Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBDHA:2025:2117

Rechtbank Den Haag
17-02-2025
20-02-2025
NL23.8668
Vreemdelingenrecht
Eerste aanleg - enkelvoudig

Mogadishu als vestigingsalternatief; glijdende schaal; artikel 15c Kwalificatierichtlijn; individuele omstandigheden onvoldoende betrokken

Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder ter zitting niet deugdelijk gemotiveerd waarom de individuele omstandigheden – in onderlinge samenhang bezien en in het licht van de (veiligheids)situatie in Mogadishu - niet tot een verhoogd risico op ernstige schade leiden.

Voorts geven het bestreden besluit en verweerders standpunt ter zitting er onvoldoende blijk van dat de door eiser in zijn zienswijze en in de beroepsgronden genoemde sociaal-economische en individuele omstandigheden voldoende zijn onderzocht en kenbaar zijn betrokken bij de drie voorwaarden voor het tegenwerpen van een vestigingsalternatief, terwijl uit de zienswijze en gronden volgt dat eiser deze omstandigheden niet alleen aanvoert in het kader van de eerste voorwaarde, maar ook in het kader van de overige twee voorwaarden.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam

Bestuursrecht

zaaknummer: NL23.8668


uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen


[naam eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. S. Coenen),

en

de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.E. Herlaar).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Hij heeft op 16 november 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 23 februari 2023 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

1.1.

De rechtbank heeft het beroep op 9 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, A. Ahmed als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Inleiding

1.1.

Eiser is geboren op [geboortedatum] 1997, heeft de Somalische nationaliteit, is afkomstig uit Wajid en behoort tot de clan van de Rahanweyn.

1.2.

Eiser heeft het volgende asielrelaas aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd

Eiser was werkzaam in een kiosk van zijn moeder in Wajid. Eiser is meerdere malen telefonisch benaderd door Al-Shabaab omdat deze hem wilde afpersen. Eiser moest een soort belasting aan Al-Shabaab betalen, maar dit heeft hij niet gedaan. In de kiosk is eiser door twee mannen van Al-Shabaab met een pistool bedreigd. Na deze bedreiging heeft eiser tien dagen ondergedoken gezeten bij zijn tante in Mogadishu. En paar jaar daarvoor had hij al een periode van zes jaar bij zijn tante in Mogadishu verbleven om daar te werken. Omdat eiser slecht werd behandeld door zijn werkgever is hij destijds naar Wajid teruggegaan.

Eiser stelt niet naar Somalië terug te kunnen keren omdat hij vreest voor Al-Shabaab.

Standpunt van verweerder

2. Volgens verweerder bevat het asielrelaas van eiser de volgende vier relevante elementen:

a. de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser;

b. problemen vanwege etniciteit;

c. aanslag in Mogadishu;

d. problemen met Al-Shabaab.

Verweerder acht de elementen a tot en met c geloofwaardig, maar gelooft element d niet.

De discriminatie waarmee eiser te maken heeft gehad, is niet zo zwaarwegend dat eiser in aanmerking dient te komen voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Verder is niet gebleken dat de aanslag in Mogadishu op eiser persoonlijk was gericht, zodat ook dit aspect niet tot verlening van een asielvergunning kan leiden.

Volgens verweerder komt eiser op grond van het landgebonden beleid voor Somalië niet in aanmerking voor een asielvergunning op de b-grond van artikel 29, eerste lid, van de Vw. Eiser loopt bij terugkeer naar Somalië immers geen risico op ernstige schade, omdat hij een vestigingsalternatief in Mogadishu heeft.

Verweerder volgt eiser niet in de stelling dat niet wordt voldaan aan de drie voorwaarden voor het aannemen van een vestigingsalternatief, genoemd in paragraaf C2/3.4 van de Vc.

De toetsing aan de eerste en derde voorwaarde is, anders dan eiser stelt, niet summier uitgevoerd. Verweerder heeft bij de beoordeling betrokken dat eiser eerder in Mogadishu heeft gewoond en gewerkt en dat hij naaste familie in Mogadishu heeft zodat ook is voldaan aan de voorwaarden van het landgebonden beleid.

