Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag. Eiseres stelt de Somalische nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] . Eiseres heeft, mede namens haar drie minderjarige kinderen, op 30 juli 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 3 december 2024 deze aanvraag in de verlengde procedure op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) en artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000 afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat eiseres de minister zou hebben misleid. Daarbij is aan eiseres een terugkeerbesluit opgelegd voor Tanzania of Kenia en een inreisverbod voor 2 jaar.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 23 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, een tolk en de gemachtigde van de minister. Het onderzoek is op de zitting gesloten.
Beoordeling door de rechtbank
2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. Eiseres legt aan haar asielaanvraag – kort samengevat – het volgende ten grondslag. Zij is op [geboortedatum] geboren in Chula, een eiland dat deel uitmaakt van de Bajuni-eilandenarchipel in het zuiden van Somalië. Eiseres heeft hier tot haar zevende of achtste levensjaar gewoond en is vervolgens naar Kenia verhuisd. Op haar veertiende of vijftiende is eiseres weer teruggekeerd naar Chula. In 2012 is eiseres vanuit Chula, via Jemen naar België gevlucht. De aanleiding hiervoor was dat aan haar werd opgelegd om te trouwen met een oudere man die een hoge functie of belangrijke rol vervulde bij Al-Shabaab en omdat zij werd gedwongen om voor de tweede keer besneden te worden. Eiseres vreest dat zij bij terugkeer alsnog gedwongen zal worden besneden. Ook vreest eiseres dat de gemeenschap haar zal bestraffen en vreest zij voor de Al-Shabaab groepering. Daarnaast vreest eiseres dat haar dochters bij terugkeer besneden zullen worden.
5. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens de minister de volgende relevante elementen:
- -
identiteit, nationaliteit en herkomst;
- -
uithuwelijking met man die een hoge functie/ belangrijke rol vervulde bij Al-Shabaab;
- -
gedwongen tweede besnijdenis.
5.1.
De minister acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres ongeloofwaardig en heeft dat als volgt gemotiveerd. De minister hecht geen waarde aan de door eiseres overgelegde en door Bureau Documenten echt bevonden geboorteakte en bevestiging identiteit. Uit algemene landeninformatie volgt namelijk dat Somalische originele documenten eenvoudig frauduleus kunnen worden verkregen. Hiernaast zijn er gegronde redenen om te twijfelen aan de inhoud van de overgelegde documenten. De originele documenten stroken niet met de verklaringen van eiseres of de inhoud klopt anderszins niet. Daarnaast kent de minister een zwaar gewicht toe aan het rapport van de taalanalyse van 23 januari 2023 (de taalanalyse), uitgevoerd door Team Onderzoek en Expertise Land en Taal (TOELT), waarin is geconcludeerd dat eiseres eenduidig niet te herleiden is tot de spraakgemeenschap in Zuid-Somalië. De minister stelt zich op het standpunt dat van eiseres in redelijkheid verwacht mag worden dat zij een beheersing op moedertaalniveau heeft van het Bajuni. Eiseres spreekt geen Bajuni, maar Swahili met enkele Bajuni-elementen. Ook spreekt eiseres geen Somalisch. Alles in samenhang bezien, concludeert de minister dat er sprake is van het verstrekken van valse informatie, zodanig dat er sprake is van misleiding, waardoor de asielaanvraag van eiseres wordt afgewezen als kennelijk ongegrond.
5.2.
De minister heeft het asielrelaas van eiseres niet inhoudelijk beoordeeld omdat de opgegeven identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres niet geloofwaardig zijn bevonden.
Is er sprake van een zorgvuldige besluitvorming?
6. Eiseres voert allereerst aan dat er sprake is van een zorgvuldigheidsgebrek nu zij pas in beroep beschikking kreeg over het volledige dossier. Eiseres heeft hierdoor in de voornemenfase niet adequaat kunnen reageren op een tweetal afwijzingsgronden. Eiseres doet in dit kader een beroep op de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, van 12 juni 2024.1
6.1.
