beschikking
RECHTBANK DEN HAAG
Beschikking van 3 februari 2025
in de zaak met zaaknummer/rekestnummer: C/09/594115 / HA RK 20-270
van:
1. de rechtspersoon naar het recht van Bermuda
PHILLIPS PETROLEUM COMPANY VENEZUELA LIMITED te Houston, Texas, Verenigde Staten,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CONOCOPHILLIPS PETROZUATA B.V. te Den Haag,
verzoeksters,
advocaten: nu mr. M.A. Broeders en D.J. de Bock te Amsterdam,
1. de naar het recht van de Bolivariaanse Republiek Venezuela opgerichte vennootschap
PETRÓLEOS DE VENEZUELA S.A. te Caracas, Venezuela,
verweerster sub 1,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PROPERNYN B.V. te Den Haag,
belanghebbende/verweerster sub 2,
advocaten: nu mr. M. Deckers mr. J. van Borssum Waalkes te Amsterdam.
De rechtbank noemt verzoeksters hierna samen ‘COP’ (in enkelvoud) en verzoekster sub 1 waar nodig afzonderlijk CPH. Verweerster sub 1 wordt hierna aangeduid als ‘PDVSA’, belanghebbende/verweerster sub 2 als ‘Propernyn’ en PDVSA aan Propernyn samen ook als ‘PDVSA c.s.’.
1 De procedure
1.1.
Voor het verloop van de procedure tot en met 17 juli 2023 verwijst de rechtbank naar:
- de (tussen)beschikking van 30 december 2020 (hierna ook: Beschikking I);
- de (tussen)beschikking van 6 december 2021;
- de (tussen)beschikking van 27 juni 2022;
- de (tussen)beschikking van 20 januari 2023, en
- de (tussen)beschikking van 17 juli 2023.
1.2.
Op 24 september 2024 is bij de rechtbank ingekomen een ‘akte houdende verzoek tot bepalen openbare verkoop van aandelen’ van COP, met producties 1 tot en met 14. PDVSA heeft daarop gereageerd bij ‘akte houdende verweer tegen verzoek tot bepalen openbare verkoop van aandelen’, met producties 1 tot en met 15, bij de rechtbank ingekomen op 17 oktober 2024. Vervolgens heeft de rechtbank een nadere rechtszitting ingepland op 16 december 2024. Op 9 december 2024 heeft de rechtbank van COP een akte overlegging producties met producties 15 tot en met 21 ontvangen, en op 13 december 2024 een brief namens Oryx Global (hierna: Oryx) met bijlagen 1 en 2.
1.3.
Op 16 december 2024 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Daarbij waren de advocaten van COP en de advocaten van PDVSA en Propernyn aanwezig. Verder waren op de zitting aanwezig:
- -
i) de heer H. Oude Elferink, als gerechtsdeurwaarder verbonden aan gerechtsdeurwaarderskantoor Groot & Evers B.V., bijgestaan door mr. T.R.B. de Greve, advocaat te Amsterdam;
- -
ii) de heer [naam], managing director van Alvarez & Marsal Benelux B.V.;
- -
iii) mr. Y. Boekhout namens Oryx, bijgestaan door mr. E.C. Netten, advocaat te Amsterdam.
Op de mondelinge behandeling hebben de advocaten van COP en PDVSA c.s. gesproken met gebruikmaking van (overgelegde) spreekaantekeningen. Verder hebben de aanwezigen vragen van de rechtbank beantwoord en hun standpunten verder toegelicht.
1.4.
Ten slotte heeft de rechtbank meegedeeld dat zij op 27 januari 2025 uitspraak zal doen. De rechtbank heeft de advocaten voordien laten weten dat de beschikking een week later (vandaag) partijen zal worden toegezonden..
2 De (verdere) feiten
2.1.