Verweerder kan ter onderbouwing van zijn standpunt over het vestigingsalternatief volstaan met een verwijzing naar het ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken over Somalië, omdat indirect ook wordt verwezen naar zowel nationale als internationale bronnen van hoger niveau die in het ambtsbericht zelf als bronvermelding benoemd staan. Uit dit ambtsbericht blijkt dat er in Mogadishu geen wijdverbreide en willekeurige aanslagen door Al-Shabaab plaatsvinden, waardoor er geen sprake is van een uitzonderlijke situatie in de zin van artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn (hierna: artikel 15c).

De verwijzing van eiser naar het ‘Country Guidance Somalia’ rapport van het European Union Agency for Asylum (EUAA) van juni 2022 waaruit volgens eiser blijkt dat Mogadishu slechts in uitzonderlijke gevallen als binnenlands beschermingsalternatief kan gelden, leidt niet tot een ander oordeel, nu dit rapport zich tot enkele voorbeelden beperkt, dit rapport slechts een richtlijn is en niet bindend is.

Verweerder acht van belang dat eiser een volwassen leeftijd heeft, dat hij eerder in een winkel en een restaurant in Mogadishu heeft gewerkt, dat hij zijn moeder geld heeft kunnen geven en dat hij in het restaurant heeft geleerd om het standaard Somalisch te spreken.

Verweerder volgt eiser evenmin in het betoog dat zijn levensomstandigheden dusdanig slecht zijn dat niet van hem kan worden verwacht in Mogadishu te verblijven, waarbij hij heeft gewezen op de Reasonableness Analysis’ van de UNHCR, nu eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Mogadishu geen bestaan kan leiden. Eiser heeft immers toegang tot de arbeidsmarkt gehad en inkomen kunnen genereren, aldus verweerder.

Beroepsgronden

3. Eiser heeft in de eerste plaats verzocht om de zienswijze als herhaald en ingelast te

beschouwen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit voldoende

gemotiveerd is ingegaan op hetgeen eiser in de zienswijze naar voren heeft gebracht. Voor zover eiser in beroep niet heeft geconcretiseerd op welk(e) punt(en) de motivering van het bestreden besluit ontoereikend is, kan de enkele herhaling van de zienswijze in beroep niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. Voor dit oordeel vindt de rechtbank steun in vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling), onder meer in de uitspraak van 4 juli 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2169).

4.1

Eiser voert aan dat verweerders standpunt over het binnenlands beschermingsalternatief onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en onvoldoende is gemotiveerd, nu verweerder uitsluitend in algemene zin heeft verwezen naar het ambtsbericht van december 2021 en heeft gesteld dat eiser in Mogadishu naaste familie heeft wonen en daar heeft gewerkt.

Verweerder heeft in het bestreden besluit niet inzichtelijk gemaakt dat aan de drie voorwaarden is voldaan. Verweerder heeft niet nader gemotiveerd dat eiser veilig en wettig naar Mogadishu kan reizen en dat Mogadishu vanuit Nederland voor hem bereikbaar is.

Eiser is het niet eens met verweerders conclusies op basis van het ambtsbericht dat aanslagen van Al-Shabaab zich niet specifiek op burgers richten en dat er in Mogadishu geen sprake is van wijdverbreide en willekeurige aanslagen van Al-Shabaab.

Uit het EUAA-rapport van juni 2022 blijkt dat er ten aanzien van Mogadishu slechts een lager niveau van individuele kenmerken nodig is om van een artikel 15c-situatie te spreken. Volgens eiser zijn zijn jonge leeftijd, zijn slechte economische situatie en de afwezigheid van familie in dit kader van belang. Hierdoor loopt eiser een risico op ernstige schade.

Eiser verwijst naar het rapport van ACLED ‘Context Assesment, Heightened Political Violence in Somalia’ van 3 maart 2023 en naar de prejudiciële vragen van deze rechtbank, zittingsplaats Den Bosch van 22 februari 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2022:1329) over de toepassing van artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn. De beantwoording van deze vragen door het Hof van Justitie van de Europese Unie (het Hof) is van belang voor de onderhavige zaak in verband met de vraag of de glijdende schaal dient te worden toegepast. Volgens eiser had verweerder de individuele kenmerken van eiser ook bij de beoordeling van de eerste voorwaarde dienen te betrekken.

