3.4.
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van het dossier en naar aanleiding van hetgeen ter terechtzitting is besproken stelt de rechtbank vast dat in de urine en in het bloed (serum) van [naam] oxycodon en benzoylecgonine (een omzettingsproduct van cocaïne) is aangetroffen. Verder is vastgesteld dat de verdachte oxycodon in huis had; zij verklaart dat zij deze pijnstiller voorgeschreven had gekregen naar aanleiding van een val.
Dat in het lichaam van [naam] oxycodon is aangetroffen, is zorgelijk. Volgens het rapport van het NFI is deze zware pijnstiller niet bedoeld voor kinderen (laat staan voor baby’s).
Wat betreft de cocaïne staat niet vast hoeveel [naam] hiervan heeft binnengekregen. Volgens het NFI kan het om een zeer kleine hoeveelheid gaan en is het binnenkrijgen mogelijk te verklaren doordat [naam] in een ruimte is geweest waarin cocaïne is gebruikt, of door overdracht via contact met een persoon die cocaïne heeft gebuikt. Volgens de verdachte gebruikte haar ex-partner cocaïne in de woning waar [naam] ook was.
De vraag die de rechtbank in dit vonnis dient te beantwoorden is of op basis van het dossier, buiten redelijke twijfel, kan worden vastgesteld dat het de verdachte is geweest die de oxycodon heeft toegediend aan [naam] .
De tijdlijn
De politie en een forensisch arts van het NFI hebben twee tijdlijnen opgemaakt die in grote lijnen met elkaar overeenkomen. De rechtbank gaat, gelet op het dossier, uit van de juistheid van de daarin genoemde tijdstippen en bijbehorende gebeurtenissen. Uit de tijdlijnen volgt onder andere dat [naam] in de avond van 8 juli 2022 rond 19:00 uur een laatste fles kreeg toen zij naar bed ging. In de ochtend van 9 juli 2022 kreeg [naam] (toen zij wakker werd) rond 7:00 uur weer een fles, waar zij weinig uit dronk. De enige aanwezigen in de woning naast [naam] , waren de verdachte, haar toenmalige partner en haar zoontje van vier. Omdat de verdachte vond dat [naam] slecht reageerde op prikkels en slaperig was, maakte zij een afspraak bij de huisartsenpost in het Alrijne ziekenhuis. Aldaar vond tussen 12:15 uur en 12:45 uur lichamelijk onderzoek plaats bij [naam] . De artsen concludeerden dat [naam] alert was en dat zij naar huis mocht. Omdat de verdachte de situatie toch niet vertrouwde, nam zij contact op met het Juliana Kinderziekenhuis (hierna: JKZ). Voordat de verdachte met [naam] naar het JKZ vertrok, zette zij haar zoontje af bij haar moeder. Onderweg in de auto naar het JKZ maakte de verdachte om 13:44 uur met haar telefoon een video-opname van [naam] , waarop te zien was dat [naam] niet reageerde op aanrakingen en geluiden. Op de spoedeisende hulp van het JKZ concludeerden de artsen om ongeveer 14:22 uur dat [naam] een verminderd bewustzijn had.
De officier van justitie gaat uit van dezelfde tijdlijn en concludeert dat moet worden getwijfeld aan de stelling van de verdediging dat [naam] al onder invloed moet zijn geweest van oxycodon voordat de verdachte naar het Alrijne ziekenhuis vertrok. Volgens de officier van justitie is het heel goed mogelijk dat de verdachte in de auto – tussen het moment van het bezoek aan de huisartsenpost in het Alrijne en het bezoek aan het JKZ – oxycodon heeft toegediend aan [naam] . Dit standpunt baseert de officier van justitie onder andere op de conclusie van de artsen van het Alrijne ziekenhuis dat [naam] om 12:15 uur nog alert was, dat oxycodon een inwerkingstijd heeft van ongeveer een uur (wat volgens haar blijkt uit het rapport van het NFI), en het feit dat de verschijnselen bij [naam] om 14:22 uur worden waargenomen door de artsen van het JKZ. In de tussentijd was alleen de verdachte in de buurt van [naam] . Het scenario dat de verdachte oxycodon heeft toegediend is volgens de officier van justitie het meest voor de hand liggende en kan daarom volgens haar wettig en overtuigend worden bewezen.
De rechtbank overweegt dat uit het forensisch-medisch onderzoek van het NFI volgt dat het verminderd bewustzijn van [naam] past bij het innemen van oxycodon. De rapporten geven echter geen uitsluitsel over het moment waarop [naam] de oxycodon heeft binnengekregen. Anders dan de officier van justitie stelt, kan uit de rapporten niet worden geconcludeerd dat het middel bij een elf maanden oude baby een inwerkingstijd heeft van een uur. Er is slechts beperkte informatie over de snelheid waarmee oxycodon bij kinderen in het bloed wordt opgenomen. Het middel is niet geregistreerd voor toepassing bij kinderen en de beschikbare onderzoeken op basis van een klein aantal personen laten tussen die personen grote verschillen zien wat betreft de farmacokinetiek (de opname, verdeling over het lichaam en uitscheiding van het middel). Omdat volgens deze informatie de inwerkingstijd van oxycodon bij kinderen en baby’s anders kan zijn dan bij volwassenen, kan geen aansluiting worden gezocht bij de bekende informatie over de inwerkingstijd bij volwassenen. Er zijn volgens het NFI, op basis van de video en de bevindingen van de artsen van het JKZ, dan ook verschillende startmomenten mogelijk van het verminderd bewustzijn van [naam] , zowel op 8 als 9 juli 2022.
De vaststelling dat [naam] tijdens het consult in het Alrijne ziekenhuis nog alert was en twee uur later in het JKZ een verminderd bewustzijn had, en het feit dat de verdachte oxycodon voorhanden had, is naar het oordeel van de rechtbank dan ook onvoldoende om buiten redelijke twijfel vast te stellen dat de verdachte de oxycodon moet hebben toegediend toen zij in de auto zat met [naam] , zoals de officier van justitie heeft betoogd.
Vast staat immers ook dat, vanaf de avond van 8 juli 2022 tot de ochtend van 9 juli 2022, naast de verdachte, ook het zoontje en de ex-partner van de verdachte in de buurt van [naam] zijn geweest. Ook zij hadden mogelijk toegang tot de oxycodon die de verdachte in huis had, en hebben het aan [naam] kunnen geven. Ook niet kan worden uitgesloten dat [naam] , die zelf al door het huis kon kruipen, zelf (een deel van) een pil heeft aangetroffen en ingenomen.
Kortom, de rechtbank kan niet buiten redelijke twijfel op grond van wettig bewijs vaststellen wanneer [naam] oxycodon heeft binnengekregen en of dit door de verdachte is toegediend.
Zoektermen op telefoon verdachte
De officier van justitie heeft verder gewezen op de aangetroffen zoekgegevens op de telefoon van de verdachte, van zowel voor als na het incident, die zouden wijzen op bewuste toediening van het middel door de verdachte. In tegenstelling tot de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de verdachte voor die zoektermen telkens een plausibele verklaring heeft gegeven en dat zij hier consistent over heeft verklaard. Dit betekent dat de rechtbank op basis van deze zoektermen niet tot een andere conclusie komt.
Conclusie
De slotsom is dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat het de verdachte is geweest die de oxycodon aan [naam] heeft gegeven. De verdachte dient daarom van het tenlastegelegde te worden vrijgesproken.