Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBDHA:2025:11552

Rechtbank Den Haag
01-07-2025
01-07-2025
NL25.25117, AWB 25/11981 en AWB 25/11983
Vreemdelingenrecht
Eerste aanleg - enkelvoudig

HTL/COa, gebruik AI-tool, geen aanleiding voor twijfel aan verslaglegging, incident met zeer grote impact, voortduring van de maatregel valt buiten de omvang van dit geding, voldoende toegang tot psychische en medische zorgverlening, beroepen ongegrond, vovo afgewezen.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

zaaknummers: NL25.25117, AWB 25/11981 en AWB 25/11983


uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter van 1 juli 2025 in de zaken tussen


[naam] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,

van Iraanse nationaliteit,

V-nummer: [nummer]

(gemachtigde: mr. L.J. Meijering),

en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers, het COa,

evenals

de minister van Asiel en Migratie, de minister,

(gemachtigde: mr. P.A.L.A. van Ittersum).

Inleiding

1. Het COa heeft op 22 mei 2025 besloten om eiser in de Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) te Hoogeveen te plaatsen (het plaatsingsbesluit).1 De minister heeft bij besluit van 22 mei 2025 aan eiser de maatregel van vrijheidsbeperking opgelegd (de vrijheidsbeperkende maatregel).2

1.1.

Eiser heeft tegen het plaatsingsbesluit en het besluit tot oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel beroep ingesteld.3 Eiser heeft hierbij verzocht om schadevergoeding. Ook heeft eiser een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ingediend (AWB 25/11983).

1.2.

Eiser heeft nadere gronden ingediend. Het COa heeft een verweerschrift overgelegd.

1.3.

De rechtbank en de voorzieningenrechter hebben de beroepen en het verzoek op 27 juni 2025 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn aanwezig. De minister en het COa hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. De rechtbank en de voorzieningenrechter hebben het onderzoek op zitting gesloten en doen in deze uitspraak in alle drie de zaken uitspraak.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de beroepsgronden van eiser tegen het plaatsingsbesluit en de vrijheidsbeperkende maatregel. De rechtbank komt op grond van deze beoordeling tot de conclusie dat de beroepsgronden niet slagen en de beroepen ongegrond zijn. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot deze oordelen komt.

Het beroep tegen het plaatsingsbesluit

De feiten

3. De rechtbank stelt vast dat in het plaatsingsbesluit onder het kopje ‘Feitenrelaas’ de feitelijk gedragingen van eiser op 21 mei 2025 op de locatie Dronten (POL) zijn opgenomen. Hieruit volgt, hier kort en summier samengevat, dat eiser ’s ochtends naar de receptie is gegaan om te zeggen dat hij geen gebruik wil maken van de time-out plek en zich buiten het AZC van het leven zal beroven, waarbij hij een snijdende beweging over zijn arm maakt. Even later wordt eiser trillend en met speeksel uit zijn mond op de grond van zijn kamer aangetroffen, waarna de ploegleider en de GZA worden opgeroepen voor extra ondersteuning. De medewerkers probeerden vervolgens weer contact met eiser te maken, die op dat moment gebalde vuisten maakte en een tafel vastpakte. Nadat even later de GZA contact probeert te maken, ligt eiser nog steeds op de grond met gebalde vuisten en schreeuwt hij luid. Volgens de GZA was het geen epileptische aanval, terwijl de GGZ benoemde dat eiser een door zichzelf opgewekte paniekaanval had. Eiser staat vervolgens op en slaat met zijn hoofd meerdere malen tegen de locker. Nadat andere medewerkers binnenkomen, komt eiser met gebalde vuist op een van de medewerkers af en schreeuwt “You are the devil”. Eiser slaat deze medewerker met gebalde vuist op de arm en op de ribben en trapt even later richting het gezicht van de medewerker. Uit de beschreven gebeurtenissen daarna valt op te maken, hier eveneens kort en summier weergegeven, dat eiser op minder dan een meter afstand met gebalde vuisten in een vechthouding staat, een magnetron pakt en deze ongeveer vijf keer met volle kracht tegen zijn gezicht slaat, vervolgens een houten botermesje pakt en daarmee meerdere keren over zijn nek en buik snijdt, dit mes kort op de medewerkers richt om het vervolgens weer op hem zelf te richten. De politie heeft uiteindelijk eiser aangehouden, met vier man op de grond gelegd en in de boeien geslagen, waarbij eiser bleef schreeuwen.