Bij arbitraal vonnis van 10 oktober 2014 is PDVSA veroordeeld tot betaling aan COP van een schadevergoeding van (kort gezegd) USD 1,987 miljard plus rente.
2.2.
PDVSA houdt alle aandelen in Propernyn en Propernyn houdt weer alle aandelen in PDV Europe B.V.
2.3.
PDV Europe B.V. houdt 15% van de aandelen in de Zweedse vennootschap Nynas B.V. (hierna: Nynas), een Zweedse raffinaderij en producent van olieproducten. Verder heeft PDV Europe B.V. (mogelijk) een buy backrecht voor nog eens 35% van de aandelen in Nynas.
2.4.
Sinds 8 mei 2020 ligt er ten laste van PDVSA executoriaal beslag op de aandelen in Propernyn, ten behoeve van de vordering van COP zoals die volgt uit het arbitrale vonnis.
2.5.
In de beschikking in deze procedure van 30 december 2020 (Beschikking I) heeft de rechtbank bepaald dat de aandelen in Propernyn executoriaal, onderhands, kunnen worden verkocht.
2.6.
De gehele of het overgrote deel van de waarde van de aandelen in Propernyn is gelegen in haar indirecte (potentiële meerderheids-)belang in Nynas.
2.7.
De aandelen in Propernyn zijn tot op heden niet (onderhands) executoriaal verkocht.
4 De nadere beoordeling
4.1.
Ruim vier jaar geleden heeft de rechtbank bij Beschikking I bepaald dat alle ten laste van PDVSA in beslag genomen aandelen in Propernyn executoriaal, onderhands, kunnen worden verkocht en overgedragen. De periode die de rechtbank voor deze onderhandse verkoop heeft gegund, was oorspronkelijk 12 maanden, is meermaals verlengd, laatstelijk tot 1 januari 2024 en is dus inmiddels verstreken. Bij Beschikking I heeft de rechtbank bepaald dat zij in geval van het verstrijken van de voor onderhandse verkoop gegunde termijn(en), over een nadere wijze van verkoop zal beslissen.
4.2.
COP verzoekt dat de rechtbank in die zin nader beslist over de wijze van verkoop van de beslagen aandelen, dat zij bepaalt dat deze per openbare veiling worden aangeboden en verkocht. Volgens COP is het door het gedrag van PDVSA c.s. tijdens het executieproces feitelijk onmogelijk gebleken om essentiële informatie over Nynas en het buy back-recht aan het licht te brengen en is openbare verkoop daarom het enige werkbare alternatief om een executoriale verkoop van de aandelen in Propernyn te realiseren.
4.3.
PDVSA verweert zich tegen dit verzoek. PDVSA neemt tot uitgangspunt dat bij de executoriale verkoop moet worden gestreefd naar opbrengstmaximalisatie en wijst erop dat in Beschikking I is vastgesteld dat dit doel het beste wordt gediend door onderhandse verkoop van de beslagen aandelen. Volgens PDVSA geldt nog altijd dat opbrengstmaximalisatie slechts met onderhandse verkoop kan worden bereikt en heeft COP niet aangetoond dat onderhandse verkoop niet redelijkerwijs mogelijk is. PDVSA stelt dat potentiële kopers op een openbare veiling Propernyn met haar onderliggende vennootschappen onvoldoende zullen kunnen doorgronden om een goede inschatting te maken van (de goede en kwade kansen van) het object van de veilingkoop. Verder zullen volgens PDVSA potentiële kopers worden afgeschrikt doordat koop van de beslagen aandelen (mogelijk) is onderworpen aan sancties uitgevaardigd door de Verenigde Staten van Amerika tegen Venezuela – dit door de betrokkenheid van de Amerikaanse CPH – tenzij potentiële kopers hierover goed worden geïnformeerd in een zorgvuldig voorbereid (onderhands) verkoopproces en daarbij ‘comfort’ van CPH ontvangen. PDVSA betwist ten slotte dat de pogingen om informatie ten behoeve van het onderhandse verkooptraject te verkrijgen, door haar en Propernyn zijn gefrustreerd.