Uit de rechtspraak van de Afdeling volgt dat de mogelijkheid van een vreemdeling om een zienswijze in te dienen een essentieel onderdeel van de procedure is voorafgaand aan de totstandkoming van het besluit op de asielaanvraag.2 Uit het dossier blijkt dat eiseres op 21 mei 2024 een (voorlopige) zienswijze heeft ingediend. Hierin heeft zij de minister expliciet verzocht om de verklaring van onderzoek van Bureau Documenten en de verslagen van de aanmeldgehoren uit eerdere procedures naar haar (gemachtigde) op te sturen. Dit is niet gebeurd in de periode tussen de zienswijze en de beschikking. (De gemachtigde van) eiseres heeft pas ná het indienen van beroep inzage gekregen in het volledige dossier en dus ook toen pas beschikking gekregen over de verzochte stukken. De minister heeft eiseres hiermee de mogelijkheid ontnomen om behoorlijk op het voornemen en de daarin gehanteerde afwijzingsgronden te kunnen reageren. Dat klemt temeer daar de afwijzingsgronden in het voornemen voor een belangrijk deel zien op het gewicht dat aan de overgelegde documenten kan worden toegekend, waarbij de bevindingen van het Bureau Documenten ten aanzien van deze documenten, onder meer zijn afgezet en mede zijn bezien in het licht van de verklaringen van eiseres. Naar het oordeel van de rechtbank is daarom sprake van een zorgvuldigheidsgebrek. Omdat de voornemenfase gelet op de voornoemde rechtspraak een essentieel onderdeel is van de asielprocedure en de minister dit gebrek niet in een later stadium kan herstellen, ziet de rechtbank geen aanleiding om dit zorgvuldigheidsgebrek te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Heeft de minister terecht aan eiseres tegengeworpen dat er sprake is geweest van misleiding over haar nationaliteit?
7. Eiseres stelt dat de minister haar asielaanvraag ten onrechte heeft afgewezen als kennelijk ongegrond wegens misleiding over haar nationaliteit. Eiseres voert hiertoe allereerst aan dat de minister zich in het bestreden besluit niet heeft kunnen baseren op de taalanalyse omdat hierin is uitgegaan van onjuiste feiten en omstandigheden. Verder voert eiseres aan dat in de taalanalyse ten onrechte aan haar wordt tegengeworpen dat zij geen kennis heeft van de Somalische taal, terwijl zij heeft verklaard dat zij de taal niet mocht leren. Ook is het volgens eiseres onduidelijk waarop de taalanalist heeft gebaseerd dat zij niet in staat is om gedetailleerde informatie te verschaffen over haar herkomstgebied en bevolkingsgroep. Daarnaast voert eiseres aan dat de taalanalyse in haar geval überhaupt geen geschikt middel is om haar nationaliteit en herkomst te bepalen. Ter onderbouwing verwijst eiseres naar de door haar overgelegde informatie afkomstig van Professor dr. Monika Schmid, Head of Department of Language and Linguistic Science, aan de Universiteit van York. Prof. Schmid heeft op 6 januari 2025 een expert-opinion geschreven in het kader van het beroep. In deze expert opinion geeft zij - samengevat - aan dat uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat het een onjuiste veronderstelling is dat de taal (of het dialect) die (dat) wij als kinderen hebben gesproken, de rest van ons leven niet zou veranderen. Gelet hierop en gelet op de levensloop van eiseres is volgens Prof. Schmid de aanname van de minister in de beschikking dat van eiseres “given her origen and biography” het redelijk is dat verwacht mag worden dat zij het Bajuni nog op moedertaalniveau spreekt, onjuist.
7.1.
Verder voert eiseres aan dat de minister ook op basis van de door haar overgelegde identificerende documenten, niet heeft kunnen concluderen dat zij de minister heeft misleid over haar nationaliteit. Eiseres wijst er in dit kader op dat de door haar overgelegde documenten echt zijn bevonden door Bureau Documenten. Daarnaast geeft eiseres aan dat zij in staat is om duidelijke verklaringen te geven over de aspecten die de minister in het bestreden besluit doen twijfelen aan de door haar overgelegde identiteitsdocumenten. Zo heeft eiseres verklaard dat de vingerafdruk op de bevestiging van de identiteit vermoedelijk afkomstig van haar oom omdat hij het document op haar verzoek, toen zij in 2019 België was, voor haar heeft aangevraagd en verkregen. Ook is het volgens eiseres niet bevreemdend dat haar documenten zijn afgegeven in Mogadishu omdat dergelijke documenten daar nu eenmaal worden opgemaakt, geregistreerd en verstrekt. Het genoemde adres in Kismaayo betreft waarschijnlijk het adres van haar oom. Verder licht eiseres toe dat het juist is dat er twee geboorteakten zijn. De oudste akte beschrijft de feitelijke stand van zaken ten tijde van haar vertrek uit Somalië en in de meeste recente akte zijn de wijzigingen doorgevoerd die haar oom namens eiseres heeft doorgegeven, zoals het huwelijk van eiseres. Ook geeft eiseres aan dat er geen sprake is van een derde geboorteakte, maar dat het in België overgelegde document abusievelijk als geboorteakte is aangemerkt. Het betreft hier een huwelijksakte. Het aanmeldgehoor van 29 december 2018 ziet op dat document. Voorts heeft zij verklaard over een document dat is ingenomen door de Belgische autoriteiten en dat niet aan eiseres is geretourneerd.