Ten aanzien van de tweede voorwaarde verwijst eiser naar zijn zienswijze. Gelet op de in de zienwijze aangehaalde landeninformatie is Mogadishu voor eiser niet (veilig) bereikbaar. Verweerder is in het bestreden besluit onvoldoende hierop ingegaan. Verder wijst eiser erop dat uit informatie van de EUAA blijkt dat de bewegingsvrijheid van leden van gemarginaliseerde groepen, zoals de Rahanweyn, extra beperkt is.

Ten aanzien van de derde voorwaarde wijst eiser op het ambtsbericht van december 2021 en het eerder genoemde rapport van EUAA waaruit onder meer blijkt dat een groot deel van de bewoners van Mogadishu (in het bijzonder ontheemden) met bestaansonzekerheid te maken heeft, dat er vaak geen sanitaire voorzieningen zijn, dat veel bewoners geen toegang tot de medische zorg hebben en dat de werkloosheid hoog is.

4.2.

In de aanvullende gronden van 30 december 2024 heeft eiser nog gewezen op informatie over de situatie in Mogadishu in het ambtsbericht van juni 2023 en het rapport van de EUAA van augustus 2023.

5. De rechtbank stelt allereerst vast dat eiser geen gronden heeft aangevoerd tegen verweerders standpunt dat eisers verklaringen over de problemen met Al-Shabaab ongeloofwaardig zijn. Tussen partijen is uitsluitend in geschil of verweerder zich deugdelijk voorbereid en gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat Mogadishu als vestigingsalternatief kan gelden. Daarover wordt het volgende overwogen.

5.1.

Voor het beoordelingskader in deze zaak verwijst de rechtbank naar de bijlage bij deze uitspraak, die als hier herhaald en ingelast moet worden beschouwd. Samengevat houdt dit beoordelingskader in, zoals de Afdeling ook heeft vermeld in de uitspraak van

24 september 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:3805), dat verweerder een binnenlands beschermingsalternatief, in de zin van een vlucht- of vestigingsalternatief, mag tegenwerpen als een vreemdeling in een deel van zijn land van herkomst geen gegronde vrees heeft voor vervolging en daar ook geen reëel risico op ernstige schade loopt. Verder moet dat deel van het land toegankelijk zijn voor die vreemdeling en moet hij op een veilige en wettige manier daarnaartoe kunnen reizen. Ook moet verweerder redelijkerwijs van de vreemdeling mogen verwachten dat hij zich er vestigt.

Specifiek voor Somalië geldt dat verweerder bij zijn beoordeling moet betrekken of een vreemdeling al eerder in het alternatieve gebied heeft verbleven en of naaste familie van die vreemdeling aanwezig is in dat gebied. Dat staat in paragraaf C7/30.5.2 van de Vc 2000.

Uit deze uitspraak volgt ook volgt dat volgens de Afdeling een reëel risico op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM zich in het algemeen niet voordoet bij vestiging in Mogadishu.

5.2.

Eiser betoogt dat volgens het EUAA er ten aanzien van Mogadishu slechts een lager niveau van individuele kenmerken nodig is om van een 15c-situatie te kunnen spreken. Eiser noemt een aantal individuele kenmerken en omstandigheden, die volgens hem van belang zijn: onder andere zijn leeftijd, zijn economische situatie en de aanwezigheid van familie- en stamleden. Eiser voert aan dat hij vanwege zijn jonge leeftijd en zijn stamafkomst (Rahanweyn) in toenemende mate het risico loopt om in het kader van anti-terreurmaatregelen over mogelijke banden met Al-Shabaab te worden ondervraagd. Volgens eiser lopen kansarmen het risico om slachtoffer te worden van geweld en te worden vastgezet. Het is verder volgens eiser algemeen bekend dat juist leden van de Rahanweyn zich bij Al-Shabaab aansluiten.

5.3.

