Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBDHA:2024:6308

Rechtbank Den Haag
22-04-2024
06-05-2024
SGR 23/6650
Socialezekerheidsrecht
Eerste aanleg - enkelvoudig

Afwijzing van aanvraag om een Wmo-voorziening in de vorm van aanpassing van een tuinhek in een mechanisch hek berust op een ondeugdelijke grondslag. Geen grond voor instandlating van de rechtsgevolgen. Het college heeft de eigen kracht niet onderzocht en binnen de eigen kracht bestaat geen ruimte om rekening te houden met de financiële mogelijkheden van eiser.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht

zaaknummer: SGR 23/6650


uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 april 2024 in de zaak tussen


[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. E.M. Prins),

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, het college

(gemachtigde: J. Ameziane).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) in de vorm van een aanpassing van zijn tuinhek.

1.1.

Het college heeft deze aanvraag met het primaire besluit van 20 oktober 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 29 augustus 2023 op het bezwaar van eiser is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.

1.2.

De rechtbank heeft het beroep op 26 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?

2.

2.1.

Eiser heeft rugklachten, met als gevolg beperkingen bij fysieke inspanningen. Vanwege deze klachten heeft eiser een aanvraag ingediend voor een gehandicaptenparkeerplaats bij zijn woning. Het college heeft deze aanvraag, na een aanvankelijke toewijzing, in bezwaar afgewezen omdat eiser in zijn achtertuin beschikt over een parkeerplaats op eigen terrein. Het beroep1 en hoger beroep2 van eiser tegen de afwijzing zijn ongegrond verklaard.

2.2.

Omdat zijn aanvraag om een gehandicaptenparkeerplaats is afgewezen en om zijn auto in de tuin te parkeren, heeft eiser zich op 1 mei 2022 bij het college gemeld voor een voorziening op grond van de Wmo 2015 in de vorm van aanpassing van zijn tuinhek in een mechanisch hek. Naar aanleiding van deze melding hebben op 6 mei 2022 en 16 augustus 2022 gesprekken met eiser plaatsgevonden. Op 18 augustus 2022 heeft een consulent van het college de situatie ter plekke bekeken. Hierop heeft het college eiser geadviseerd om geen aanvraag in te dienen. Tegen dit advies in heeft eiser op 13 oktober 2023 een aanvraag voor een voorziening in de vorm van een aanpassing van zijn hek ingediend. Deze aanvraag heeft het college in het primaire besluit afgewezen op de grond dat de aanpassing van het tuinhek een algemeen gebruikelijke voorziening is.

2.3.

Tijdens de bezwaarprocedure tegen het primaire besluit heeft Calder Werkt op verzoek van het college op 31 juli 2023 een Sociaal Medisch Advies (SMA) uitgebracht. Hierin wordt onder meer geconcludeerd dat eiser in staat is om in en uit de auto te stappen, maar dat hij dit niet meerdere keren aaneengesloten kan doen. Hetzelfde geldt voor het openen en het sluiten van het tuinhek. Verder is het openen en sluiten van het tuinhek voor eiser te belastend als hij daarvoor de auto al is in- of uitgestapt.

2.4.

Vervolgens heeft het college de afwijzing van de aanvraag van eiser in het bestreden besluit onder wijziging van de grondslag en motivering gehandhaafd. Volgens het college kunnen de beperkingen van eiser bij zijn zelfredzaamheid en participatie worden opgelost door het tuinhek te verwijderen. Dit is volgens het college de goedkoopst adequate oplossing om eiser in zijn problemen te compenseren.

Wat vindt eiser in beroep?

3. Eiser stelt zich allereerst op het standpunt dat het bestreden besluit van een onjuiste grondslag is voorzien. Verder is het onderzoek van het college onzorgvuldig geweest. Het plaatsen van een mechanisch hek is medisch noodzakelijk en het college heeft niet onderzocht hoe de tuin van eiser het best kan worden ingericht en aangepast om een parkeerplaats te realiseren. Het college had daarbij moeten meewegen dat eisers tuinhuis waarschijnlijk moet worden verwijderd. Ook zijn de kosten van het afbreken van het hek niet onderzocht. Volgens eiser is het bestreden besluit ook in strijd met het evenredigheidsbeginsel, omdat het verwijderen van het tuinhek een onevenredig zware maatregel is die het woon- en leefgenot van eiser substantieel aantast. Verder schiet de motivering tekort omdat het college de aanbevelingen van de GGD-arts negeert en de veiligheid en privacy van eiser niet heeft meegewogen. Tot slot doet eiser een beroep op de hardheidsclausule.