7.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister zich onvoldoende onderbouwd en gemotiveerd op het standpunt gesteld dat aan de door eiseres overgelegde (identificerende) documenten geen waarde kan worden gehecht en dat zij deze heeft overgelegd met de bedoeling om daarmee de minister te misleiden over haar nationaliteit. Vast staat dat de geboorteakte en de identiteitsverklaring (beiden met de afgifte datum 1 december 2019) door Bureau Documenten echt zijn bevonden. De minister schrijft daarover in het voornemen dat op grond van het bepaalde in WI 2022/4 de nationaliteit daarmee in beginsel aannemelijk is gemaakt. De uitzondering daarop is wanneer uit algemene landeninformatie blijkt dat originele documenten eenvoudig op frauduleuze wijze verkregen kunnen worden, of indien de overige verklaringen van de vreemdeling ernstige twijfel oproepen. De minister heeft zich op het standpunt gesteld dat daarvan sprake is en leidt daaruit ook af dat eiseres de bedoeling heeft gehad de minister met de documenten te misleiden. De rechtbank volgt de minister daarin niet. Weliswaar volgt uit landeninformatie dat in Somalië papieren eenvoudig frauduleus kunnen worden verkregen, maar dit laat onverlet dat eiseres in haar verklaringen transparant is geweest over wanneer en de wijze waarop, zij de documenten heeft aangevraagd en verkregen. Zij heeft daarover verklaard dat zij op dat moment in België was en dat zij omdat de autoriteiten documenten wilden hebben, haar oom in Somalië heeft verzocht om documenten op te vragen. Daarnaast heeft zij de door haar bij de minister nader opgevraagde stukken, waaronder de verklaring van Bureau Documenten, alsmede de verslagen van de aanmeldgehoren uit eerdere procedures, eerst na de beschikking verkregen, zodat zij daarvoor niet inhoudelijk adequaat kon reageren op de in het voornemen tegengeworpen argumenten. Verder zijn haar geen vragen gesteld over de gegevens op de overgelegde documenten die volgens de minister twijfel oproepen en die haar zijn tegengeworpen. Ook in combinatie met de door de minister tegengeworpen tegenstrijdigheden en ongerijmdheden in het kader van de overgelegde documenten, kan naar het oordeel van de rechtbank niet geconcludeerd worden dat eiseres heeft gepoogd de minister te misleiden over haar nationaliteit. Eiseres heeft in beroep namelijk verklaringen gegeven ten aanzien van de aan haar tegengeworpen tegenstrijdigheden en ongerijmdheden. De minister heeft – desgevraagd – op de zitting aangegeven dat deze verklaringen van eiseres het standpunt van de minister niet anders maken omdat deze volgens de minister evident niet juist zijn. De rechtbank acht deze motivering in het licht van hetgeen eiseres daaromtrent heeft aangevoerd en verklaard, onvoldoende concreet en onvoldoende gemotiveerd om op basis daarvan misleiding aan te kunnen nemen.
7.3.
De rechtbank overweegt verder als volgt. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling volgt dat een advies van TOELT een deskundigenadvies is aan de minister ten behoeve van de uitvoering van haar bevoegdheden. Een bestuursorgaan mag op het advies van een deskundige afgaan, nadat het is nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten.3 Als een partij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht, mag het bestuursorgaan niet zonder nadere motivering op het advies afgaan.
