Procesverloop
Bij besluit van 14 september 2022 (het primaire besluit) heeft het Uwv aan eiseres een verplichting tot loondoorbetaling tot 7 maart 2024 (loonsanctie) opgelegd als bedoeld in artikel 25, negende lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
Bij besluit van 5 april 2023 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard en dat besluit gehandhaafd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit op 15 mei 2023 beroep ingesteld. en heeft op 26 september 2023 aanvullende gronden ingediend. Op 22 mei 2023 en 28 februari 2024 heeft eiseres nadere stukken ingediend.
Het Uwv heeft op 14 augustus 2023 een verweerschrift ingediend. Daarbij is gevoegd een besluit van 1 juni 2023 waarbij het Uwv de duur van de loonsanctie heeft bekort tot en met 12 juli 2023 en een arbeidsdeskundige rapportage van 5 juli 2023 van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (b&b).
Bij brief van 26 september 2023 heeft eiseres op voormeld besluit van 1 juni 2023 gereageerd en het beroep tegen het bestreden besluit gehandhaafd.
Bij brief 21 december 2023 heeft het Uwv een aanvullende rapportage van de arbeidsdeskundige b&b van 18 december 2023 overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 maart 2024. Eiseres is ter zitting vertegenwoordigd door [naam 1] en [naam 2] , door eiseres daartoe schriftelijk gemachtigd. Het Uwv heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. [werkneemster] , geboren op [geboortedatum] 1972 (werkneemster), is als inpakker B werkzaam geweest bij eiseres. Op 11 maart 2021 heeft zij zich ziekgemeld. Voor de uitvoering van de re-integratie van werkneemster in spoor 1 en 2 heeft eiseres extern re-integratiebureau Bureau VolZin B.V. (hierna: Volzin) ingeschakeld. De wachttijd is geëindigd op 8 maart 2023. Op 12 december 2022 heeft werkneemster een aanvraag ingediend voor toekenning van een uitkering op grond van de Wet WIA. De rechtbank stelt vast dat werkneemster geen gebruik heeft gemaakt van de haar door de rechtbank geboden gelegenheid om als derde-partij deel te nemen aan deze beroepsprocedure.
2.1.
Primaire besluit
Aan het primaire besluit, waarbij de loonsanctie is opgelegd en werkneemster is meegedeeld dat de behandeling van haar WIA-aanvraag is uitgesteld vanwege de loonsanctie, ligt ten grondslag een arbeidsdeskundig rapport van 12 januari 2023 waarin door [naam 3] , de arbeidsdeskundige SMZ, is geoordeeld dat de re-integratie-inspanningen van eiseres onvoldoende zijn geweest terwijl daarvoor geen deugdelijke grond is. De arbeidsdeskundige SMZ is van oordeel (a) dat het tweede-spoortraject zonder medische reden niet tijdig is gestart en (b) dat het tweede-spoortraject niet adequaat is. Redengevend daartoe is volgens de arbeidsdeskundige SMZ dat het zoekprofiel alleen beperkingen, belemmeringen en testanalyses bevat, terwijl niet duidelijk is welke functies passend kunnen worden geacht. De arbeidsdeskundige SMZ stelt dat tot oktober 2022 zes sollicitaties zijn verricht, waarmee onvoldoende activiteiten zijn ondernomen om de afstand tussen persoonsprofiel en zoekprofiel te verkleinen (p. 9 arbeidsdeskundig rapport van 12 januari 2023).
2.2.
Bestreden besluit
Aan het bestreden besluit ligt ten grondslag een arbeidsdeskundig rapport van [naam 4] , arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (b&b), van 31 maart 2023. De arbeidsdeskundige b&b heeft hierin geconcludeerd dat het bezwaarschrift niet leidt tot een ander standpunt omdat (a) een goed zoekprofiel ontbreekt en (b) er te veel gesolliciteerd is naar niet-passende functies, zoals winkelmedewerker en gastvrouw. In bijna alle sollicitaties is werkneemster afgewezen op het gebrek aan beheersing van de Nederlandse taal of omdat de functies te belastend zijn. Het tweede-spoortraject is daarom niet adequaat. Dat het tweede-spoortraject te laat is ingezet, wordt eiseres, na telefonisch overleg met mevrouw [naam 5] van re-integratiebureau Volzin op 31 maart 2023, niet langer tegengeworpen, maar eiseres heeft niet het juiste gedaan om werkneemster bij een andere werkgever te plaatsen, aldus de arbeidsdeskundige b&b.
