Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBDHA:2025:10415

Rechtbank Den Haag
28-05-2025
16-06-2025
24-28875
Vreemdelingenrecht
Eerste aanleg - enkelvoudig

Asiel, Turkije, toegedicht Gülen-aanhanger, WBV 2021/16, geringe indicaties. Beroep gegrond.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.28875

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [V-nummer], eiser (gemachtigde: mr. S. Thelosen),

en

de Minister van Asiel en Migratiei, verweerder (gemachtigde: mr. S. Muijlkens).

Inleiding

  1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser is van Turkse nationaliteit en geboren op [1973]. Hij heeft op 6 april 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 5 oktober 2023 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

  2. De rechtbank heeft het beroep op 16 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, mr. F.S. Fahad als waarnemer van de gemachtigde van eiser, M. Koyuncu als tolk en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de rechtmatigheid van de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.

4. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Het asielrelaas

5. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Tussen 1993 en 2016 is eiser werkzaam geweest als politieagent in Turkije. Hij is op 22 november 2016 uit zijn ambt gezet en op 17 februari 2017 door de Turkse autoriteiten opgepakt en in detentie geplaatst vanwege vermeende betrokkenheid bij de Gülenbeweging. In april 2018 is eiser vrijgelaten en mocht hij zijn proces in vrijheid afwachten. Anderhalf jaar later is eiser vrijgesproken van de beschuldigingen. Op 15 maart 2022 is eiser er echter achter gekomen dat hij bij de Turkse autoriteiten opnieuw is aangegeven vanwege vermeende betrokkenheid bij de Gülenbeweging. Er zou een nieuw onderzoek naar hem worden ingesteld. Hierop heeft eiser besloten om Turkije te verlaten. Verder verklaart eiser dat hij uit Turkije is

vertrokken omdat hij zijn functie als politieagent niet meer kan uitoefenen en in Turkije nergens anders meer aan het werk kan komen. Dit, omdat hij sympathisant is geweest van de Gülenbeweging en voorstander is van hun filosofie.

Het bestreden besluit

6. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende relevante elementen:

1. identiteit, nationaliteit en herkomst; en

2. toegedicht Gülen-aanhanger.

6.1.

De minister acht beide asielmotieven geloofwaardig. De minister is echter van oordeel dat de asielmotieven niet zwaarwegend genoeg zijn om te leiden tot een vluchtelingenstatus. Volgens de minister heeft eiser zijn vrees voor vervolging niet aannemelijk gemaakt. Daartoe overweegt de minister dat eiser is vrijgesproken van de jegens hem aangevoerde klachten in Turkije en dat hij in de periode na zijn detentie tot aan zijn vertrek naar Nederland geen problemen heeft gehad met de autoriteiten. Daarnaast overweegt de minister dat er nieuwe aanklachten tegen eiser zijn ingediend, maar dat deze door het Turkse OM zijn geseponeerd en dat hij Turkije op een legale wijze heeft kunnen verlaten. Ten slotte overweegt de minister dat de situatie voor Gülenisten in Turkije is verbeterd, met name doordat de rechterlijke bescherming is toegenomen en de intensiteit van vervolging is afgenomen. Op basis hiervan komt de minister ook tot de conclusie dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een reëel risico op ernstige schade loopt bij terugkeer naar Turkije.

Het beleid van de minister over Gülen-aanhangers

7. Voordat de rechtbank toekomt tot de bespreking van de beroepsgronden, beschrijft zij het toetsingskader van het beleid voor (toegedichte) Gülen-aanhangers ten tijde van het bestreden besluit.

7.1.

Met het Wijzigingsbesluit (WBV) 2021/16 van 4 augustus 2021 heeft de IND bepaald dat bij (toegedichte) Gülen-aanhangers ook in gevallen wanneer van geringe indicaties niet is gebleken, de IND de risico’s bij terugkeer beoordeelt in het licht van de diffuse en slechte situatie die gekenmerkt wordt door willekeur jegens (toegedichte) Gülen- aanhangers van de zijde van de Turkse autoriteiten. Dit beleid weerspiegelde de bestaande uitvoeringspraktijk van de IND en werd ter verduidelijking daarvan vastgelegd. Het voorgaande betekende in de praktijk dat de IND al snel een risico op vervolging aannam, tenzij er concrete aanknopingspunten waren waaruit anders bleek. Dit was gebaseerd op informatie uit het algemeen ambtsbericht Turkije (het ambtsbericht) van 31 oktober 2019.

7.2.

De minister heeft het bestreden besluit gebaseerd op het in WBV 2021/16 neergelegde beleid, zoals door de minister ook is benadrukt in het verweerschrift van 5 maart 2025. De rechtbank gaat daarvan eveneens uit bij de beoordeling van dit beroep.

