Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBDHA:2025:4547

Rechtbank Den Haag
03-04-2025
03-04-2025
11239373 EL 24-9
Civiel recht
Bodemzaak,Eerste aanleg - enkelvoudig

Effectenlease / tussenpersoon / vergunningplichtige advisering, terwijl tussenpersoon die vergunning niet had / onrechtmatig handelen door overeenkomsten aan te gaan.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats 's-Gravenhage

NAV/c

Zaak-/rolnr.: 11239373 EL 24-9

3 april 2025

Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

[naam] ,

wonende te [woonplaats] (Australië),
eiser in conventie in de hoofdzaak en in het incident,

verweerder in reconventie in de hoofdzaak en in het incident,

hierna te noemen: Afnemer,

gemachtigde: mr. G. van Dijk (Leaseproces),


tegen

de besloten vennootschap DEXIA NEDERLAND B.V.,

gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam,

gedaagde in conventie in de hoofdzaak en verwerende partij in het incident,

eiseres in reconventie in de hoofdzaak en in het incident,

hierna te noemen: Dexia,
gemachtigde: mr. J.R. van Staveren (USG Legal Professionals).

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -

    de dagvaarding van 10 juli 2024 van Afnemer;

  • -

    de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie van Dexia, tevens
    houdende incidentele vordering ex artikel 843a Rv;

  • -

    de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie van Afnemer,
    tevens houdende conclusie van antwoord in het incident;

  • -

    de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie van Dexia;

  • -

    de conclusie van dupliek in reconventie van Afnemer;

  • -

    de in het geding gebrachte producties.

1.2.

Ten slotte is partijen meegedeeld dat vonnis wordt gewezen.

2 De feiten

2.1.

Afnemer heeft de volgende leaseovereenkomst ondertekend waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij (de rechtsvoorgangster van) Dexia:

Contractnr.

Datum

Naam overeenkomst

Looptijd

Leasesom

20009681

11-06-1998

Capital Effect

180 mnd

ƒ 80.623,80

2.2.

Dexia heeft met betrekking tot de overeenkomst een eindafrekening opgesteld met het volgende resultaat:

Datum eindafrekening

Resultaat

Betaald?

24-04-2007

€ 2.334,74

N.v.t.

2.3.

Volgens opgave van Dexia heeft Afnemer op grond van de overeenkomst in totaal een bedrag van € 17.682,75 aan maandtermijnen aan Dexia betaald. Volgens die opgave heeft Afnemer € 2.077,65 aan dividenden ontvangen en € 3.275,27 aan fiscaal voordeel genoten.

2.4.

De gemachtigde van Afnemer, Leaseproces, heeft bij brief van 22 december 2005 de nietigheid, vernietiging, dan wel ontbinding van de overeenkomst ingeroepen op grond van misbruik van omstandigheden, wanprestatie, dwaling, onrechtmatige daad en/of misleidende reclame. Tevens wordt het recht voorbehouden daartoe ook andere gronden nog aan te voeren.

3. De vordering en het verweer in de hoofdzaak en in de incidenten in conventie en in reconventie

3.1.

Afnemer vordert, kort samengevat, dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- in het incident/voorwaardelijk:

 Dexia ex artikel 843a Rv zal veroordelen het aanvraagformulier aan Afnemer te
verstrekken,

- in de hoofdzaak/onvoorwaardelijk:

  • -

    voor recht zal verklaren dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld jegens Afnemer
    en/of toerekenbaar is tekort geschoten,

  • -

    voor recht zal verklaren dat Afnemer schade heeft geleden als gevolg van het
    onrechtmatig handelen van Dexia en Dexia gehouden is die schade te vergoeden,

  • -

    Dexia zal veroordelen tot voldoening aan Afnemer van al datgene dat Afnemer aan
    Dexia heeft betaald onder de overeenkomsten, vermeerderd met de wettelijke rente
    daarover,

  • -

    Dexia zal veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van Afnemer,
    met wettelijke rente,

  • -

    Dexia zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten, met wettelijke rente.

3.2.