2.3.
Bekorting loonsanctie
Op 15 mei 2023 heeft het Uwv van eiseres een melding ontvangen als bedoeld in artikel 25, twaalfde lid, van de Wet WIA. Die melding heeft ertoe geleid dat het Uwv op 1 juni 2023 een beslissing heeft genomen die inhoudt dat de loonsanctie zes weken na de beslissing eindigt, dus op 12 juli 2023.
2. Eiseres betoogt – samengevat – het volgende. De loonsanctie had volgens haar nooit mogen worden opgelegd en in bezwaar in stand worden gelaten. In bezwaar steunt de loonsanctie niet meer op het te laat inzetten van het tweede-spoortraject maar alleen nog maar op het argument dat een goed zoekprofiel ontbreekt. Dat klopt niet, want in bijlage 3 bij het bezwaarschrift is uitgebreid ingegaan op de vraag welke functies zijn onderzocht en hoe deze passen bij werkneemster. In het aangepaste zoekprofiel, dat bij het verzoek tot bekorting van de loonsanctie is overgelegd, staat niets anders dan wat al in bijlage 3 bij het bezwaarschrift is opgenomen. Zelfs als er in het aangepaste zoekprofiel nieuwe informatie stond, dan had bijlage 3 bovendien meer dan voldoende inzicht moeten geven in de arbeidsmogelijkheden, verwervingsmogelijkheden en hervattingsmogelijkheden en de keuze voor de branches. Zoals bekend bij het Uwv en uitgebreid besproken in eerste instantie en in bezwaar, waren de mogelijkheden van werkneemster zeer beperkt. Verder heeft de arbeidsdeskundige b&b [naam 4] al op 31 maart 2023 telefonisch contact gehad met mevrouw [naam 5] van het re-integratiebureau Volzin. Als er voor de arbeidsdeskundige b&b onduidelijkheden waren over de activiteiten in het tweede spoor, had hij om opheldering kunnen vragen. Gelet op de zeer beperkte arbeidsmogelijkheden van werkneemster, de fouten die door de arbeidsdeskundige SMZ, mw. [naam 3] zijn gemaakt door veel van haar stellingen te baseren op een sollicitatieoverzicht dat zij niet volledig heeft bekeken, en de onbegrijpelijke redenering van arbeidsdeskundige b&b [naam 4] dat hij onvoldoende inzicht heeft in activiteiten tweede spoor terwijl er een zeer gedetailleerd overzicht is overgelegd in de bezwaarprocedure, kan niet anders dan geconcludeerd worden dan dat het Uwv fouten heeft gemaakt en onterecht een loonsanctie heeft opgelegd, aldus eiseres. Tot slot voert eiseres aan dat het besluit van 11 augustus 2023, waarbij aan werkneemster een WGA-uitkering op grond van de Wet WIA is toegekend, het bewijs levert dat eiseres in het tweede spoor, ondanks de omstandigheden, een knappe prestatie heeft geleverd en dat er geen re-integratiekansen zijn gemist, aldus eiseres. Tot slot stelt eiseres als gevolg van de loonsanctie schade te hebben geleden, onder meer door het loon dat gedurende ruim vier maanden aan werkneemster is doorbetaald.
3. Het Uwv heeft in beroep als bijlage bij het verweerschrift een rapport overgelegd van de arbeidsdeskundige b&b van 5 juli 2023. Uit dit rapport blijkt dat de arbeidsdeskundige b&b op 9 mei 2023 heeft gesproken met mevrouw [naam 5] van Volzin. De arbeidsdeskundige b&b vermeldt hierover: “(…) Dat was een verhelderend gesprek en die toelichting op de manier waarop mevrouw [naam 5] met de situatie omgegaan is, werpt een ander licht op de zaak. Ik ben er ook van overtuigd dat mevrouw [naam 5] haar uiterste best gedaan heeft om met mevrouw [werkneemster] aan de slag te gaan. Dat bleek echter niet uit de stukken die in de bezwaarprocedure zijn overgelegd. Verder maakt ook het aangepaste zoekprofiel de gemaakte keuzes inzichtelijker. Deze informatie was bij de beoordeling van het re-integratieverslag door de arbeidsdeskundige SMZ en in de bezwaarprocedure echter niet bekend. De beoordeling van de re-integratie-inspanningen is een toets die op basis van het aangeleverde re-integratieverslag gedaan wordt. (…) De in beroep overgelegde aanvullende informatie heeft geleid tot de bekorting van de loondoorbetalingsverplichting. Als ik die gegevens in de bezwaarprocedure had gehad, was ik ook tot het oordeel gekomen dat de loondoorbetalingsverplichting beëindigd moest worden.” De arbeidsdeskundige b&b stelt in zijn rapport van 18 december 2023 dat de re-integratie-inspanningen van eiseres ten tijde van de beoordeling door de arbeidsdeskundige SMZ niet duidelijk waren zodat zij de juiste conclusie heeft getrokken.
