Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBDHA:2025:2911

Rechtbank Den Haag
25-02-2025
27-02-2025
NL24.30717
Vreemdelingenrecht
Eerste aanleg - enkelvoudig

Asiel, zwaarwegendheid, bescherming autoriteiten, afpersing door criminele groeperingen, motiveringsgebrek, gegrond, pkv.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem

Bestuursrecht

zaaknummer: NL24.30717


uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 februari 2025 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. C.H.M. Geraedts),

en

de minister van Asiel en Migratie 1

(gemachtigde: mr. M.J.C. van der Woning).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Hij heeft op 21 juli 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 23 juli 2024 deze aanvraag afgewezen als ongegrond.

1.1.

De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.

1.2.

De rechtbank heeft het beroep op 9 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: eiser, zijn gemachtigde en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.

3. Het beroep is gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Het asielrelaas

4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser had een bakkerij in Colombia en werd vanaf november 2021 afgeperst en bedreigd door paramilitairen om beschermingsgeld (‘vacunas’) te betalen. Dit heeft eiser ook een aantal keren gedaan. Na vier maanden kon eiser het beschermingsgeld niet meer betalen. Hij werd echter nog steeds bedreigd door de paramilitairen omdat hij een schuld van tien miljoen peso's bij hen zou hebben. Daarom heeft eiser de bakkerij verkocht, aangifte gedaan bij het OM van Colombia en is hij daarna gevlucht. Eisers familie wordt nog steeds bedreigd en afgeperst door paramilitairen. Bij terugkeer vreest eiser voor paramilitairen.


Het bestreden besluit

5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende relevante elementen: 1) Identiteit, nationaliteit en herkomst, 2) Problemen met de paramilitaire organisatie in Colombia.

5.1.

De minister stelt zich hierover op het standpunt dat beide elementen geloofwaardig zijn. Echter, de geloofwaardig bevonden elementen leveren volgens de minister geen asielgrond op als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), omdat eiser op grond daarvan geen gegronde vrees voor vervolging heeft als bedoeld in het Vluchtelingenverdrag en bij terugkeer naar Colombia geen reëel risico loopt op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het EVRM. Dat eiser uit Colombia komt is daarvoor onvoldoende en de Colombiaanse overheid kan in het algemeen bescherming bieden tegen vervolging of ernstige schade. Eiser heeft de uitkomst van de door hem gedane aangifte ook niet afgewacht en heeft direct het land verlaten. Het is ook begrijpelijk dat de behandeling van een aangifte wordt aangehouden als de aangever het land verlaat. Daarom heeft de minister de asielaanvraag afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000.

Loopt eiser bij terugkeer naar Colombia een reëel risico op ernstige schade?

6. Eiser betoogt dat hij voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij een reëel risico op ernstige schade loopt bij terugkeer naar Colombia. Een persoon die wordt bedreigd door criminele organisaties heeft zeer beperkte beschermingsmogelijkheden.2 Hoewel het mogelijk is om aangifte te doen, is er een hoge mate van straffeloosheid bij de opvolging van aangiftes. Veel aangiftes leiden niet tot een zaak. Bij aangiftes die wel tot strafrechtelijk onderzoek leiden is het vaak onbekend wat het resultaat van dit onderzoek is.3 Ook de aangifte van eiser is nog ‘in onderzoek’ en eiser moet bewijzen aanleveren om zijn afpersers te identificeren, maar eiser beschikt niet over deze informatie. In Colombia kan hij niet aan de benodigde informatie komen en zijn aangifte kan dan ook niet leiden tot een beschermingsorder. Het vertrek van eiser uit Colombia heeft daarom geen invloed gehad op de eventuele uitkomst van de aangifte. Bovendien blijkt uit het Algemeen Ambtsbericht Colombia van juni 2024 dat de Colombiaanse autoriteiten geen functionerend mechanisme hebben voor opvang en steun aan Colombianen bij (gedwongen) terugkeer.4

6.1.

De rechtbank stelt vast dat de minister gelooft dat eiser wordt bedreigd door een criminele paramilitaire groepering, maar dat de minister zich vervolgens op het standpunt stelt dat eiser toch kan terugkeren naar Colombia omdat hij kan worden beschermd door de autoriteiten. Uit de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt dat bij de vraag of iemand de bescherming van de autoriteiten kan inroepen, eerst wordt onderzocht of in het desbetreffende land in het algemeen bescherming wordt geboden. Daarbij wordt informatie over de algemene situatie in een land van herkomst, in het bijzonder uit ambtsberichten van de minister van Buitenlandse Zaken en rapporten van internationale organisaties, betrokken. Eerst nadat die vraag bevestigend is beantwoord kan aan de orde komen de vraag of de vreemdeling aannemelijk heeft gemaakt dat het vragen van bescherming voor hem gevaarlijk dan wel bij voorbaat zinloos moet worden geacht. Indien dat laatste niet aannemelijk is gemaakt, kan slechts het tevergeefs inroepen van de bescherming leiden tot de conclusie dat aannemelijk is gemaakt dat die autoriteiten niet bereid of in staat zijn bescherming te bieden.5

6.2.