Dexia voert verweer tegen de vorderingen. Het verweer mondt uit in een tegenvordering, waarbij Dexia vordert, kort samengevat, dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:

- in het incident:

 Afnemer ex artikel 843a Rv zal veroordelen het intakeformulier waar de door de
gemachtigde van Afnemer namens Afnemer in deze procedure ingenomen
feitelijke stellingen aan zijn ontleend aan Dexia te verstrekken,

- in de hoofdzaak:

 voor recht zal verklaren dat Dexia met betrekking tot de tussen haar en Afnemer
gesloten overeenkomst met contractnummer 20009681 aan al haar verplichtingen
heeft voldaan en derhalve niets meer aan Afnemer verschuldigd is,

 Afnemer zal veroordelen in de proceskosten.

3.3.

Op de stellingen en verweren van partijen zal voor zover nodig hierna nader worden ingegaan.

4. De beoordeling van de vorderingen in conventie en in reconventie in de hoofdzaak en in de incidenten

rechtsmacht Nederlandse rechter

4.1.

Nu Afnemer in het buitenland woonachtig is en de vorderingen uit dien hoofde een internationaal karakter dragen, dient allereerst de vraag te worden beantwoord of de Nederlandse rechter bevoegd is van de vordering kennis te nemen. Die vraag wordt bevestigend beantwoord en wel op grond van artikel 4 van de in deze zaak toepasselijke Verordening (EU) nr. 1215/2012 ( Brussel I bis-Verordening), nu Dexia woonplaats heeft in Nederland.

4.2.

Ten aanzien van het op de onderhavige vorderingen toepasselijke recht overweegt de kantonrechter als volgt. De bepaling van het toepasselijke recht dient plaats te vinden aan de hand van het Verdrag van Rome van 19 juni 1980 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (EVO-verdrag), nu Nederland bij dit verdrag partij is en de vorderingen betrekking hebben op door het verdrag bestreken onderwerpen. Dexia en Afnemer hebben - overeenkomstig het bepaalde in artikel 3 van dit verdrag in de tussen hen gesloten overeenkomst een expliciete keuze gedaan voor de toepasselijkheid van het Nederlandse recht. Derhalve is op de onderhavige vorderingen Nederlands recht van toepassing.

algemeen
4.3. Het gaat in deze zaak om een financieel product dat tussen 1990 en 2003 in Nederland ongeveer één miljoen keer is verkocht, namelijk een effectenleaseovereenkomst. Kenmerk van dit product is, dat de afnemer van het product met geleend geld belegt. Na het instorten van de aandelenmarkt zijn vele afnemers geconfronteerd met restschulden en andere verliezen. In de afgelopen 15 à 20 jaar zijn in Nederland hierover duizenden procedures gevoerd, waarbij Dexia vaak één van de procespartijen was. Door belangenbehartigers van afnemers en vertegenwoordigers van aanbieders van deze producten is, in het kader van de WCAM, een regeling getroffen, die bij beschikking van het Gerechtshof Amsterdam van 25 januari 2007 algemeen verbindend is verklaard. Enkele tienduizenden afnemers hebben deze regeling niet geaccepteerd en tijdig een opt-out-verklaring ingediend, onder wie Afnemer.

4.4.

De procedures hebben geleid tot veel jurisprudentie, waaronder verschillende richtinggevende arresten van de Hoge Raad. Deze jurisprudentie is bij de gemachtigden van partijen bekend.1Deze jurisprudentie wordt bij de beoordeling van de vorderingen als leidraad genomen. Door partijen zijn geen (althans onvoldoende) bijzondere omstandigheden gesteld die in deze zaak een afwijking daarvan rechtvaardigen.

4.5.

Toepassing van deze jurisprudentie leidt in het onderhavige geval tot de volgende conclusies:

  1. er is sprake van huurkoop;

  2. er is geen sprake van dwaling, misleidende reclame en/of misbruik van omstandigheden; evenmin is er sprake van (ver)nietig(baar)heid krachtens de Wck;

  3. Dexia heeft haar bijzondere zorgplichten geschonden, in elk geval de waarschuwingsplicht, en daardoor onrechtmatig gehandeld;

  4. Afnemer heeft schade geleden, bestaande uit betaalde termijnen;

  5. er is voldoende causaal verband aanwezig tussen de hiervoor bedoelde schade en de onrechtmatige daad van Dexia.

verjaring

4.6.