4.1.
Beoordeling re-integratie-inspanningen
Voor werknemers die na twee jaren ziekte een aanvraag op grond van de Wet WIA indienen, wordt voorafgaand aan de beoordeling van het recht op uitkering door het Uwv eerst de zogenaamde poortwachterstoets uitgevoerd. De grondslag voor deze toets is onder meer te vinden in de artikelen 25 en 65 van de Wet WIA. Op grond van artikel 65 van de Wet WIA beoordeelt het Uwv of de werkgever en de verzekerde in redelijkheid hebben kunnen komen tot de re-integratie-inspanningen die zijn verricht.
In de Beleidsregels beoordelingskader poortwachter (Besluit van 3 december 2002, Stcrt. 2002, 236, gewijzigd bij Besluit van 17 oktober 2006, Stcrt. 2006, 224) (Beleidsregels) heeft het Uwv een inhoudelijk kader neergelegd voor de beoordeling van de vraag of werkgever en werknemer in redelijkheid konden komen tot de re-integratie-inspanningen die zijn verricht. Daarnaast is de Werkwijzer Poortwachter van belang, waarmee het Uwv aan werkgevers duidelijkheid probeert te bieden over wat van hen bij de re-integratie van een werknemer wordt verwacht (zie rechtsoverweging 4.3 van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 31 augustus 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1707).
Naar vaste rechtspraak maakt het inzichtelijk maken van de inspanningen die zijn verricht, deel uit van de re-integratie-activiteiten die van een werkgever worden verwacht (onder meer de uitspraak van de CRvB van 3 januari 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:517). Het ligt op de weg van eiseres om de re-integratie-inspanningen schriftelijk vast te leggen en vervolgens deze stukken tijdig aan het Uwv aan te leveren omdat het Uwv eerst dan kan beoordelen of de re-integratie-inspanningen, gelet op de mogelijkheden van de werknemer, voldoende zijn geweest.
4.2.
Adequaat tweede-spoortraject (Werkwijzer Poortwachter)
De Werkwijzer Poortwachter (versie 1 augustus 2022) van het Uwv bepaalt dat zodra er geen zicht (meer) bestaat op een structurele hervatting binnen de eigen organisatie, er een adequaat tweede-spoortraject moet worden gestart om de hervattingskansen van de arbeidsongeschikte werknemer zo veel mogelijk te vergroten. Een tweede-spoortraject moet uiterlijk binnen 6 weken na de Eerstejaarsevaluatie (in de 52ste verzuimweek) worden gestart. Het re-integratieplan ten behoeve van het tweede spoor wordt opgesteld door de uitvoerder van het plan en bevat, naast het re-integratietraject, ten minste een door die uitvoerder vastgesteld persoonsprofiel, een beredeneerd zoekprofiel en een overzicht van rapportagemomenten.
4.2.1.
Wat is adequaat?
Om als adequaat te kunnen worden beschouwd, moet volgens de Werkwijzer Poortwachter het tweede-spoortraject bestaan uit een logisch samenhangende reeks van elkaar opvolgende, flankerende en/of overlappende activiteiten die de afstand tussen de tevoren vastgestelde uitgangspositie van de arbeidsongeschikte werknemer (het persoonsprofiel) en het vooraf bepaalde einddoel (het zoekprofiel), gericht op een structurele verwerving van een geschikte functie buiten de eigen onderneming, via de kortst mogelijke route, zo snel en zo veel mogelijk opheft of verkleint en die, om adequaat te blijven, direct wordt gewijzigd als de situatie daartoe aanleiding geeft (p. 39, Werkwijzer Poortwachter).