4.4.
De rechtbank stelt voorop dat zij over de wijze van verkoop van de beslagen aandelen naar bevind van zaken kan beslissen en aldus een discretionaire bevoegdheid heeft. In principe zal gekozen worden voor het verkoopproces dat tot de hoogste executieopbrengst leidt. Daarbij speelt ook een rol welke inspanningen van de executant onder de gegeven omstandigheden in redelijkheid verlangd kunnen worden. Over de vraag of een onderhandse dan wel een openbare executieverkoop naar verwachting tot de hoogste executieopbrengst zal leiden merkt de rechtbank het volgende op.
4.5.
Bij het geven van Beschikking I heeft de rechtbank inderdaad verwacht dat het doel van opbrengstmaximalisatie het beste zou worden gediend door onderhandse verkoop van de aandelen. De rechtbank heeft die verwachting met name gebaseerd op de aanname dat potentiële kopers bij onderhandse verkoop de gelegenheid zou worden geboden een onderzoek te doen naar alle gegevens die wezenlijk zijn voor de bepaling van de waarde van Propernyn en dat potentiële kopers dus bij onderhandse verkoop (mogelijk meer dan bij een openbare verkoop), een goede inschatting zouden kunnen maken van de waarde van de beslagen aandelen. Vanuit die aanname was de verwachting gewettigd dat onderhandse executieverkoop zou leiden tot een (meer) reële en mogelijk hogere verkoopprijs.
4.6.
Inmiddels is de rechtbank op basis van de uitleg van het verkoopproces tot nu toe tot het inzicht gekomen dat de relevante informatie die potentiële onderhandse kopers ter beschikking staat, beperkt is, en dat op basis van die informatie een zeer beperkte beoordeling van de waarde van de beslagen aandelen kan worden gemaakt. In zoverre blijkt het onderhandse verkooptraject dus geen duidelijk voordeel te hebben boven een openbaar verkooptraject. Daarbij kan in het midden worden gelaten of en in hoeverre PDVSA c.s. een verwijt treft van de omstandigheid dat er slechts in beperkte mate informatie beschikbaar is ten behoeve van dat onderhandse verkoopproces – een vraag waarover tijdens de mondelinge behandeling een verschil inzicht tussen partijen bleek te bestaan. Overigens tekent de rechtbank aan dat, ook in het openbare verkooptraject, de op dit moment wel beschikbare informatie door geïnteresseerden kan worden ingezien, na ondertekening door de potentiële koper van een Non-Disclosure-Agreement.
4.7.
Zonder deugdelijke toelichting, die ontbreekt, ziet de rechtbank niet in waarom het mogelijk onderworpen zijn van de transactie aan sancties uitgevaardigd door de Verenigde Staten van Amerika, potentiële kopers in een onderhands verkooptraject minder zou afschrikken dan potentiële kopers die kunnen bieden op een (van tevoren aangekondigde) openbare veiling. Evenmin valt in te zien dat CPH ‘comfort’ over die mogelijke sancties aan potentiële kopers zou kunnen/moeten geven in een onderhands verkooptraject. Verder is bij de rechtbank niet het beeld ontstaan dat, zoals PDVSA heeft gesuggereerd, onderhandse verkoop nog altijd niet heeft plaatsgevonden door gebrek aan voortvarendheid aan de zijde van COP of de deurwaarder. Argumenten met een duidelijke feitelijke onderbouwing die voor de rechtbank aanleiding zouden kunnen vormen van COP een nadere, mogelijk verdergaande, inspanning te verlangen om tot onderhandse verkoop te geraken, zijn niet naar voren gebracht.
4.8.