Uit het arrest van het Hof van 9 november 2023 (ECLI:EU:C:2023:843), dat betrekking heeft op de prejudiciële vragen van 22 februari 2022 waarnaar eiser in beroep heeft verwezen, en de uitspraak van de Afdeling van 17 juli 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:2927) volgt dat er een zogenaamde glijdende schaal binnen artikel 15c bestaat. Verweerder moet bij de toepassing van artikel 15c zowel de individuele omstandigheden van een vreemdeling als de veiligheidssituatie in het land van herkomst betrekken. Alleen in de meest uitzonderlijke situatie, waarin de mate van willekeurig geweld zo hoog is dat een vreemdeling door zijn enkele aanwezigheid al een risico loopt, wordt niet toegekomen aan het betrekken van de individuele omstandigheden. Hoe meer een vreemdeling het bewijs kan leveren dat hij specifiek wordt geraakt wegens elementen die eigen zijn aan zijn individuele situatie of persoonlijke omstandigheden, hoe minder willekeurig geweld vereist zal zijn opdat hij in aanmerking komt voor subsidiaire bescherming op grond van artikel 15c.

5.4.

De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat in Mogadishu sprake is van willekeurig geweld, maar dat op dit moment geen sprake is van de meest uitzonderlijke situatie als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn. Gelet op de hiervoor onder 5.3 vermelde jurisprudentie van het Hof en de Afdeling moet verweerder dus zowel de individuele omstandigheden van eiser als de veiligheidssituatie in Somalië betrekken in zijn 15c-beoordeling.

5.5.

Ter zitting heeft verweerder erkend dat het bestreden besluit in het licht van de (nadien gedane) uitspraken van het Hof en de Afdeling een motiveringsgebrek vertoont, voor zover daarin niet is beoordeeld of de door eiser naar voren gebrachte individuele omstandigheden tot een verhoogd risico op ernstige schade leiden. Volgens verweerder kunnen de rechtgevolgen van het besluit echter in stand worden gelaten, nu hij op de zitting alsnog is ingegaan op de door eiser naar voren gebrachte omstandigheden en die omstandigheden volgens hem niet leiden tot de conclusie dat sprake is op een verhoogd risico op ernstige schade.

5.6.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder ter zitting niet deugdelijk gemotiveerd waarom de individuele omstandigheden – in onderlinge samenhang bezien en in het licht van de (veiligheids)situatie in Mogadishu - niet tot een verhoogd risico op ernstige schade leiden. Verweerder is slechts zeer summier op de in de beroepsgronden genoemde omstandigheden ingegaan door te stellen dat eiser eerder in Mogadishu heeft gewerkt, dat hij niet heeft onderbouwd dat hij daar geen familie (zijn tante en broer) meer heeft wonen en dat, gelet op zijn eerdere verblijf aldaar, niet valt in te zien waarom hij zich niet in Mogadishu zou kunnen handhaven. Verweerder is niet althans onvoldoende gemotiveerd ingegaan op wat eiser - onder verwijzing naar informatie in de EUAA-rapporten van juni 2022 en augustus 2023 en het ambtsbericht van december 2021- heeft aangevoerd over de veiligheidssituatie in Mogadishu en de sociaal-economische omstandigheden (bijvoorbeeld het risico dat eiser ontheemd zal raken, de aanwezige voedselschaarste, hoge werkloosheid en zorgwekkende gezondheidssituatie) en zijn individuele omstandigheden (zoals eisers jonge leeftijd, beperkte opleiding en financiële mogelijkheden, de omstandigheid dat eiser geen documenten heeft en zijn stamafkomst). Eiser heeft nog verwezen naar informatie van de EUAA waaruit blijkt dat de bewegingsvrijheid van leden van gemarginaliseerde groepen binnen Mogadishu extra is beperkt. Volgens eiser worden leden van de Rahanweyn door sommige meerderheidsclans als een groep met een lage status gezien en worden zij geregeld het slachtoffer van discriminatie en uitbuiting.

Verweerder heeft de door eiser aangehaalde informatie van de EUAA niet terzijde kunnen schuiven met de enkele opmerking dat een EUAA-rapport slechts richtinggevend is en niet bindend. Verweerder had nader moeten motiveren waarom aan de (grotendeels feitelijke) informatie van de EUAA niet de door eiser gewenste waarde kan worden toegekend.

5.7.