4.2.2.
Persoonsprofiel
Het persoonsprofiel is een weergave van een inventarisatie van de reeds opgedane arbeidservaring, de genoten scholing en gevolgde cursussen, de ambities, wensen en preferenties, belemmeringen en beperkingen alsmede de persoonsgebonden kenmerken van de arbeidsongeschikte werknemer. Het persoonsprofiel vormt de uitgangspositie van de arbeidsongeschikte werknemer ten aanzien van zijn mogelijkheden om arbeid te vinden, te verkrijgen en te behouden (p. 39, Werkwijzer Poortwachter).
4.2.3.
Zoekprofiel
Het zoekprofiel is de weergave van een inventarisatie van de arbeids-, verwervings- en hervattingsmogelijkheden op de huidige arbeidsmarkt, gelet op de uit het persoonsprofiel af te leiden arbeidsmogelijkheden van de werknemer, een opsomming van branches, functies en/of werkzaamheden waarbinnen en waarnaar met de meeste kans op succes dient te worden gezocht (p. 40, Werkwijzer Poortwachter).
4.3.
Loonsanctie
Indien bij de behandeling van de aanvraag bedoeld in artikel 64 van de Wet WIA en de beoordeling bedoeld in artikel 65 van de Wet WIA blijkt dat de werkgever zonder deugdelijke grond onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht, verlengt het Uwv op grond van artikel 25, negende lid, van de Wet WIA het tijdvak gedurende welke de verzekerde jegens die werkgever recht heeft op loon op grond van artikel 7:629 van het Burgerlijk Wetboek, opdat de werkgever zijn tekortkoming ten aanzien van de bedoelde re-integratie-inspanningen kan herstellen. De verlenging bedraagt ten hoogste 52 weken. Volgens vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) is de uiteindelijke duur van de loonsanctie afhankelijk van het herstel van de tekortkoming door de werkgever (zie onder meer de uitspraak van 23 november 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:2216).
Uit het belastende karakter van het besluit tot oplegging van een loonsanctie volgt dat het Uwv bij dat besluit duidelijk dient te motiveren welke tekortkoming aan de werkgever wordt verweten en gemotiveerd uiteen dient te zetten dat dit zonder deugdelijke grond is gebeurd (zie de uitspraak van de CRvB van 11 mei 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1358 en de daarin aangehaalde jurisprudentie).
5. De rechtbank overweegt als volgt.
5.1.
Re-integratiebureau Volzin heeft voor eiseres in het kader van het tweede-spoortraject van werkneemster onder meer de ‘Voortgangsrapportage 2de spoor t.b.v. WIA-beoordeling’ van 11 november 2022 uitgebracht (de voortgangsrapportage) die op 31 januari 2023, naar aanleiding van de arbeidsdeskundige beoordeling die aan het primaire besluit ten grondslag ligt, herzien en uitgebreid (de herziene voortgangsrapportage). De voortgangsrapportage en de herziene voortgangsrapportage zijn als respectievelijk bijlage 1 en 3 gevoegd bij het bezwaarschrift van eiseres tegen het primaire besluit.
De rechtbank overweegt dat, om als zoekprofiel te kunnen worden aangemerkt, een voortgangsrapportage volgens de Werkwijzer Poortwachter in elk geval moet inhouden:
-
een inventarisatie van de arbeids-, verwervings- en hervattingsmogelijkheden op de huidige arbeidsmarkt, gelet op de uit het persoonsprofiel af te leiden arbeidsmogelijkheden van werkneemster;
-
een opsomming van branches, functies en/of werkzaamheden waarbinnen en waarnaar met de meeste kans op succes dient te worden gezocht.
5.2.
De rechtbank stelt vast dat de herziene voortgangsrapportage melding maakt van de vaardigheden en kwaliteiten van werkneemster, evenals van haar belemmeringen en beperkingen. Verder bevat de herziene voortgangsrapportage een puntsgewijs overzicht van de noodzakelijke arbeidsomstandigheden waaraan een toekomstige werkplek op basis van de nog aanwezige belemmeringen moet voldoen. De herziene voortgangsrapportage vermeldt dat deze opsomming mede tot stand is gekomen aan de hand van de FML, de arbeidsdeskundige rapportage, coachingsgesprekken, de ervaringen tijdens de re-integratiewerkzaamheden en evaluaties van verschillende betrokkenen. Ook maakt de herziene voortgangsrapportage melding van de beperkte beheersing van de Nederlandse taal door werkneemster. Verder bevat de herziene voortgangsrapportage een opsomming van onderzochte beroepen, op basis van de onderzochte mogelijkheden en door de bedrijfsarts aangeven belemmeringen met daarin ook opgenomen de beroepen die door de arbeidsdeskundige b&b als niet passend zijn aangemerkt, zoals winkelmedewerker en gastvrouw.