Dit alles in aanmerking nemende is de rechtbank van oordeel dat, om nu na zo lange tijd te komen tot een afronding van de executie, het moment daar is tot openbare verkoop over te gaan. Het is geenszins aannemelijk dat onderhandse verkoop – zou die route worden voortgezet – leidt tot verkoop, respectievelijk tot een opbrengt die hoger zal zijn dan de opbrengst die met een openbare verkoop al kunnen worden behaald. Bovendien leidt dat proces tot aanzienlijke kosten die nog verder zullen oplopen. De rechtbank ziet wel iets in de benadering van COP dat aannemelijk is dat de hoogste verkoopprijs wordt gerealiseerd als potentiële kopers – en die lijken er wel te zijn – in een biedingsstrijd tegenover elkaar staan. De rechtbank ziet daarom voldoende grond om, zoals door COP verzocht, te bepalen dat de beslagen geëxecuteerd worden door middel van een openbare verkoop. Anders dan PDVSA mogelijk meent, is daarvoor niet vereist dat COP eerst aantoont dat onderhandse verkoop überhaupt niet haalbaar is. De rechtbank zal daarbij, zoals door PDVSA voorgesteld, bepalen dat voor de executieveiling een aankondigingstermijn van minstens zes weken moet worden aangehouden.
4.9.
COP verzoekt te bepalen dat openbaar mag worden verkocht in overeenstemming met de door haar als productie 12 overgelegde veilingvoorwaarden. PDVSA heeft bezwaar gemaakt tegen onderdelen van het bepaalde in artikel 14 van deze voorwaarden. Dit artikel luidt – voor zover relevant in het kader van het bezwaar van COP – als volgt:
‘De deurwaarder heeft het recht van gunning en zal, indien de deurwaarder daartoe van [COP] instructie heeft, de aandelen gunnen aan de hoogste bieder die hij geschikt acht, omdat zij zo meent de deurwaarder naar behoren aan alle voorwaarden heeft voldaan.
(...)
[COP] hebben gedurende een periode van drie (3) dagen na de veiling het recht van gunning en dienen ook het uiteindelijke akkoord te geven of de aandelen mogen worden gegund aan de hiervoor genoemde bieders.
(...)’
4.10.
Volgens PDVSA is deze bepaling moeilijk leesbaar, is de ratio en praktische uitwerking daarvan onduidelijk en biedt deze (kort gezegd) de deurwaarder en COP teveel vrijheid om een hoogste bod waartegen geen ernstig bezwaar bestaat, te weigeren, ten gunste van een lagere bieding door een aan COP gelieerde vennootschap of met als resultaat dat de veiling geen effect zal hebben, nodeloos kosten zullen worden gemaakt en het executieproces verder zal worden vertraagd. Al met al moet volgens PDVSA het recht van gunning zodanig worden geformuleerd dat gegund zal worden aan de hoogste bieder, tenzij blijkt dat een zwaarwegend belang zich daartegen verzet, waarbij COP dan wel de deurwaarder, als zij menen dat dit aan de orde is, dit ter beoordeling aan de executierechter voorleggen.
4.11.
De rechtbank overweegt als volgt over dit bezwaar van PDVSA. Het zou inderdaad geen recht doen aan de gerechtvaardigde belangen van PDVSA indien COP op oneigenlijke gronden zou besluiten dat géén gunning aan een hoogste bieder plaatsvindt. COP moet daarentegen wel kunnen besluiten dat geen gunning plaatsvindt voor zover zij daarbij voldoende rechtens te respecteren belang heeft. Daarbij kan bijvoorbeeld (maar niet uitsluitend) worden gedacht aan een risico op schending door COP van sanctiewetgeving van de Verenigde Staten van Amerika. Van een rechtens te respecteren belang is vanzelfsprekend geen sprake als COP haar gunningsrecht gebruikt met het doel dat een aan haar gelieerde vennootschap de aandelen tegen een lagere koopprijs verkrijgt. Dit is ter zitting aan de orde gekomen en COP heeft verklaard een recht om niet te gunnen niet te bedingen en te zullen gebruiken voor een dergelijk doel.
