doorgegeven door de vader. Een moeder kan haar nationaliteit alleen doorgeven ingeval het kind is geboren in Syrië en de vader het kind niet heeft erkend. Van deze situatie is in dit geval geen sprake, zodat verzoeker niet de Syrische nationaliteit via zijn moeder kan hebben verkregen.
Uit de ‘Werkinstructie SUA’ van 11 december 2020 van de IND (nummer en titel: WI 2020/19 Palestijnen, hierna te noemen: de Werkinstructie) volgt dat Palestijnen in Syrië in principe staatloos zijn en niet kunnen naturaliseren.
Op grond van de nationaliteitswetgeving van Syrië leidt een huwelijk tussen een Syrische onderdaan en een vreemdeling op zichzelf niet tot wijziging van de nationaliteit van de echtgenoten. De Syrische nationaliteit kan alleen via huwelijk worden verkregen wanneer een buitenlandse vrouw trouwt met een Syrische man, waarbij verblijf in Syrië een vereiste is. Van deze situatie is in dit geval geen sprake.
Gelet op het voorgaande vindt de rechtbank het niet aannemelijk dat verzoeker beschikt over de nationaliteit van Syrië.
Slotsom
De rechtbank stelt vast dat niet is gebleken dat verzoeker door enige staat, krachtens diens wetgeving, als onderdaan wordt beschouwd, zodat de staatloosheid van verzoeker kan worden vastgesteld.