Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBDHA:2024:23658

Rechtbank Den Haag
21-10-2024
18-06-2025
24/2590
Bestuursrecht
Eerste aanleg - enkelvoudig

Beroep niet tijdig. Verweerder heeft, ten gunste van eiser, beslist op een inzageverzoek op grond van de Avg. Ondertekening van het besluit is door een andere gemeente. Dit maakt niet dat er geen besluit volgens de Awb is genomen. De rechtbank gaat uit van een kennelijke verschrijving in de ondertekening van het besluit.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht

zaaknummer: SGR 24/2590


uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 oktober 2024 in de zaak tussen


[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van Lisse, verweerder

(gemachtigden: mr. A.M. van der Laar en mr. G. Marcus).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingesteld omdat verweerder volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn inzageverzoek van
25 december 2023 op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG).

1.1.

Eiser heeft verweerder op 26 januari 2024 in gebreke gesteld, omdat verweerder volgens eiser niet tijdig heeft beslist.

1.2.

Verweerder heeft op 30 januari 2024 op de ingebrekestelling gereageerd en toegelicht dat met zijn besluit van 5 januari 2024 tijdig een besluit is genomen.

1.3.

Eiser heeft op 31 maart 2024 beroep ingesteld wegens niet tijdig beslissen.

1.4.

Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.

1.5.

De rechtbank heeft het beroep op 26 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigden van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?

2. Op 25 december 2023 heeft eiser, op grond van de artikelen 12 en 15 eerste lid van de AVG, bij verweerder inzage gevraagd in een factuur van [advocatenkantoor] van 28 november 2022 betreffende dossier [dossiernummer] met declaratienummer [declaratienummer] .

2.1.

Op 26 januari 2024 heeft eiser een ‘Formulier dwangsom bij niet tijdig beslissen’ ingediend. Verweerder heeft hierop op 30 januari 2024 beslist en toegelicht dat tijdig
– namelijk op 5 januari 2024 – een besluit op het verzoek van eiser is genomen. Hiertegen heeft eiser bezwaar ingediend.

2.2.

Eiser heeft op 31 maart 2024 rechtstreeks beroep ingesteld omdat, zo hij stelt, verweerder niet tijdig op zijn verzoek van 25 december 2023 heeft beslist.

Wat vindt eiser in beroep?

3. Volgens eiser heeft verweerder nog geen beslissing genomen op zijn verzoek van 25 december 2023. Het document van 5 januari 2024 is volgens eiser geen rechtsgeldig besluit van verweerder. Hij stelt dat dit een besluit is van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Teylingen en zij zijn niet bevoegd om op eisers verzoek te beslissen. Volgens eiser had verweerder naar aanleiding van de ingebrekestelling kunnen onderzoeken waarom het deze ingebrekestelling ontving. Verweerder had dan zelf kunnen vaststellen dat geen rechtsgeldig besluit is genomen.

3.1.

Eiser merkt op dat indien de rechtbank oordeelt dat het document van 5 januari 2024 een rechtsgeldig besluit van verweerder is, dat zijn beroep dan moet worden gezien als een bezwaarschrift tegen dit besluit. Verweerder heeft volgens eiser niet alle gevraagde stukken verstrekt.

Wat vindt verweerder in beroep?

4. Het bestreden besluit bevat volgens verweerder een evidente verschrijving in de ondertekening. Het besluit is door een Privacy officer van de werkorganisatie HLTsamen ondertekend namens het college van de gemeente Lisse, maar het besluit vermeldt abusievelijk de naam van de gemeente Teylingen. Volgens verweerder volgt dit ook uit het briefhoofd van het bestreden besluit en uit de bezwaarclausule, waarin wel wordt verwezen naar de gemeente Lisse. Ook uit de begeleidende e-mail blijkt duidelijk dat het college van Lisse het besluit zou nemen gelet op het kenmerk van het dossier dat behoort bij het inzageverzoek bij het college van Lisse.

Wat is het oordeel van de rechtbank?

5. De vraag die voorligt is of verweerder tijdig een besluit op het verzoek van eiser heeft genomen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder op 5 januari 2024 – en daarmee dus tijdig – op het verzoek van eiser heeft beslist. De rechtbank zal dat hierna uitleggen.

6. Verweerder heeft met het besluit van 5 januari 2024 – ten gunste van eiser - op eisers verzoek tot inzage beslist. Dat de ondertekening van dit besluit Teylingen vermeldt, maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat er door verweerder geen besluit volgens de Algemene wet bestuursrecht is genomen. Verweerder heeft dan ook ruim binnen de beslistermijn een besluit genomen. De rechtbank gaat uit van een kennelijke verschrijving in de ondertekening van het besluit, welke verschrijving eiser kenbaar had kunnen en moeten zijn gelet op het besluit. Het genoemde kenmerk in het besluit is het kenmerk dat behoort bij het verzoek tot inzage bij verweerder, zo is ook te lezen onder het kopje ‘verloop van de procedure’. Uit het briefhoofd en de rechtsmiddelenclausule volgt ook dat bedoeld was dat verweerder het besluit zou nemen. De rechtbank neemt daarbij ook in aanmerking dat gemeente Lisse en gemeente Teylingen tot de werkorganisatie HLTsamen behoren. De kennelijke verschrijving had in een eventuele bezwaarprocedure hersteld kunnen worden.

7. Voor zover eiser de rechtbank verzoekt om zijn beroep op te vatten als een bezwaarschrift tegen het besluit van 5 januari 2024, overweegt de rechtbank als volgt. Het had op de weg van eiser gelegen om, indien hij het niet eens was met de inhoud van het besluit van 5 januari 2024, bezwaar te maken. In plaats daarvan heeft eiser de brief van
5 januari 2024 genegeerd, de beslistermijn afgewacht en verweerder vervolgens in gebreke gesteld wegens niet tijdig beslissen. Dat eiser geen bezwaar heeft ingediend, omdat hij zich op het standpunt stelt dat de brief van 5 januari 2024 geen besluit is, komt naar het oordeel van de rechtbank voor zijn rekening.

Conclusie en gevolgen

8. Nu de rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder tijdig een besluit heeft genomen op het verzoek van eiser, wordt het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen
niet-ontvankelijk verklaard.

9. Voor een proceskostenvergoeding is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van
mr.S. Hoeijmans, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 oktober 2024.

griffier

rechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.