RECHTBANK DEN HAAG
zaaknummers: NL25.9639 (beroep) en NL25.9640 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen
[eiser] , eiser,
V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. J.G. Wiebes),
de minister van Asiel en Migratie, verweerder
(gemachtigde: dhr. T. Stelpstra).
Samenvatting
1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Hij is het hier niet mee eens. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de asielaanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven. Verweerder mag ervan uitgaan dat eiser de Azerbeidjaanse nationaliteit heeft en hoeft hiernaar geen nader onderzoek te doen. Verweerder hoeft daarom eisers overige asielmotieven ook niet te beoordelen. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Procesverloop
2. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1996 en de Afghaanse nationaliteit te hebben. Hij heeft op 27 oktober 2022 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 27 februari 2025 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep samen met het verzoek om een voorlopige voorziening op 22 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser, zijn gemachtigde, F. Flippo-Wassa als tolk en de gemachtigde van verweerder deelgenomen.
Beoordeling door de rechtbank
3. Eiser heeft verklaard dat hij de Afghaanse nationaliteit heeft. Na de machtsovername van de Taliban is hij gestopt met werken. Hij heeft zichzelf opgesloten in huis omdat hij vanwege zijn tatoeages niet meer naar buiten kon. De Taliban zou hem dan verdenken en oppakken. Na tien maanden heeft eiser besloten Afghanistan te verlaten.
4. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser als kennelijk ongegrond afgewezen1 en tegen eiser een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar uitgevaardigd. Verweerder heeft alleen het asielmotief ‘identiteit, nationaliteit en herkomst’ beoordeeld en dit niet geloofwaardig bevonden. Verweerder stelt dat uit het Europese registratiesysteem EU-Vis blijkt dat eiser een visum voor Tsjechië heeft aangevraagd met een Azerbeidzjaans paspoort. Er mag van eiser verwacht worden dat hij daarover kan verklaren. Verweerder concludeert dat de gegevens voor de visumaanvraag en het paspoort leidend zijn, en houdt daarom de Azerbeidjaanse nationaliteit aan. Hoewel eiser een echt bevonden Afghaanse taskera (identiteitskaart) heeft overgelegd komt hieraan niet de waarde toe die hij wenst. Verweerder stelt verder dat eiser geen oprechte inspanning heeft geleverd om zijn aanvraag te staven. Ook vormen eisers verklaringen geen samenhangend en aannemelijk geheel, en kan hij in grote lijnen niet geloofwaardig worden beschouwd. Eisers verklaringen over het Azerbeidjaanse paspoort en het Tsjechische visum komen niet overeen met de bij verweerder bekende informatie over de visumprocedure. Omdat eisers Afghaanse nationaliteit, identiteit en herkomst niet geloofwaardig worden geacht, heeft verweerder eisers verdere asielmotieven niet beoordeeld.
Kon verweerder aannemen dat eiser de Azerbeidjaanse nationaliteit heeft?
5. Eiser voert aan dat verweerder heeft nagelaten te onderbouwen waarom uit de registratie in EU-Vis volgt dat hij een echt Azerbeidjaanse paspoort heeft. Via de aangewezen Azerbeidjaanse instanties kan op frauduleuze wijze paspoorten worden verkregen. Eiser verwijst hiervoor naar het algemeen ambtsbericht Azerbeidzjan van september 2021 en een nieuwsbericht. Corruptie speelt volgens eiser in Azerbeidzjan op hoog niveau. Hoewel het visum is aangevraagd met een daadwerkelijk Azerbeidzjaans reisdocument, moet het als vals worden beschouwd. Verweerder heeft er onvoldoende rekening mee gehouden dat eiser een echt bevonden taskera heeft overgelegd, vloeiend Dari spreekt en verschillende video-opnames heeft van zijn werk in Kabul. Verweerder heeft hem ten onrechte niet toegestaan dit beeldmateriaal te tonen.
5.1.