De situatie voor (vermeende) Gülen-aanhangers in Turkije

8. Met verwijzing naar het ambtsbericht van augustus 2023 en februari 2025, een Fins rapport van juni 2024 en twee uitspraken van onze rechtbank van 15 augustus 2024 en 13 november 2024ii voert eiser aan dat de intensiteit van strafrechtelijke vervolging van Gülenisten in Turkije niet is afgenomen. Volgens eiser blijkt uit deze bronnen dat er geen sprake is van positieve ontwikkelingen in de situatie van (vermeende) Gülen-aanhangers, en

dat de minister ten onrechte uitgaat van een afname van de repressie. Ook stelt eiser dat de Turkse autoriteiten in de praktijk blijven vasthouden aan een zeer ruime interpretatie van het lidmaatschap van een terroristische organisatie, waarbij het enkele gebruik van de ByLock- app, banktransacties naar Bank Asya, of het lidmaatschap van een vakbond of onderwijsinstelling al voldoende kan zijn voor vervolging. Daarbij stelt eiser dat de minister zijn standpunt onvoldoende heeft onderbouwd en op een selectieve wijze gebruik maakt van de ambtsberichten, door slechts te verwijzen naar enkele passages die zijn standpunt ondersteunen, terwijl hij relevante informatie die het standpunt van eiser bevestigt, onbesproken laat.

8.1.

De rechtbank overweegt dat uit de door eiser aangehaalde landeninformatie geen eenduidige conclusie volgt dat de intensiteit of willekeur van de vervolging van (vermeende) Gülenisten door de Turkse autoriteiten is afgenomen. Uit het ambtsbericht van 2023 blijkt dat het lastig was om verifieerbare informatie over de situatie van Gülenisten te verkrijgen, onder meer omdat mensen niet openlijk uitkomen voor affiliatie met de beweging, en de beschikbare informatie schaars, verbrokkeld en anekdotisch van aard is.iii Daarbij wordt vermeld dat arrestaties van (vermeende) Gülenisten, net als in eerdere periodes, ook in de huidige verslagperiode bleven plaatsvinden. Hoewel enkele geraadpleegde bronnen spraken van een afname in intensiteit ten opzichte van de periode na de staatsgreep in 2016, kon deze inschatting niet met concrete gegevens worden onderbouwd vanwege het ontbreken van verifieerbare informatie.iv

Uit het ambtsbericht van 2025 blijkt dat deze vervolgingen voortduren.v Er blijkt onder meer dat het vervolgingsbeleid ongewijzigd is gebleven ten opzichte van eerdere perioden, en dat de daling in het aantal vervolgingen mede te verklaren is doordat de meest zichtbare Gülenisten reeds zijn aangepakt.vi Dit onderschrijft het betoog van eiser dat de afname in cijfers niet duidt op een verandering in het optreden van de autoriteiten, maar op een krimp in de doelgroep. Verder blijkt uit het ambtsbericht van 2025 dat mensen nog steeds relatief eenvoudig kunnen worden verdacht van betrokkenheid bij de Gülenbeweging, ondanks eerdere jurisprudentie van het Constitutioneel Hof en het Hof van Cassatie over het gebruik van Bank Aysa en de ByLock-app. Die jurisprudentie wordt volgens bronnen in het ambtsbericht in de praktijk niet eenduidig toegepast.vii Het door eiser aangehaalde rapport van de Finse immigratiedienst schat eveneens in dat het nog steeds extreem willekeurig en onvoorspelbaar is wanneer iemand doelwit is.viii Ook blijkt niet eenduidig of vrijgelaten Gülenisten gevrijwaard blijven van hernieuwde vervolging; bronnen spreken elkaar hierover tegen.ix

8.2.

Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het onduidelijk is wat op dit moment de precieze situatie is voor (vermeende) Gülen-aanhangers in Turkije. De minister heeft zich in zijn beoordeling hoofdzakelijk gebaseerd op passages uit de ambtsberichten die wijzen op een afname in de intensiteit van vervolging, maar is daarbij niet ingegaan op de bredere context of op de interne tegenstrijdigheden en nuances die in dezelfde ambtsberichten naar voren komen. De rechtbank volgt eiser dan ook in zijn standpunt dat sprake is van een selectieve weergave van de beschikbare landeninformatie. Ook is de minister onvoldoende ingegaan op de concrete informatie die eiser heeft aangedragen, waaronder het Finse rapport en de door hem aangehaalde uitspraken. Dit klemt temeer waar het betreft de uiteenlopende bronnen over de situatie van vrijgelaten Gülenisten, nu de minister niet inzichtelijk heeft gemaakt waarom hij zich baseert op de bron die stelt dat hernieuwde vervolging onwaarschijnlijk is, en niet op de andere bron die juist waarschuwt voor monitoring en mogelijke nieuwe problemen. De minister dient deze

keuze alsmede de precieze situatie voor (vermeende) Gülen-aanhangers alsnog deugdelijk te motiveren. De beroepsgrond slaagt.