3.1.

De rechtbank stelt verder vast dat uit het plaatsingsbesluit blijkt dat eiser vooraf is gehoord, waarbij eiser het volgende heeft gezegd: “Het klopt dat ik een agent en medewerker heb geslagen, er was onenigheid over medicatie. Mijn emoties liepen op, en ik werd zwart voor mijn ogen, daarbij verloor ik de controle over mijn emoties en verviel ik in agressie. Ik ben het niet eens met deze maatregel, het COa dient mij te helpen, niet op te sluiten.” Verder blijkt uit het plaatsingsbesluit dat eiser dit heeft ondertekend voor ontvangst.

4. Eiser voert aan dat de feitelijke weergave in het plaatsingsbesluit niet juist kan zijn, omdat uit de formuleringen en de inhoud van het besluit kan worden afgeleid dat gebruik is gemaakt van een generatieve AI tool (LLM: large language model). Volgens eiser kan het plaatsingsbesluit niet anders dan met een AI-tool zijn opgemaakt, gezien de vele herhalingen en het taalgebruik dat daarin wordt gebezigd. Eiser legt ter onderbouwing daarvan enkele documenten over waaruit volgens eiser duidelijk blijkt dat gebruik is gemaakt van een AI-tool, zoals ChatGPT of Copilot, of op zijn minst van automatisch gegenereerde tekstmodules die AI-achtig taalgebruik vertonen, omdat de tekst in het plaatsingsbesluit te repetitief is, formeel-abstract en syntactisch is gestapeld om volledig handmatig te zijn geschreven. Als voorbeeld wijst eiser op het incident met de magnetron: volgens eiser is het feitelijk onmogelijk dat wanneer hij meerdere keren met volle kracht een magnetron tegen zijn gezicht slaat, nog steeds rechtop staat, in staat zou zijn zich te verzetten en geen letsel op zijn gezicht zou hebben. Ter onderbouwing hiervan legt eiser een foto van hemzelf van enkele dagen na het incident over, op welke foto geen letsel aan zijn gezicht is te zien. Verder stelt eiser dat hij met gebalde vuisten niet tegelijkertijd een tafel kan vast houden.

4.1.

Deze beroepsgrond slaagt niet.

4.2.

Het COa heeft aangegeven dat geen gebruik is gemaakt van een generatieve AI- tool. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan deze mededeling van het COa te twijfelen. Daarbij komt dat de rechtbank ook uit de door eiser overgelegde documenten niet kan afleiden dat de feitelijk beschreven gedragingen in het plaatsingsbesluit onjuist zouden zijn. De rechtbank stelt vast dat in het plaatsingsbesluit inderdaad veel herhalingen zijn opgenomen, omdat naast de beschrijving van de gedragingen onder het kopje ‘Feitenrelaas’, deze gedragingen onder het kopje ‘Impactanalyse’ weer worden samengevat en verderop in het plaatsingsbesluit nogmaals de visie van het COa en het incidentverloop als ook een samenvattende conclusie worden gegeven, waarin de gedragingen en de kwalificatie hiervan wederom meerdere keren zijn aangegeven. Deze herhalingen verderop in het plaatsingsbesluit maken naar het oordeel van de rechtbank echter niet dat hiermee is aangetoond dat er een AI-tool is gebruikt, het feitenrelaas zelf herhalingen kent dan wel het feitenrelaas onjuist zou zijn. Op zitting heeft de rechtbank de gemachtigde van eiser gevraagd aan te geven waar onder het kopje ‘Feitenrelaas’ sprake is van herhalingen. De gemachtigde kon echter geen herhalingen aangeven en wees enkel op het incident met de magnetron. Voorts treft de verwijzing naar de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen met nummer ECLI:NL:RBDHA:2025:10064 aangaande een afgewezen asielverzoek, geen doel, omdat het geen vergelijkbare zaak betreft.

4.3.