Wat oordeelt de rechtbank?

4. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.

4.1.

Zoals door het college ter zitting erkend, berust het bestreden besluit op een ondeugdelijke grondslag. De vraag wat de goedkoopst compenserende oplossing is, komt op grond van artikel 3.1, zesde lid, van de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2018 aan bod wanneer een maatwerkvoorziening noodzakelijk is terwijl het in dit geval wordt gebruikt als afwijzingsgrond. Het bestreden besluit is niet voorzien van een deugdelijke motivering voorzien en moet daarom worden vernietigd.

4.2.

Het college stelt zich in zijn verweerschrift op het standpunt dat de aanvraag moet worden afgewezen omdat eiser het tuinhek op eigen kracht kan (laten) weghalen. Ook deze grondslag kan de afwijzing niet dragen omdat het college niet heeft onderzocht of eiser in staat is het tuinhek weg te halen en of dit betekent dat eiser in staat is om zijn auto dan op eigen terrein te parkeren. Voor zover het college zich op het standpunt stelt dat eiser het tuinhek op eigen kosten kan laten weghalen, geldt dat binnen de eigen kracht in de zin van artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015 geen ruimte bestaat om rekening te houden met de financiële mogelijkheden van een betrokkene om de gevraagde ondersteuning zelf te bekostigen.3

4.3.

Gelet op 4.2 ziet de rechtbank geen grond voor het in stand laten van de rechtsgevolgen. Het college zal een nieuw besluit moeten nemen. Het college zal daarbij op inzichtelijke wijze alle stappen van het stappenplan4 moeten doorlopen.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met het motiveringsbeginsel. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat het college een nieuw besluit moet nemen op eisers bezwaar met inachtneming van deze uitspraak.

5.1.

Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding van zijn proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.750,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt het bestreden besluit;

- draagt het college op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;

- bepaalt dat het college het griffierecht van € 50,- aan eiser moet vergoeden;

- veroordeelt het college tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiser.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Paridon, rechter, in aanwezigheid van mr. D.W.A. van Weert, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 april 2024.

griffier

rechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels

De Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015)

Op grond van artikel 2.3.2, tweede lid, van de Wmo 2015 voert het college, indien bij het college melding wordt gedaan van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning, in samenspraak met degene door of namens wie de melding is gedaan en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers dan wel diens vertegenwoordiger, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes weken, een onderzoek uit overeenkomstig het tweede tot en met achtste lid. Op grond van het vierde lid onderzoekt het college:

  1. de behoeften, persoonskenmerken en de voorkeuren van de cliënt;

  2. de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te verbeteren of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

  3. de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

  4. e behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt;

  5. de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, onderscheidenlijk de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

  6. de mogelijkheden om door middel van samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening met het oog op de behoefte aan verbetering van zijn zelfredzaamheid, zijn participatie of aan beschermd wonen of opvang;

  7. welke bijdragen in de kosten de cliënt met toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2.1.4 en 2.1.4a, verschuldigd zal zijn.

Op grond van artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015 verleent het college een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie voor zover de cliënt dit naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg, met behulp van andere personen uit het sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.

De Verordening maatschappelijke ondersteuning 2018 (de Verordening)

Op grond van artikel 3.1, eerste lid, van de Verordening komt een cliënt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet met gebruikelijke ondersteuning kan verminderen of wegnemen. Op grond van het zesde lid verstrekt het college de goedkoopst compenserende voorziening wanneer een maatwerkvoorziening noodzakelijk is.

1 Zie de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 4 november 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:12653.

2 Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 28 juni 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1199.

3 Zie de uitspraak van de CRvB van 20 februari 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:417.

4 Zoals die volgt uit de uitspraak van de CRvB van 21 maart 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:819.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.