Voorts geven het bestreden besluit en verweerders standpunt ter zitting er onvoldoende blijk van dat de door eiser in zijn zienswijze en in de beroepsgronden genoemde sociaal-economische en individuele omstandigheden voldoende zijn onderzocht en kenbaar zijn betrokken bij de drie voorwaarden voor het tegenwerpen van een vestigingsalternatief, terwijl uit de zienswijze en gronden volgt dat eiser deze omstandigheden niet alleen aanvoert in het kader van de eerste voorwaarde, maar ook in het kader van de overige twee voorwaarden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder daarbij onvoldoende onderscheid gemaakt tussen de drie verschillende voorwaarden en de beoordeling hiervan onvoldoende geïndividualiseerd.
Ten aanzien van de eerste en derde voorwaarde heeft verweerder vooral benadrukt dat eiser eerder in Mogadishu heeft verbleven en dat zijn tante en broer daar wonen, zonder concreet en afdoende in te gaan op de hiervoor genoemde individuele omstandigheden. Daarbij komt wat betreft de aanwezigheid van eisers familie het volgende. Uit de door eiser afgelegde verklaringen kan worden opgemaakt dat zijn broer in 2012 in Mogadishu woonde en daar ten tijde van het nader gehoor op 14 juni 2022 nog steeds woonde. Volgens eiser kon hij in de jaren dat hij in Mogadishu verbleef niet bij zijn broer wonen, omdat daar in verband met het gezin van de broer geen ruimte voor hem was. Verder kan uit eisers verklaringen worden opgemaakt dat hij in de periode 2012 tot 2018 en in september 2019 in Mogadishu heeft verbleven bij een tante. Verweerder heeft tijdens de gehoren niet aan eiser gevraagd of zijn tante en broer nog steeds in Mogadishu wonen en of hij daar na een eventuele terugkeer zou kunnen verblijven. Ook heeft verweerder dit niet onderzocht alvorens het bestreden besluit te nemen, hoewel eiser in de zienswijze heeft aangevoerd dat zijn tante en broer naar Baidoa, in de provincie Bay, verhuisd zijn en op het moment van het bestreden besluit het laatste verblijf van eiser in Mogadishu al ruim drie jaar geleden was. Het is aan verweerder het tegenwerpen van een binnenlands beschermingsalternatief te onderzoeken en te motiveren. Verweerder kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook thans niet volstaan met een enkele verwijzing naar de in 2021 en 2022 afgenomen gehoren van eiser en de tegenwerping dat het aan eiser is zijn stelling dat zijn tante en broer inmiddels niet meer in Mogadishu wonen, te onderbouwen.
Tevens is verweerder ten aanzien van de derde voorwaarde onvoldoende ingegaan op de door eiser naar voren gebrachte sociaal-economische omstandigheden, die volgens eiser de afgelopen jaren zijn verslechterd. Verweerder heeft niet kunnen volstaan met het argument dat eiser eerder in Mogadishu in een winkel en restaurant heeft gewerkt en dat hij zich eerder in Mogadishu heeft kunnen redden. Gelet op de door eiser genoemde sociaal-economische omstandigheden en individuele omstandigheden dient verweerder nader te motiveren dat eiser zich bij terugkeer in Mogadishu op dezelfde wijze zal kunnen handhaven als tijdens zijn eerdere verblijf aldaar.
Ten aanzien van de tweede voorwaarde (de vreemdeling kan op veilige en wettige wijze reizen naar en toegang verkrijgen tot dat gebied in het land van herkomst) staat op pagina 3 van het bestreden besluit:

“Wel ontbreekt in het voornemen een uitleg over het veilig en wettig naar Mogadishu reizen. Middels deze weg wordt dit gerepareerd. Betrokkene kan veilig en wettig naar Mogadishu reizen. Mogadishu is vanuit Nederland daadwerkelijk bereikbaar.”