4.12.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft COP er een gerechtvaardigd belang bij dat er in de relatie tot de veilingdeelnemers een ruim geformuleerde bevoegdheid is voor COP om niet tot gunning over te gaan. COP heeft er daarbij terecht op gewezen dat het grote gevolgen voor haar kan hebben als zij contractueel wordt gedwongen tot een transactie in strijd met (mogelijk snel veranderende) sanctiewetgeving. De rechtbank ziet verder geen reden dat COP belang zou hebben bij het voortduren van dit traject tot executieverkoop. Het risico dat COP zonder deugdelijke reden gebruik zal maken van haar gunningsrecht, acht de rechtbank daarom klein. De rechtbank ziet in zoverre geen reden tot aanpassing van artikel 14 van de door COP voorgestelde veilingvoorwaarden. Misbruik van haar bevoegdheid (wel of niet) te gunnen door COP zal vanzelfsprekend rechtsgevolgen hebben, rechtsgevolgen die hier niet nadere bespreking behoeven, temeer niet waar COP er blijk van heeft gegeven de bevoegdheid louter voor te respecteren doeleinden te willen voorbehouden.
4.13.
Ten aanzien van het in artikel 14 opgenomen bevoegdheid toekomend aan de deurwaarder geldt dat van de deurwaarder wordt dat hij daarvan op deugdelijke gronden gebruik maakt, ongeacht over wat over het gunningsrecht van de deurwaarder is opgenomen in veilingvoorwaarden. De rechtbank ziet geen reden dat artikel 14 van de veilingvoorwaarden die COP heeft overgelegd, aan te passen. Indien de deurwaarder overweegt om zijn gunningsrecht te gebruiken, maar twijfelt over de vraag of dit is aangewezen, kan hij hierover desgewenst afstemming met de rechtbank zoeken in het kader van deze procedure (en behoeft daarvoor niet de weg van het executie-kortgeding te worden gevolgd).
b. Beschermende bepaling over mogelijke doorverkoop door COP binnen drie jaren
4.14.
PDVSA wil dat in de veilingvoorwaarden wordt opgenomen dat in geval COP of een aan COP gelieerde partij het hoogste bod uitbrengt, uitsluitend aan deze partij zal worden gegund onder de voorwaarde dat het de veilingkoper voor een periode van drie jaren verboden is om de aandelen in Propernyn of de activa uit de Propernyn groep aan derden (door) te verkopen voor een hoger bedrag dan waarvoor is gegund. Volgens PDVSA kan door het opnemen van deze bepaling in de veilingvoorwaarden worden voorkomen dat zij wordt benadeeld doordat een aan COP gelieerde vennootschap de aandelen op de veiling koopt voor een gering bedrag, teneinde de aandelen binnen relatief korte termijn door te verkopen aan een derde voor een hoger bedrag, waarbij slechts het laagste bedrag op de schuld van PDVSA in mindering strekt.
4.15.
COP en de deurwaarder hebben geen bezwaar gemaakt tegen het opnemen van een bepaling met deze strekking in de te hanteren veilingvoorwaarden. De rechtbank heeft begrip voor deze wens van PDVSA en zal daarom oordelen dat een bepaling met deze strekking deel moet uitmaken van de te hanteren veilingvoorwaarden, op de wijze zoals in de beslissing uitgewerkt.
Voorziening voor mogelijke onderhandse verkoop aan Oryx
4.16.
Ter zitting van 16 december 2024 is een vertegenwoordiger en advocaat van
Oryx verschenen. Namens Oryx is kenbaar gemaakt dat zij mogelijk interesse heeft de
beslagen aandelen te kopen, maar dan wel onderhands en niet openbaar.