7.4.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres concrete aanknopingspunten naar voren gebracht om de twijfelen aan de zorgvuldigheid en de juistheid van de taalanalyse. Eiseres heeft er terecht op gewezen dat in paragraaf 2 van het rapport taalanalyse sprake is van een onjuiste weergave van haar levensloop. Zoals partijen op de zitting hebben bevestigd, is niet in geschil dat eiseres sinds 2012 in Europa verblijft. Dit volgt ook uit de registratie in Eurodac. De taalanalyse gaat er in paragraaf 2 echter van uit dat eiseres tussen het jaar 2000 en 2015 in Kenia heeft verbleven en tussen 2015 en 2021 in Zuid-Somalië. Daarmee staat vast dat de conclusie in het rapport op een onjuiste feitelijke grondslag berust. In paragraaf 2 staat namelijk ten onrechte vermeld dat eiseres tussen 2000 en 2015 in Kenia en tussen 2015 en 2021 in Zuid-Somalië zou hebben verbleven. De uitleg van de minister ter zitting dat de gegevens in paragraaf 2 van de taalanalyse enkel zijn gebaseerd op de verklaringen die eiseres tijdens de opname van de taalanalyse heeft gedaan, en dat daarom van de conclusie in de taalanalyse kan worden uitgegaan, kan reeds daarom niet worden gevolgd. Daarbij komt dat in de titel van paragraaf 2 staat vermeld dat het gegevens van eiseres volgens het dossier betreffen. Op basis van deze aantoonbaar onjuiste weergave van de levensloop van eiseres is in paragraaf 4.1. aangenomen dat van eiseres in redelijkheid mag worden verwacht dat zij een beheersing op moedertaalniveau heeft van het Bajuni. Vervolgens wordt mede op basis van deze aanname, die op aantoonbaar onjuiste feiten berust, geconcludeerd dat eiseres niet herleidbaar is tot de spraakgemeenschap binnen Zuid-Somalië. De rechtbank is van oordeel dat de conclusie dat zij eenduidig niet herleidbaar is tot de spraakgemeenschap binnen Zuid-Somalië daarmee op onjuiste gronden berust en daar niet op kan worden gebaseerd. Daarnaast heeft eiseres er op gewezen dat het opmerkelijk is dat aan haar wordt tegengeworpen dat zij geen kennis heeft van de Somalische taal. Eiseres heeft steeds verklaard dat zij afkomstig is uit Chula (rb: het betreft hier een eiland in een eilandenarchipel) en dat zij het Somalisch als taal nooit heeft geleerd. In de taalanalyse is echter niet gemotiveerd of onderbouwd waarom en hoe de afwezigheid van enige kennis van de Somalische taal relevant is voor de conclusie in paragraaf 5 dat eiseres eenduidig niet tot Zuid-Somalië te herleiden is. Overigens heeft de rechtbank ter zitting aangegeven te zijn gestuit op een algemene en openbare bron waarin vermeld staat dat over het algemeen geldt dat Bajuni geen kennis hebben van de Somalische taal.4 Verder is niet onderbouwd waarop de opmerking is gebaseerd dat eiseres niet in staat is om uitgebreide informatie over het herkomstgebied te verschaffen en is niet onderbouwd in hoeverre dit relevant is voor de conclusie dat eiseres niet herleidbaar is tot de spraakgemeenschap in Zuid-Somalië. De minister heeft op de zitting toegelicht dat een taalanalist geen geografische feiten en omstandigheden mag meenemen bij zijn conclusie en heeft zich op het standpunt gesteld dat dit in het geval van eiseres ook niet is gebeurd. De rechtbank gaat daar niet in mee nu de opmerking wel is opgenomen in het rapport van de taalanalyse en aan de conclusie ten grondslag is gelegd. Daarbij komt dat eiseres in haar gehoren is gevraagd naar haar herkomstgebied en dat zij daar verklaringen over heeft afgelegd. Niet is gebleken dat deze verklaringen door de minister bij de beoordeling van haar nationaliteit en herkomst zijn betrokken, dan wel dat deze onjuist zouden zijn bevonden. Het vorenstaande brengt mee dat dit onderdeel van het beroep terecht is voorgesteld.
7.5.