De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de in de uitgebreide en concrete weergave van de gebeurtenissen en de gedragingen van eiser in het plaatsingsbesluit onder het kopje ‘Feitenrelaas’ te twijfelen. Daarbij acht de rechtbank mede van belang dat bij het incident meerdere medewerkers en politieagenten zijn betrokken en dat eiser veel feitelijke gedragingen niet concreet heeft betwist. De rechtbank is verder van oordeel dat ook het feit dat eiser meerdere malen met een magnetron tegen zijn hoofd heeft geslagen, niet onaannemelijk is en aan hem mag worden tegengeworpen. Van de door eiser overgelegde foto kan niet worden vastgesteld wanneer deze is genomen en op deze foto is zijn gezicht en hoofd niet geheel zichtbaar. Bovendien hoeft eiser door deze gedragingen geen zichtbaar letsel te hebben opgelopen. Verder staat in de verslaglegging niet letterlijk dat eiser met gebalde vuisten een tafel heeft vastgehouden. De stelling van eiser dat het onaannemelijk is dat zowel de GZA als de GGZ aanwezig was, kan de rechtbank volgen, maar leidt niet tot de conclusie dat de beschreven gedragingen van eiser niet aan hem kunnen worden tegengeworpen. Het gaat daarbij immers enkel om een duiding van eisers gedrag, niet om eisers gedrag zelf. Verder overweegt de rechtbank dat ook los van deze gedragingen in het feitenrelaas voldoende andere gedragingen van verbaal en fysiek geweld worden beschreven, die door de enkele ontkenning van eiser onvoldoende zijn bestreden. Verder heeft eiser voorafgaand aan het plaatsingsbesluit zelf aangegeven dat hij een agent en een medewerker heeft geslagen en de controle over zijn emoties verloor en in agressie verviel. De enkele stelling van eiser dat hij dat niet zou hebben gezegd, acht de rechtbank niet aannemelijk. De rechtbank neemt bij dit alles in aanmerking dat de gedragingen van eiser op 21 mei 2025 ook niet onaannemelijk zijn gezien de gebeurtenissen daaraan voorafgaand, waaronder dat eiser al vaker negatief in beeld is geweest, er al eerder sprake is geweest van geweld en automutilatie en eiser bekend is met verslavingsproblematiek.

De kwalificatie

5. De rechtbank stelt vast dat eiser de kwalificatie van het COa dat het gaat om een incident met zeer grote impact, niet heeft bestreden. De rechtbank is verder van oordeel dat het COa dit incident terecht, conform het Maatregelenbeleid, als een incident met zeer grote impact heeft gekwalificeerd.

De afweging

6. De rechtbank overweegt in dit verband eerst dat in het Maatregelenbeleid is opgenomen dat in geval van een incident met zeer grote impact, het uitgangspunt is dat een HTL-maatregel wordt overwogen.

6.1.

Verder staat voor de rechtbank vast dat van de in het Maatregelenbeleid genoemde contra-indicaties geen sprake is. Uit de motivering en uit het in het dossier aanwezige e-mailbericht van 21 mei 2025 blijkt dat er vooraf overleg is geweest met de GZA te Hoogeveen en dat deze heeft bevestigd dat er geen belemmeringen zijn voor plaatsing van eiser in de HTL. Ook de GZA te Dronten ziet geen bezwaren. Uit het door eiser overgelegde medisch dossier komt naar voren dat eiser kampt met een combinatie van psychiatrische problematiek (o.a. aanhoudende depressieve klachten, angst, PTSS en middelenafhankelijkheid), alsmede een geschiedenis van traumatische ervaringen. Door GGZ InGeest is een verwijzing gedaan naar Yes We Can Clinics voor klinische verslavingsbehandeling, omdat er binnen GGZ InGeest geen passend aanbod is. Ook blijkt uit dit overzicht dat er nog geen actieve behandeling is gestart. Hieruit kan naar het oordeel van de rechtbank echter niet worden opgemaakt dat aan het hierboven weergegeven standpunt van de GZA te Hoogeveen en de GZA te Dronten moet worden getwijfeld. Ook is hiermee niet aangetoond dat eiser binnen de HTL geen passende zorg zou kunnen verkrijgen. In het plaatsingsbesluit is aangegeven dat juist in de gestructureerde, kleinschalige en begeleide setting van de HTL, de benodigde intensieve ondersteuning onder toezicht kan plaatsvinden. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten om hieraan te twijfelen.