PDVSA heeft kenbaar gemaakt dat zij de informatie die inmiddels via de deurwaarder en Alvarez & Marsal beschikbaar is voor potentiële kopers via de dataroom, ook op andere wijze beschikbaar zal maken voor Oryx. Om ruimte te scheppen voor (alsnog) komen tot een onderhandse verkoop zal de rechtbank de termijn de beslagen aandelen onderhands te
verkopen te verlengen tot 1 maart 2025, en bepalen dat de executie van de aandelen vanaf
die datum plaatsvindt via een openbare verkoop.
4.17.
In Beschikking I heeft de rechtbank de heer R.M.P. van den Bogert, als gerechtsdeurwaarder verbonden aan Gerechtsdeurwaarderskantoor Groot & Evers B.V., aangewezen als gerechtsdeurwaarder belast met de executie, zulks met het recht op vervanging door de andere (toegevoegd) gerechtsdeurwaarders van dit kantoor. Inmiddels is van dit recht gebruik gemaakt en is heer Van den Bogert vervangen door gerechtsdeurwaarder de heer H. Oude Elferink. De rechtbank zal voor de goede orde bepalen dat ook voor gerechtsdeurwaarder de heer Oude Elferink geldt dat er recht is op vervanging door de andere (toegevoegd) gerechtsdeurwaarders van voornoemd gerechtsdeurwaarderskantoor.
4.18.
De rechtbank heeft in beschikking I bepaald dat de deurwaarder die met de executoriale verkoop wordt belast, zich tijdens het verkoopproces en de levering mag laten bijstaan door Alvarez & Marsal, onder verantwoordelijkheid van de deurwaarder. De rechtbank is van oordeel dat de deurwaarder ook in het traject tot openbare executieverkoop dat binnenkort wordt ingeslagen de mogelijkheid moet hebben om zich – voor zover hij dat aangewezen acht – door Alvarez & Marsal te laten bijstaan. Ook dat zal voor de goede orde in de beslissing worden bepaald.
4.19.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
5 De beslissing
5.1.
verlengt de termijn waarbinnen alle ten laste van PDVSA in beslag genomen aandelen onderhands verkocht mogen worden tot 1 maart 2025;
5.2.
bepaalt dat vanaf 1 maart 2025 alle ten laste van PDVSA in beslag genomen aandelen in Propernyn executoriaal, openbaar, kunnen worden verkocht, binnen een termijn van één jaar, eindigend op 1 maart 2026, in overeenstemming met de veilingvoorwaarden zoals door COP aan de rechtbank voorgelegd, met dien verstande dat:
( i) voor de executieveiling een aankondigingstermijn van minstens zes weken moet worden aangehouden;
( ii) de volgende bepaling aan de door COP voorgestelde veilingvoorwaarden moet worden toegevoegd:
Indien ConocoPhillips c.s. of een aan ConocoPhillips c.s. gelieerde vennootschap het hoogste bod uitbrengt, zullen de aandelen alleen aan ConocoPhillips c.s. respectievelijk deze vennootschap worden gegund onder de voorwaarde dat het deze koper van de aandelen in Propernyn voor een periode van drie jaren is verboden om de aandelen in Propernyn of de activa uit de Propernyn groep aan derden (door) te verkopen voor een hoger bedrag dan waarvoor is gegund;
5.3.
verstaat dat inmiddels de heer H. Oude Elferink, als gerechtsdeurwaarder verbonden aan Gerechtsdeurwaarderskantoor Groot & Evers B.V., is belast met de executie, en bepaalt dat ook voor deze deurwaarder het recht geldt op vervanging door de andere (toegevoegd) gerechtsdeurwaarders van dit kantoor;
5.4.
bepaalt dat de deurwaarder die met de executie is belast het recht heeft om zich – voor zover hij dat aangewezen acht – ook in het traject tot openbare executieverkoop door Alvarez & Marsal te laten bijstaan;
5.5.
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.J. Vetter en in het openbaar uitgesproken op 3 februari 2025.