Onder het kopje ‘winkelmedewerkster’ vermeldt de herziene voortgangsrapportage: “Werken in een winkel behoort tot de mogelijkheden wanneer het een Poolse winkel betreft (of weinig gecommuniceerd hoeft te worden) en er geen overmatige handelingen van handen en vingers wordt gevraagd. Regelmatig rustmomenten kunnen worden ingebouwd. Overige winkels achten wij niet passend daar mevrouw de Nederlandse en de Engelse taal niet machtig is.”
Over de functie ‘gastvrouw’ vermeldt de herziene voortgangsrapportage: “Deze functies zijn over het algemeen niet goed uit te oefenen en /of passend. Voor deze functie wordt minimaal NT2, MBO 2/3 en redelijke computervaardigheden gevraagd. Mevrouw beschikt niet over deze competenties. Een kleine kans dat deze functie wel passend is of passend te maken is, als de functie plaats vindt in een Poolse Organisatie, de mondelinge communicatie en de werkzaamheden zeer eenvoudig zijn. Belangrijk is dat de vinger en handbewegingen beperkt worden, door gebruik te maken van een headset en eventueel andere computeraanpassingen. Vacatures in deze richting zullen worden bekeken en onderzocht of er aanpassingsmogelijkheden zijn.”
Tot slot blijkt uit de herziene voortgangsrapportage dat in totaal 20 sollicitaties zijn verricht op diverse functies en waar die sollicitaties toe geleid hebben en niet zes, zoals de arbeidsdeskundige SMZ had vastgesteld.
5.4.
Gelet op wat hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat de arbeidsdeskundige b&b niet voldoende inzichtelijk heeft gemaakt waarom de in de herziene voortgangsrapportage opgenomen informatie niet beantwoordt aan de vereisten die de Werkwijzer Poortwachter stelt aan een zoekprofiel. De tegenwerping dat een goed zoekprofiel ontbreekt, is naar het oordeel van de rechtbank dan ook ontoereikend gemotiveerd. Dat geldt temeer nu de arbeidsdeskundige b&b in voormeld rapport van 5 juli 2023 heeft opgemerkt dat het aangepaste zoekprofiel de gemaakte keuzes inzichtelijker maakt. Dat die informatie in de bezwaarprocedure niet bekend was, zoals de arbeidsdeskundige b&b stelt, kan niet als juist worden aanvaard nu eiseres in beroep immers heeft gesteld dat de informatie in bijlage 3 bij het bezwaarschrift (de herziene voortgangsrapportage) niet wezenlijk anders is dan het aangepaste zoekprofiel op basis waarvan in de procedure tot bekorting van de loonsanctie is geoordeeld dat eiseres aan haar re-integratieverplichtingen heeft voldaan, terwijl het Uwv de juistheid van die stelling niet heeft betwist. Voorts is de rechtbank van oordeel dat de enkele stelling van de arbeidsdeskundige b&b dat de functies ‘winkelmedewerker’ en ‘gastvrouw’ niet passend zijn, eveneens ontoereikend is gemotiveerd, gelet op wat de herziene voortgangsrapportage over deze functies opmerkt. Het bestreden besluit is daarom ontoereikend gemotiveerd.