In het bestreden besluit ontbreekt echter de motivering van dit standpunt. Eiser heeft in beroep verwezen naar informatie in het ambtsbericht van december 2021 waaruit blijkt dat het vliegveld in Mogadishu geregeld het doelwit is van aanslagen. Hij voert terecht aan dat hij ook veilig van het vliegveld naar de wijk waar hij gaat verblijven moet kunnen reizen. Volgens eiser blijkt uit informatie van de EUAA dat er grootschalige aanslagen plaatsvinden, dat er veel checkpoints zijn en dat personen zonder identiteitsbewijs bij de controleposten vaker worden staande gehouden en worden gecontroleerd. Gelet hierop en de eerder genoemde omstandigheden dat eiser nog jong is en dat hij tot de Rahanweyn behoort, heeft verweerder ter zitting niet kunnen volstaan met de enkele stelling dat eiser veilig naar het vliegveld van Mogadishu kan reizen en dat Al-Shabaab in Mogadishu niet aan de macht is. Verweerder heeft niet nader gemotiveerd of eiser ook veilig van het vliegveld naar de betreffende wijk kan reizen. Ook in zoverre is er sprake van een motiveringsgebrek.

Conclusie en gevolgen

6. De rechtbank komt, gelet op het voorgaande, tot de conclusie dat het bestreden besluit in strijd is genomen met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit.

De rechtbank ziet geen mogelijkheid om de rechtgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten en evenmin mogelijkheid om zelf in de zaak te voorzien, omdat de toelichtingen die partijen ter zitting hebben gegeven hiertoe ontoereikend zijn. Verder ziet de rechtbank geen aanleiding voor het toepassen van een bestuurlijke lus, omdat, gelet op de aard van de gebreken, de wijze waarop deze moeten worden hersteld en de aard en vorm van een eventuele vervolgprocedure bij een voor eiser ongunstige uitkomst, niet valt in te zien dat eiser op die manier eerder uitsluitsel krijgt in zijn zaak dan als verweerder de opdracht wordt gegeven een nieuwe beslissing op het bezwaar te nemen met inachtneming van de wettelijke beslistermijnen. De rechtbank zal verweerder dan ook opdragen, met inachtneming van deze uitspraak, om binnen twaalf weken een nieuwe beslissing te nemen op de aanvraag. Een korte termijn, zoals door eiser verzocht, acht de rechtbank niet realistisch.

7. De rechtbank ziet vanwege de gegrondverklaring van het beroep aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814,- (1 punt voor het indienen van de beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van

€ 907,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt het bestreden besluit;

- draagt verweerder op om binnen twaalf weken een nieuwe beslissing op de aanvraag te nemen met inachtneming van deze uitspraak;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.814,-.

Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. Bouter - Rijksen, rechter, in aanwezigheid van

P. Deinum, griffier.

Bijlage

Op grond van artikel 3.37d, eerste lid, van het Voorschrift Vreemdelingen (VV) geldt bij de beoordeling of een vreemdeling op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw dat een vreemdeling geen behoefte heeft aan bescherming, indien hij in een deel van het land van herkomst:

a. geen gegronde vrees heeft voor vervolging of geen reëel risico op ernstige schade loopt; of

b. toegang heeft tot bescherming als bedoeld in artikel 3.37c van het VV tegen vervolging of tegen ernstige schade,

en hij op een veilige en wettige manier kan reizen naar en zich toegang verschaffen tot dat deel van het land, en redelijkerwijs kan worden verwacht dat hij er zich vestigt.

Op grond van het tweede lid van artikel 3.37d van het VV wordt bij de beoordeling of de vreemdeling een gegronde vrees heeft voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade loopt, of toegang heeft tot bescherming tegen vervolging of tegen ernstige schade in een deel van het land van herkomst overeenkomstig het eerste lid, rekening gehouden met de algemene omstandigheden in dat deel van het land en met de persoonlijke omstandigheden van de vreemdeling in overeenstemming met artikel 31 van de Vw. Daartoe wordt ervoor gezorgd dat wordt beschikt over nauwkeurige en actuele informatie uit relevante bronnen, zoals de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor vluchtelingen en het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken.

Op grond van paragraaf C2/3.4 van de Vc beoordeelt verweerder bij de beantwoording van de vraag of een vreemdeling bescherming in Nederland nodig heeft tegen dreigende vervolging of daden als bedoeld in artikel 29 eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw of de vreemdeling in het land van herkomst een beschermingsalternatief heeft om zich in een ander gebied in het land van herkomst aan deze dreiging te onttrekken.