Geringe indicaties en hernieuwde vervolging bij terugkeer naar Turkije

9. Eiser voert verder aan dat hij bij terugkeer naar Turkije zal worden aangehouden op het vliegveld en zal worden ondervraagd, waarbij de Turkse autoriteiten naar verwachting zullen achterhalen dat hij in Nederland asiel heeft aangevraagd. In dat kader wijst hij op zijn eerdere detentie van 14 maanden, het feit dat hij uit zijn politieambt is gezet, is ontslagen en dat er inmiddels nieuwe beschuldigingen tegen hem zijn geuit. Volgens eiser maken deze omstandigheden dat er een duidelijke aanwijzing is dat hij bij terugkeer opnieuw zal worden vervolgd. Hij beroept zich daarbij op artikel 9, tweede lid onder c, en artikel 4, vierde lid, van de Definitierichtlijn, alsook op het UNHCR-handboek en de richtlijnen aangaande determinatie van de vluchtelingenstatus.x Tegen deze achtergrond acht eiser het onbegrijpelijk dat niet wordt aangenomen dat sprake is van ‘geringe indicaties’, en verwijst daarbij naar een uitspraak van deze rechtbank van 2 april 2025.xi Daarnaast stelt eiser dat hij door zijn ontslag bij de politie mogelijk niet in de gelegenheid zal zijn om te werken, waarbij hij verwijst naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 april 2020.xii

9.1.

De rechtbank is van oordeel dat de minister zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat er geen sprake is van ‘geringe indicaties’, zoals bedoeld in WBV 2021/16 waarop het bestreden besluit is gebaseerd. Alle door eiser aangevoerde indicaties zijn door de minister geloofwaardig geacht. Daarbij merkt de rechtbank op dat eiser voor een tweede keer is beschuldigd. Hoewel deze beschuldigingen uiteindelijk zijn geëindigd in een sepot, heeft de minister onvoldoende gemotiveerd dat er geen sprake is geweest van een eerdere vervolging. De minister heeft ter zitting niet kunnen toelichten waarom hij de strafrechtelijke vervolging en detentie van eiser niet als een eerdere vervolging beschouwt. Eiser stelt zich terecht op het standpunt dat de strafrechtelijke vervolging en zijn detentie een daad van vervolging in de zin artikel 9, tweede lid onder c, van de Definitierichtlijn vormen en daarmee zijn aan te merken als een duidelijk aanwijzing voor hernieuwde vervolging, zoals bedoeld in artikel 4, vierde lid, van de Definitierichtlijn. Het gegeven dat eiser tussen april 2018 en maart 2022 geen problemen heeft ondervonden en hij legaal heeft kunnen uitreizen, doet hieraan niet af, nu door de minister geloofwaardig is bevonden dat hij strafrechtelijk is vervolgd en in detentie heeft gezeten. Ten aanzien van het ontslag als politieagent overweegt de rechtbank dat uit het ambtsbericht van 2025 blijkt dat personen die ontslagen zijn wegens betrokkenheid bij terreurorganisaties, zoals in het geval van eiser, geregistreerd staan in een database die door iedereen te raadplegen zijn.xiii Hier is de minister onvoldoende op ingegaan. Gelet op het voorgaande en hetgeen de rechtbank heeft geoordeeld over de situatie voor (vermeende) Gülen-aanhangers in Turkije, is de stelling van de minister dat onduidelijk is of eiser bij terugkeer op het vliegveld zal worden aangehouden onvoldoende gemotiveerd en kan daarom niet worden gevolgd. De beroepsgrond slaagt.

Conclusie en gevolgen

10. Gezien het voorgaande slagen de gronden van eiser. De rechtbank is van oordeel dat de minister de aanvraag van eiser ten onrechte heeft afgewezen als ongegrond. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is het met motiveringsbeginsel. Gelet op de aard van de gebreken ziet de rechtbank geen aanleiding om deze gebreken te passeren

of de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten. De minister moet daarom een nieuw besluit nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van acht weken.

10.1.

Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. De minister moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt €1.814,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:

  • -

    verklaart het beroep gegrond;

  • -

    vernietigt het bestreden besluit van 5 oktober 2023;

  • -

    draagt de minister op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;

  • -

    veroordeelt de minister tot betaling van €1.814,- aan proceskosten aan eiser.

Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M. Tank, griffier.

Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

i Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.

ii ECLI:NL:RBDHA:2024:13599 en ECLI:NL:RBDHA:2024:18640.

iii Zie pagina 43 van het ambtsbericht van 2023.

iv Idem, pagina 44.

v Zie pagina 46 van het ambtsbericht van 2025.

vi Idem, pagina 47.

vii Idem, pagina 51.

viii Turkey Individuals associated with the Gülen movement, The Finnish Immigration Service’s fact- finding mission to Ankara and Istanbul 2 – 6 October 2024, June 2024.

ix Idem, pagina 52.

x HCR/1P/4/ENG/REV.

xi ECLI:NL:RBMAS:2025:2160.

xii ECLI:NL:RVS:2020:1693.

xiii Zie pagina 52 van het ambtsbericht van 2025.

28 mei 2025

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.