De rechtbank stelt voorop dat uit vaste rechtspraak volgt dat verweerder in beginsel mag uitgaan van de juistheid van informatie in EU-Vis. Het is aan eiser om aan te tonen dat in zijn geval deze informatie onjuist is.2 Verweerder stelt dat uit Eu-Vis blijkt dat eiser in Tsjechië een visum heeft aangevraagd met een Azerbeidjaans paspoort. Eiser stelt dat hij niets weet over hoe dit visum is aangevraagd, en hij heeft hier summier over verklaard. Verweerder heeft onweersproken gesteld dat voor zowel het paspoort als het visum biometrische gegevens moeten worden afgegeven. Eiser heeft verklaard dat hij eenmalig zijn vingerafdruk heeft afgegeven. Verweerder wijst er terecht op dat dit tegenstrijdig is met openbare informatie. De landeninformatie over corruptie in Azerbeidzjan maakt dat niet anders. Verweerder heeft ook bij zijn beoordeling mogen betrekken dat eisers paspoort is afgegeven ruim voor zijn gestelde uitreis. Gelet hierop heeft verweerder kunnen concluderen dat eiser zelf aanwezig moet zijn geweest om het paspoort aan te vragen. Er mag daarom ook van eiser worden verwacht dat hij hierover kan verklaren. Verweerder heeft verder gesteld dat het Azerbeidjaanse paspoort bij het aanvragen van het Tsjechische visum, en ook bij binnenkomst in het Schengengebied op echtheid is getoetst. Een visum wordt namelijk niet afgegeven wanneer sprake is van een vals paspoort. Dat eiser een echt-bevonden taskera heeft overlegd maakt het voorgaande naar het oordeel van de rechtbank niet anders. Verweerder heeft gesteld dat een taskera een fraudegevoelig document is, dat de taskera weliswaar echt is bevonden maar dat daarmee niets is gezegd over de afgifte en de inhoud ervan, dat aan de taskera geen biometrische gegevens ten grondslag liggen en dat de taskera niet kan aantonen dat eiser niet ook de Azerbeidzjaanse nationaliteit heeft. Eiser heeft dit niet weersproken. Dat hij in het bezit is van videobeelden van zijn werkzaamheden in Kabul kan volgens de rechtbank ook niet leiden tot het oordeel dat verweerder niet mag uitgaan van de Azerbeidjaanse nationaliteit. Als deze beelden aantonen dat eiser in Kabul was, sluit ook dat niet uit dat eiser de Azerbeidjaanse nationaliteit heeft. Gelet op dit alles concludeert de rechtbank dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet de Azerbeidjaanse en alleen de Afghaanse nationaliteit heeft. De beroepsgrond slaagt niet.
Heeft verweerder ten onrechte nagelaten nader onderzoek te doen?
6. Eiser voert aan dat hij inspanning heeft geleverd om aan te tonen dat hij niet de Azerbeidjaanse nationaliteit bezit. Hij is bij de Azerbeidjaanse ambassade afgepoeierd en weggestuurd. Zijn gemachtigde heeft een e-mail gestuurd naar de Azerbeidjaanse ambassade. Eiser stelt dat verweerder nader onderzoek moet doen en de paspoortgegevens dient op te vragen bij de Tsjechische autoriteiten. Verweerder werkt hier niet aan mee. Eiser stelt dat verweerder de samenwerkingsverplichting hiermee heeft geschonden.
6.1.
De rechtbank volgt dit betoog niet. Zoals onder 5.1. is gesteld mag verweerder uitgaan van de gegevens in Eu-Vis en is het aan eiser om aan te tonen dat deze onjuist zijn. Verweerder heeft eiser in 2022 al in kennis gesteld dat hij uitgaat van het Azerbeidjaanse paspoort, en heeft in november 2024 een voornemen uitgebracht. Uit het dossier blijkt dat verweerder eerst nog in september 2024 bij de Tsjechische autoriteiten de gegevens over de eisers visumaanvraag heeft opgevraagd. Verweerder concludeert volgens de rechtbank terecht dat eiser vervolgens de periode tot aan de zitting beperkt heeft gebruikt voor het opvragen van gegevens bij de Azerbeidjaanse of Tsjechische autoriteiten. Zijn stelling dat hij is afgepoeierd en weggestuurd bij de ambassade heeft hij ook niet onderbouwd. Uit de reactie op de e-mail van eisers gemachtigde van 13 maart 2025 blijkt dat eiser zelf een verzoek kan indienen om duidelijkheid te krijgen over de Azerbeidjaanse nationaliteit. Op de zitting heeft eiser verklaard dat hij nog geen stappen heeft gezet om zo’n verzoek te doen. De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat verweerder zijn samenwerkingsverplichting heeft geschonden, hij heeft voldoende onderzoek gedaan en eiser in kennis gesteld van de resultaten daarvan. Er is ook geen reden om aan te nemen dat eiser zelf bij de Azerbeidjaanse autoriteiten geen nader onderzoek kan doen naar zijn aangenomen nationaliteit, als hij dat nodig vindt. De beroepsgrond slaagt niet.
7. Eiser heeft op de zitting uitdrukkelijk verzocht om de voorlopige voorziening toe te wijzen zodat hij meer tijd heeft om contact op te nemen met de Azerbeidjaanse autoriteiten. De rechtbank ziet echter in eisers standpunten noch in zijn onderzoeksactiviteiten een grond om te oordelen dat zij nu nog geen uitspraak kan doen omdat eiser vanwege tijdgebrek niet aannemelijk heeft kunnen maken dat verweerders standpunt over zijn nationaliteit onjuist is.
8. Omdat verweerder mag uitgaan van de Azerbeidjaanse nationaliteit van eiser, behoeven de overige beroepsgronden geen bespreking meer.
9. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt.
10. Nu de rechtbank op het beroep beslist, is er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daartoe dan ook af.
11. Voor een proceskostenvergoeding bestaat in beide zaken geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Kraefft, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. J.M.T. Zoon, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan, voor zover dit gaat over het beroep, een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.