De minister heeft in de besluitvorming naar algemene landeninformatie verwezen waaruit blijkt dat in het algemeen de Colombiaanse autoriteiten bescherming kunnen bieden tegen vervolging of ernstige schade. In het voornemen heeft de minister gewezen op het Algemeen Ambtsbericht Colombia van maart 2022 waarin is opgenomen dat er in Colombia mogelijkheden zijn om aangifte te doen, dat de autoriteiten onderzoek doen, dat de wet voorziet in het recht op een eerlijk proces en dat een onafhankelijke rechterlijke macht in het algemeen toeziet op de naleving van dit recht.6 Verder merkt de minister op dat het US Department of State (USDoS) meldt dat de Colombiaanse overheid in het algemeen strafrechtelijke stappen neemt tegen ambtenaren die mensenrechten schenden. Voor zover het kan, gebeurt dit ook bij mensenrechtenschendingen door gewapende groeperingen.7 In de beschikking heeft de minister nog toegevoegd dat niet vereist is dat de bescherming door de autoriteiten geen complete garantie hoeft te bieden8 en dat uit de door eiser aangehaalde stukken niet blijkt dat er voor eiser geen mogelijkheid is om bescherming te vragen. In het verweerschrift heeft de minister in dit verband nog gewezen op het Algemeen Ambtsbericht van juni 2024, waar dit ook uit zou volgen.

6.3.

Naar het oordeel van de rechtbank zien deze passages echter niet specifiek op bescherming tegen afpersing door criminele groeperingen. Uit de passages in het Algemeen Ambtsbericht van juni 2024 die wel specifiek zien op bescherming door de autoriteiten voor personen die afgeperst worden door criminelen blijkt dat bijna niemand aangifte doet omdat het veel risico geeft en er zeer weinig kans is op bescherming van de autoriteiten. De conclusie in het ambtsbericht is dat er weliswaar soms afpersers worden opgepakt, maar dat deze successen in schril contrast staan met de enorme straffeloosheid rondom afpersingspraktijken. Door intimidatie, directe bedreigingen, geweld en angst voor represailles durven veel slachtoffers geen aangifte te doen en blijven de daders ongestraft.9 Ook uit het door eiser aangehaalde rapport van Schweizerische Flüchtlingshilfe van 12 maart 2021 volgt dat de mogelijkheden om tegen bedreigingen door criminele groeperingen beschermd te worden zeer beperkt zijn.10

6.4.

Deze informatie over het realiteitsgehalte van de bescherming tegen bedreiging en afpersing door criminele groeperingen wijkt naar het oordeel van de rechtbank zodanig af van de door de minister aangehaalde informatie over de bescherming die in zijn algemeenheid kan worden gekregen, dat het besluit op dit punt onvoldoende is onderbouwd.

De verwijzing van de minister naar twee uitspraken zijn een onvoldoende onderbouwing voor de conclusie dat eiser wél bescherming van de autoriteiten kan inroepen. De uitspraak van zittingsplaats Haarlem van 5 januari 202411 gaat namelijk om een vestigingsalternatief en dat werpt de minister in deze zaak niet tegen. De uitspraak van zittingsplaats Zwolle van 12 juli 202212 gaat over een lhbti’er die stelt geen bescherming in te kunnen roepen van de Colombiaanse autoriteiten. Deze uitspraak gaat dus niet over afpersingspraktijken door criminelen. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd dat de Colombiaanse autoriteiten eiser bescherming kunnen bieden. Daarmee is niet gezegd dat eiser een vergunning moet krijgen, maar dat de motivering van de afwijzing van eisers asielaanvraag onvoldoende is.

Conclusie en gevolgen

7. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank ziet geen aanleiding om zelf in de zaak te voorzien omdat er een nieuwe beoordeling gemaakt moet worden. Dat is voorbehouden aan de minister. De minister moet een nieuw besluit op de aanvraag nemen en de algemene veiligheidssituatie in Colombia opnieuw beoordelen. De minister moet daarbij rekening houden met deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van twaalf weken.

7.1.

Dat het beroep van eiser gegrond is, betekent ook dat de minister de door eiser gemaakte proceskosten moet vergoeden. Die kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907).


Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt de minister op binnen twaalf weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;

- veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.814.

Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.M. Hampsink, griffier.

De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

1 Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.

2 Eiser wijst op: Schweizerische Flüchtlingshilfe 12 maart 2021, 'Kolumbien: Kriminelle Grappen, Drogenhandler und staatlicher Schutz in der Provinz Valle del Cauca, Schnellecherche der SFH-Länderanalyse’, pagina 5-6.

3 Algemeen Ambtsbericht Colombia juni 2024, pagina 53.

4 Algemeen Ambtsbericht Colombia juni 2024, pagina 113.

5 Onder meer de uitspraak van 5 augustus 2008, ECLI:NL:RVS:2008:BD9606

6 Algemeen Ambtsbericht Colombia maart 2022, pagina 63-66.

7 USDoS, 2023 Country Report on Human Rights Practices: Colombia, pagina 1-2.

8 Afdeling, 12 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1305.

9 Algemeen Ambtsbericht Colombia juni 2024, pagina 94 en 95.

10 Schweizerische Flüchtlingshilfe 12 maart 2021, 'Kolumbien: Kriminelle Gruppen, Drogenhandler und staatlicher Schutz in der Provinz Valle del Cauca, Schnellrecherche der SFH-Länderanalyse’.

11 Rb. Den Haag (zp. Haarlem) 5 januari 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:3550.

12 Rb. Den Haag (zp. Zwolle) 24 juli 2022, NL21.14478 (niet gepubliceerd).

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.