Op grond van dit beleid neemt verweerder aan dat een ander gebied in het land van herkomst op grond van artikel 3.37d van het VV voldoet als vestigingsalternatief als aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

a. het gaat om een gebied in het land van herkomst waar de vreemdeling geen risico loopt op vervolging als bedoeld in het Vluchtelingenverdrag of voor daden als bedoeld in artikel 29 eerste lid, aanhef en onder b Vw óf toegang heeft tot bescherming als bedoeld in artikel 3.37c van het VV;

b. de vreemdeling kan op veilige en wettige wijze reizen naar en toegang verkrijgen tot dat gebied in het land van herkomst; en

c. van de vreemdeling kan redelijkerwijs worden verwacht dat hij zich in dat deel van het land vestigt.

Ad a

Naast het vereiste dat de dreiging in het andere gebied niet mag bestaan, is het ook van belang dat de vreemdeling in het andere gebied geen nieuwe dreiging zal ondervinden. Als het aannemelijk is dat de vreemdeling in het andere gebied ook heeft te vrezen voor vervolging of voor daden als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw dan beoordeelt de IND of de vreemdeling bescherming kan inroepen tegen de dreiging in dat gebied.

Als de dreiging een gevolg is van een uitzonderlijke situatie als bedoeld in artikel 15c van richtlijn 2011/95/EU in een bepaald gebied en niet gerelateerd is aan individuele, persoonlijke vrees, kan de vreemdeling afkomstig uit dat gebied zich onttrekken aan deze dreiging door zich te vestigen in een plaats gelegen buiten het hier bedoelde gebied. De voorwaarden genoemd onder b en c voor het tegenwerpen van een vestigingsalternatief blijven onverminderd van toepassing.

Ad b

Het gebied moet vanuit Nederland daadwerkelijk bereikbaar zijn. Daarnaast moet het gebied op legale en veilige wijze kunnen worden bereikt.

Ad c

De bescherming die de vreemdeling in het gebied krijgt, hoeft niet dezelfde te zijn als de bescherming die de vreemdeling in Nederland zou hebben gekregen.

De vreemdeling moet zich in het gebied kunnen vestigen en een leven kunnen leiden onder omstandigheden, die naar plaatselijke maatstaven gemeten als normaal zijn aan te merken. De vreemdeling mag in het betreffende gebied niet achtergesteld worden in de uitoefening van essentiële rechten ten opzichte van de overige bevolking. Daarnaast mogen de levensomstandigheden in het betreffende gebied in zijn algemeenheid niet zodanig zijn dat dit op zichzelf al kan leiden tot een humanitaire noodsituatie.

Dat de omstandigheden in het gebied minder gunstig zijn dan in het oorspronkelijke woongebied van de vreemdeling is voor verweerder onvoldoende reden om geen vlucht- of vestigingsalternatief tegen te werpen.

Verweerder beoordeelt aan de hand van de over het land van herkomst beschikbare nauwkeurige en actuele informatie uit relevante bronnen of een vlucht- of vestigingsalternatief in de individuele zaak van de vreemdeling aanwezig is.

Op grond van het landgebonden beleid voor Somalië in paragraaf C7/30.5.2 van de Vc neemt verweerder neemt een binnenlands beschermingsalternatief aan als er sprake is van concrete aanknopingspunten op basis waarvan in individuele gevallen geconcludeerd kan worden dat de persoon zich buiten het gebied van herkomst kan vestigen. Bij de beoordeling van de geldende voorwaarden voor het tegenwerpen van een binnenlands beschermingsalternatief uit artikel 3.37d van het VV dienen in de individuele zaak van de vreemdeling de volgende aanknopingspunten te worden betrokken:

*eerder verblijf in dat gebied; en

*de aanwezigheid van naaste familie.

Onder dezelfde voorwaarden kan een binnenlands beschermingsalternatief worden tegengeworpen aan:

* vreemdelingen die afkomstig zijn uit gebieden waar Al-Shabaab aan de macht is of de gebieden controleert;

* vreemdelingen die bij terugkeer naar hun herkomstgebied waar Al-Shabaab niet aan de macht is, maar over land moeten reizen door een gebied waar Al-Shabaab de macht heeft of het gebied controleert.

De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.