5.5.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid. De arbeidsdeskundige b&b heeft immers al op 31 maart 2023 in de bezwaarfase telefonisch contact gehad met mevrouw [naam 5] van re-integratiebureau Volzin, waarbij ook toen al gesproken is over de re-integratie-inspanningen in het tweede spoor. De arbeidsdeskundige b&b heeft echter niet eerder dan na het tweede telefoongesprek met mevrouw [naam 5] op 9 mei 2023 zonder enig voorbehoud vastgesteld dat de toelichting op de manier waarop mevrouw [naam 5] met de situatie omgegaan is, een ander licht op de zaak werpt en de arbeidsdeskundige b&b ervan heeft overtuigd dat mevrouw [naam 5] haar uiterste best gedaan heeft om met werkneemster aan de slag te gaan. Nu het tweede-spoortraject al was geëindigd toen de arbeidsdeskundige b&b op 31 maart 2023 voor de eerste maal met mevrouw [naam 5] sprak en er tijdens het tweede gesprek op 9 mei 2023 over de re-integratie-inspanningen voor het tweede-spoortraject dus geen recentere informatie beschikbaar was dan op 31 maart 2023, valt naar het oordeel van de rechtbank redelijkerwijs niet in te zien waarom de arbeidsdeskundige b&b niet al na het eerste gesprek op 31 maart 2023 tot de hiervoor bedoelde vaststelling over de re-integratie-inspanningen van mevrouw [naam 5] van re-integratiebureau Volzin had kunnen komen. Het moet er daarom voor worden gehouden dat de hiervoor bedoelde vaststelling van de arbeidsdeskundige b&b na het gesprek van 9 mei 2023 evenzeer te gelden heeft voor de stand van zaken per 31 maart 2023.
5.6.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid en ontoereikend gemotiveerd. Voor het passeren van deze gebreken met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ziet de rechtbank geen aanleiding, nu niet aannemelijk is dat eiseres daardoor niet wordt benadeeld.
5.7.
Nu aan de loonsanctie na de heroverweging in bezwaar alleen nog ten grondslag ligt dat (a) een goed zoekprofiel ontbreekt en (b) er te veel is gesolliciteerd naar niet-passende functies, is de rechtbank gelet op wat hiervoor is overwogen van oordeel dat de loonsanctie ten onrechte is opgelegd en daarom in bezwaar al met terugwerkende kracht had moeten worden herroepen. Een andere beslissing zou naar het oordeel van de rechtbank in strijd zijn met het reparatoire karakter van de loonsanctie. De rechtbank betrekt daarbij dat de herziene voortgangsrapportage dateert van 31 januari 2023, dus van voor het einde van de wachttijd en voor aanvang van de periode waarover door eiseres loon is doorbetaald.
6.1.
Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit moet worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 en artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. Nu de loonsanctie ten onrechte is opgelegd en daarom naar het oordeel van de rechtbank geen andere mogelijkheid overblijft dan het primaire besluit waarbij de loonsanctie is opgelegd te herroepen, zal de rechtbank met het oog op finale geschilbeslechting zelf in de zaak voorzien en het primaire besluit herroepen. Dit betekent dat de bij dat besluit opgelegde loonsanctie vanaf dat moment niet meer geldt. Aan de inhoudelijke beoordeling van wat eiseres verder heeft aangevoerd, komt de rechtbank daarom niet meer toe.
6.2.
Ter voorlichting van partijen overweegt de rechtbank nog het volgende. Het herroepen van het primaire besluit maakt de feitelijke gevolgen van de loonsanctie niet ongedaan, zoals ook ter zitting aan partijen is voorgehouden. Voor vergoeding van de schade die eiseres als gevolg van de loonsanctie stelt te hebben geleden, zoals het aan werkneemster na het einde van de wachttijd doorbetaalde loon, staat de in Titel 8.4 van de Awb bedoelde verzoekschriftprocedure open. Uit artikel 8:90, tweede lid, van de Awb volgt dat eiseres dan eerst het Uwv schriftelijk om vergoeding van de schade dient te vragen en pas tenminste acht weken nadien bij de bevoegde bestuursrechter op grond van artikel 8:90, eerste lid, van de Awb, in samenhang met artikel 8:88, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb, een schriftelijk verzoek kan indienen om het Uwv te veroordelen tot vergoeding van schade die eiseres lijdt of zal lijden als gevolg van een onrechtmatig besluit.
7. Omdat de gemachtigden van eiseres bij haar in dienst zijn, zoals de rechtbank afleidt uit de ter zitting overgelegde machtigingen, is de rechtsbijstand aan eiseres niet door een derde verleend, zodat deze niet voor vergoeding op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht in aanmerking komt. Van overige proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is de rechtbank niet gebleken.
8. Nu de rechtbank het beroep gegrond verklaart, dient het Uwv het door eiseres betaalde griffierecht van € 365,- vergoeden.