6.2.

De rechtbank acht verder de motivering van het COa om tot een HTL-plaatsing over te gaan deugdelijk. Het COa heeft in die weging zwaarwegend mogen achten dat het gaat om een incident met zeer grote impact en daarbij de eerdere incidenten en gedragingen van eiser, die in bijlage 1 van het plaatsingsbesluit zijn opgenomen, kunnen betrekken. Voorts heeft het COa ook de persoonlijke omstandigheden op deugdelijke wijze betrokken en kunnen concluderen dat de maatregel gerechtvaardigd is gelet op het belang van de opvangorganisatie en haar medewerkers, als op eisers belang bij veiligheid, structuur en herstel. De rechtbank acht voorts niet aannemelijk dat met eiser geen intakegesprek is gehouden en dat eiser niet kon weten van het vrijwillig karakter van het recht op opvang. Ook eisers stelling dat hij onbevoegd zou zijn gefouilleerd door COa personeel en hem onbevoegd eigendommen zijn afgepakt, is niet voldoende aannemelijk gemaakt.

De beroepsgronden tegen de voortduring van de plaatsing

7. Eisers betoog dat de voortduring van de plaatsing moet worden beoordeeld, waaronder zijn stellingen dat hij geen toegang heeft tot de benodigde medicatie en de GZA, zijn moeder hem niet heeft kunnen bezoeken en zijn stelling aangaande de ROV-ruimte, treffen geen doel. De rechtbank is van oordeel dat de voortduring van de maatregel niet in deze procedure wordt beoordeeld en derhalve buiten de omvang van dit geding valt.

Het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel

8. De rechtbank ziet verder ook geen aanleiding om gelet op wat eiser aangaande de vrijheidsbeperkende maatregel naar voren heeft gebracht, deze maatregel onrechtmatig te achten. In de maatregel wordt op deugdelijke wijze rekening gehouden met eisers medische omstandigheden en tevens wordt aangegeven dat eiser op de HTL locatie voldoende toegang heeft tot psychische en medische zorgverlening. De rechtbank twijfelt daar niet aan. Verder is de maatregel door eiser ondertekend voor ontvangst. Van vrijheidsontneming dan wel strijd met de artikelen 3, 5 en 8 van het EVRM is evenmin sprake. De rechtbank volstaat ter onderbouwing hiervan met een verwijzing naar vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die bij de gemachtigde van eiser bekend wordt verondersteld.

9. De rechtbank zal de beroepen tegen het plaatsingsbesluit en de vrijheidsbeperkende maatregel gelet op het voorgaande ongegrond verklaren.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

10. In wat verzoeker (eiser) naar voren heeft gebracht, ziet de voorzieningenrechter, mede onder verwijzing naar de hiervoor weergegeven overwegingen aangaande eisers medische gesteldheid en de toegang tot medische hulp in de HTL en nu de beroepen ongegrond worden verklaard, geen aanknopingspunten voor het oordeel dat, gelet op de betrokken belangen, sprake zou zijn van onverwijlde spoed om de gevraagde voorlopige voorziening, zijnde een gebod om eiser opvang te verlenen in een regulier AZC, te treffen. Het verzoek wordt derhalve afgewezen.

Conclusie en gevolgen

11. De beroepen zijn ongegrond. Het plaatsingsbesluit en de vrijheidsbeperkende maatregel blijven in stand.

12. Het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening wordt afgewezen.

13. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond;

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van R. de Boer, griffier.

Uitgesproken in het openbaar op 1 juli 2025.

griffier

rechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak, voor zover het betreft het beroep tegen het plaatsingsbesluit, kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking. Tegen deze uitspraak, voor zover het betreft het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel, staat geen rechtsmiddel open.

1 Op grond van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder h en i, en artikel 11, eerste lid van de Regelingen verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005.

2 Op grond van artikel 56 van de Vreemdelingenwet 2000.

3 Het beroep tegen het plaatsingsbesluit staat geregistreerd onder AWB 25/11981. Het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel staat geregistreerd onder NL25.25117.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.