Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBDHA:2025:3835

Rechtbank Den Haag
12-03-2025
17-03-2025
C/09/653930 / HA ZA 23-824
Aanbestedingsrecht
Eerste aanleg - enkelvoudig

Eindvonnis van ECLI:NL:RBDHA:20977. Aanbestedende dienst geslaagd in bewijsopdracht.

Rechtspraak.nl
Module Aanbesteding 2025/2447

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel

zaaknummer / rolnummer: C/09/653930 / HA ZA 23-824

Vonnis (bij vervroeging) van 12 maart 2025

in de zaak van

[eiseres] B.V., te [vestigingsplaats] ,

eiseres,

advocaat mr. P.B.J. van den Oord en mr. D. Britsemmer te Alphen aan den Rijn,

tegen

DE POLITIE, te Den Haag,

gedaagde,

advocaat mr. I.J. van den Berge en mr. M.A. Visser te Zwolle.

Partijen zullen hierna [eiseres] en de Politie worden genoemd.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    het tussenvonnis van 11 december 2024 (hierna: ‘het tussenvonnis’),

  • -

    de akte van de Politie van 22 januari 2025, met producties 3 en 4;

  • -

    de antwoordakte van [eiseres] van 19 februari 2025.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De verdere beoordeling

2.1.

In het tussenvonnis is geoordeeld dat de Politie in de aanbesteding niet de voorwaarde heeft gesteld dat alle door de inschrijvers gehanteerde listprijzen gelijk moeten zijn en dat geen sprake is van schending van het transparantiebeginsel (tussenvonnis, r.o. 4.6 tot en met 4.14). Wel diende de Politie te onderzoeken of de winnende inschrijver ( [inschrijver] ) niet met irreële prijzen had ingeschreven en of [inschrijver] geen manipulatieve of abnormaal lage inschrijving had gedaan. In het tussenvonnis is geoordeeld dat de Politie op dat punt heeft voldaan aan haar onderzoeksplicht en aan haar motiveringsplicht. Dit oordeel steunt wel op de veronderstelling dat juist is dat de door [eiseres] en [inschrijver] ingevulde listprijzen identiek zijn, behalve op een – zowel qua aantal als qua financiële waarde verwaarloosbaar deel bij slechts één fabrikant – na, zoals de Politie had gesteld. Omdat dit nog niet vaststond, heeft de rechtbank aan de Politie de gelegenheid gegeven om deze stelling te onderbouwen (tussenvonnis, r.o. 4.41 en 4.42).

2.2.

De rechtbank blijft bij de beslissingen zoals die in het tussenvonnis zijn gegeven. In dit vonnis draait het dus nog uitsluitend om de vraag of de Politie aan de gegeven bewijsopdracht heeft voldaan. Voor zover [eiseres] in haar akte ingaat op verschillen in listprijzen met de inschrijvingen van andere inschrijvers en (opnieuw) betoogt dat op grond van een eerlijk en gelijk speelveld alle inschrijvers van dezelfde listprijzen hadden moeten uitgaan, wordt daaraan voorbij gegaan.

2.3.

De Politie heeft bij akte het door [inschrijver] ingediende prijzenblad overgelegd, met daarin zichtbaar alleen de door [inschrijver] ingevulde listprijzen (productie 3 bij de akte van 22 januari 2025), en niet de andere prijzen. Ook heeft de Politie als productie 4 een door de Politie gemaakt overzicht overgelegd, waarin de verschillen tussen de door [eiseres] en [inschrijver] ingevulde listprijzen zichtbaar zijn gemaakt. Hieruit blijkt dat de listprijzen van [inschrijver] en [eiseres] bij zes producten verschillen, terwijl er in het prijzenblad 137 listprijzen konden worden ingevuld. Bij drie producten was de listprijs van [eiseres] iets hoger dan die van [inschrijver] , bij drie producten was de listprijs van [eiseres] iets lager dan die van [inschrijver] . De grootste afwijkingen zijn € [geldbedrag 1] en € [geldbedrag 2] (op listprijzen van respectievelijk ongeveer € [geldbedrag 3] en [geldbedrag 4] ).

Per saldo zijn, als de verschillen voor deze zes producten bij elkaar worden opgeteld, de door [eiseres] opgegeven listprijzen € [geldbedrag 5] lager dan die van [inschrijver] .

2.4.