De rechtbank is verder van oordeel dat de minister zich er ook niet voldoende van heeft vergewist of de taalanalyse in dit specifieke geval een voldoende bruikbaar hulpmiddel is voor de beoordeling van de herkomst van eiseres en of op basis van de uitkomst van deze analyse, afgezet tegen de levensloop van eiseres, kon worden geconcludeerd dat eiseres eenduidig niet herleidbaar is tot de spraakgemeenschap in het gebied waarvan zij stelt afkomstig te zijn en de nationaliteit te hebben. De minister is in dit kader ten onrechte zonder afdoende motivering voorbij gegaan aan de door eiseres overgelegde informatie afkomstig van Prof. Schmid. De stelling van de minister op de zitting dat Prof. Schmid geen contra-expert is omdat zij de taalanalyse niet zelf heeft beluisterd en dat haar commentaar hierdoor slechts kritische kanttekeningen betreffen, treft naar het oordeel van de rechtbank geen doel. De vraag of een taalanalyse in het geval van eiseres, gelet op haar levensloop, een geëigend middel is om vast te kunnen stellen dat zij eenduidig niet de door haar gestelde nationaliteit of herkomst heeft en of van haar in redelijkheid verwacht kan worden dat zij het Bajuni als moedertaal spreekt, betreft een vraag naar de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies. Prof. Schmid heeft daarover een expert-opinion geschreven waarin zij nader heeft gewezen op wetenschappelijke inzichten aangaande het fenomeen van taalverlies en deze toegespitst op het relaas van eiseres. Daarbij is ook meegenomen dat eiseres op enig moment is terug gekeerd naar Chula. Daarbij is door haar geconcludeerd dat de taalanalyse, gelet op de levensloop van eiseres, en de tijd die versteken is sinds zij Chula verlaten heeft en de tijdsspanne die is verstreken voor afname van de taalanalyse, in het geval van eiseres geen betrouwbaar instrument is om haar “origen” betrouwbaar vast te kunnen stellen. Het vorenstaande maakt naar het oordeel van de rechtbank dat de minister ten onrechte geen waarde heeft gehecht aan de informatie die door Prof. Schmid vanuit haar expertise naar voren is gebracht. Al met al is de rechtbank ook van oordeel dat door de minister onvoldoende is onderbouwd en gemotiveerd waarom van eiseres in haar geval en met haar levensloop verwacht kan worden dat zij Bajuni op moedertaal niveau spreekt.
7.6.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de minister zich niet op het standpunt heeft kunnen stellen dat de taalanalyse – naar wijze van totstandkoming – zorgvuldig is en – naar inhoud – inzichtelijk en concludent is. De minister heeft de uitslag van de taalanalyse dan ook ten onrechte ten grondslag gelegd aan het oordeel dat er sprake is van misleiding door eiseres en dat haar herkomst eenduidig niet is te herleiden tot de spraakgemeenschap in Zuid-Somalië.
7.7.
Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de minister met de in het bestreden besluit gegeven motivering onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat eiseres ten tijde van haar asielaanvraag onjuiste gegevens heeft verstrekt dan wel gegevens heeft achtergehouden waardoor er sprake zou zijn van misleiding over haar nationaliteit. De minister heeft deze conclusie ten onrechte gebaseerd op de uitslag van de taalanalyse waaraan een zwaarwegend gewicht is toegekend. Ook heeft de minister onvoldoende gemotiveerd waarom de door eiseres overgelegde identiteitsdocumenten maken dat zij gepoogd zou hebben om de minister te misleiden over haar nationaliteit. Het bestreden besluit is in zoverre onzorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd. De minister heeft daarmee op onjuiste gronden het asielrelaas van eiseres niet inhoudelijk getoetst. Dat betekent dat het bestreden besluit reeds hierom niet in stand kan blijven. Hetgeen overigens nog verder is aangevoerd, onder meer ten aanzien van de dochters, behoeft thans dan ook geen bespreking.
Conclusie en gevolgen
8. De rechtbank komt tot de conclusie dat het beroep gegrond is. Het bestreden besluit is in strijd met artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb tot stand gekomen. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet gelet op de aard van de gebreken geen aanleiding om deze gebreken te passeren of de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten. De minister moet daarom een nieuw besluit nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken. Het voorgaande betekent dat eiseres gelijk krijgt.
9. Omdat het beroep gegrond is krijgt eiseres een vergoeding van haar proceskosten. De minister moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.814,00 omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
Beslissing
- -
verklaart het beroep gegrond;
- -
vernietigt het bestreden besluit;
- -
draagt de minister op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- -
veroordeelt de minister tot betaling van € 1.814,00 aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling, rechter, in aanwezigheid van
mr. V. Vegter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is bekendgemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.