In de akte heeft de Politie tevens erop gewezen dat zowel [inschrijver] als [eiseres] bij producten van [fabrikant 1] en [fabrikant 2] niet overal een listprijs hebben ingevuld. Dit valt volgens de Politie te verklaren doordat het hier bijvoorbeeld om producten of diensten gaat die standaard bij een van de andere producten geleverd worden, zoals kabeltjes. Bij drie producten van [fabrikant 2] heeft [inschrijver] geen listprijs ingevuld, terwijl [eiseres] dat wel heeft gedaan. Het gaat – zo blijkt uit het overzicht – om listprijzen van € [geldbedrag 6] , € [geldbedrag 7] en € [geldbedrag 8] ,- voor drie producten/diensten bestelling N6. Ook als die drie verschillen worden meegenomen bij het prijsverschil voor de hiervoor genoemde zes producten, bedraagt het verschil in listprijzen tussen [eiseres] en [inschrijver] € [geldbedrag 9] in totaal. Het totaalbedrag aan listprijzen van [eiseres] is daarmee 0,11% hoger dan dat van [inschrijver] (€ [geldbedrag 10] ten opzichte van € [geldbedrag 11] ), aldus de Politie.

2.5.

[eiseres] stelt zich op het standpunt dat de Politie niet in de bewijsopdracht is geslaagd, omdat – in strijd met wat de Politie stelt – de verschillen zich bij twee fabrikanten ( [fabrikant 3] en [fabrikant 2] ) blijken voor te doen, en niet bij één (alleen [fabrikant 3] ). Daaruit volgt tevens dat de Politie de rechtbank niet volledig en naar waarheid heeft geïnformeerd, aldus [eiseres] .

2.6.

De rechtbank gaat niet mee in dit standpunt. Uit de toelichting van de Politie blijkt dat er bij fabrikant [fabrikant 2] niet zozeer sprake is van een verschil in listprijzen, maar van een situatie waarin [eiseres] ergens een listprijs heeft opgegeven en [inschrijver] niet. In zoverre heeft de Politie met juistheid gesteld dat bij slechts één fabrikant sprake is van verschillen in ingevulde listprijzen. Bovendien gaat [eiseres] voorbij aan de context en de strekking van de bewijsopdracht. Uit het tussenvonnis volgt duidelijk dat de strekking van de opdracht was dat de Politie moest onderbouwen dat zij terecht heeft vastgesteld dat de winnende inschrijver [inschrijver] niet had proberen te manipuleren door onjuiste of misleidende listprijzen in het prijzenblad op te geven, omdat [inschrijver] en [eiseres] in hun inschrijving dezelfde listprijzen hanteerden, op slechts enkele minieme verschillen na, en de juistheid van de listprijzen van [eiseres] niet ter discussie staat (zie het tussenvonnis r.o. 4.12 en 4.26).

2.7.

[eiseres] heeft niet betwist dat hoogstens bij de in het overzicht genoemde negen producten sprake is van afwijkingen in opgegeven listprijzen en dat het totale verschil in listprijs tussen de inschrijvingen van [inschrijver] en [eiseres] dus is beperkt tot een bedrag van hoogstens € [geldbedrag 9] (0,11% van het totaalbedrag). Daarmee heeft de Politie genoegzaam aangetoond dat de listprijsverschillen tussen de inschrijvingen van de [inschrijver] en [eiseres] inderdaad, zoals zij had gesteld, verwaarloosbaar klein waren en dat geen sprake was van manipulatie (via de listprijs) door [inschrijver] . Daarmee staat thans dus vast dat de Politie aan haar onderzoeksplicht en aan haar motiveringsplicht heeft voldaan.

2.8.

Dat betekent dat de vorderingen van [eiseres] worden afgewezen. Als de in het ongelijk gestelde partij wordt [eiseres] veroordeeld in de proceskosten, die aan de kant van de Politie worden begroot op € 2.389 (€ 676 griffierecht en € 1.535 (2,5 punten x Tarief II € 614 en € 178 nakosten) voor salaris advocaat).

3 De beslissing

De rechtbank

3.1.

wijst de vorderingen af;

3.2.

veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de kant van de Politie begroot op € 2.389, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. [eiseres] moet € 92 en de kosten van betekening extra betalen als de kosten niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan en het vonnis daarna wordt betekend;

3.3.

verklaart de bovenstaande kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. J.L.M. Luiten en bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2025.1

1 type: 2431

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.