Voor zover Dexia stelt dat een eventuele vordering van Afnemer inmiddels is verjaard, wordt dit verweer niet gevolgd. In de jurisprudentie zijn bestendige oordelen te vinden voor wat betreft de stellingen en verweren van partijen die zien op de verjaring.2 Voor zover in deze zaak geen andere, afwijkende standpunten zijn ingenomen door één van de partijen, wordt op de aan (de gemachtigden van) partijen bekende overwegingen, ook in deze zaak geoordeeld dat er geen reden is om aan te nemen dat de verweren omtrent de verjaring doel treffen.

tussenpersoon

4.7.

Afnemer heeft de overeenkomst met Dexia afgesloten via de tussenpersoon Visie Op Rendement. Tussen partijen is niet in geschil dat de tussenpersoon niet beschikte over de voor beleggingsadvieswerkzaamheden noodzakelijke vergunning. In de prejudiciële beslissing van 10 juni 20223 heeft de Hoge Raad uitgelegd in welke gevallen Dexia heeft gecontracteerd in strijd met het verbod van artikel 41 NR 1999 (dan wel met het daarmee materieel overeenkomende artikel 25 NR 1995). Daarvan is volgens de Hoge Raad sprake als de afnemer een effectenleaseovereenkomst is aangegaan nadat de daarbij optredende tussenpersoon (zonder te beschikken over de daarvoor benodigde vergunning), tevens – naar Dexia wist of behoorde te weten – als financieel adviseur is opgetreden door advies te geven. Dexia stelt dat het gegeven beleggingsadvies naar het destijds geldende Europese recht niet vergunningplichtig was. In het vonnis van de rechtbank Overijssel van 22 juni 2021 (ECLI:NL:RBOVE:2021:2548), dat heeft geleid tot de hiervoor genoemde prejudiciële beslissing van de Hoge Raad van 10 juni 2022, heeft de rechtbank toegelicht, onder verwijzing naar een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 oktober 2019 (ECLI:NL:GHARL:2019:8462), dat en waarom geen sprake is van strijd met het toepasselijke Europese recht. Er is geen reden om thans anders te oordelen. De Hoge Raad heeft, zoals (de gemachtigden van) partijen bekend is, bepaald dat het moet gaan om een gepersonaliseerde aanbeveling, waarbij een aantal omstandigheden zijn genoemd, die bij de beoordeling daarvan van belang kunnen zijn. Ook indien niet wordt vastgesteld dat die omstandigheden zich voordoen, bestaat de mogelijkheid dat de tussenpersoon toch een gepersonaliseerde aanbeveling heeft gedaan als door de Hoge Raad bedoeld, namelijk een aanbeveling die is voorgesteld als geschikt voor de betrokken afnemer ook als dat onder omstandigheden als een ‘verkooppraatje’ kan worden gekarakteriseerd.

4.8.

De stelplicht en bewijslast dat de tussenpersoon Afnemer heeft geadviseerd en dat Dexia wetenschap had of behoorde te hebben van het feit dat de tussenpersoon Afnemer, anders dan in algemene zin, een persoonlijk en specifiek op dit product toegesneden advies heeft verstrekt, rusten op Afnemer als de partij die zich op de rechtsgevolgen van het onrechtmatig handelen van Dexia beroept. De door Afnemer gestelde feiten en omstandigheden dienen voldoende concreet te zijn en zo mogelijk voorzien van onderbouwing. Voor zover Dexia de gestelde feiten en omstandigheden betwist, dient die betwisting eveneens voldoende gemotiveerd te zijn. Bij de beoordeling of de stellingen voldoende concreet en onderbouwd zijn en of het verweer voldoende gemotiveerd is, weegt mee dat beide partijen al zeer lange tijd – in elk geval sinds de opt-out door Afnemer in 2007 – weten dat over de totstandkoming van de overeenkomst en de afwikkeling daarvan een gerechtelijke procedure gevoerd zal (kunnen) worden, zodat van hen verlangd mag worden de voor hun procespositie relevante informatie en stukken te hebben verzameld en bewaard.

4.9.

Afnemer stelt over de feitelijke gang van zaken het volgende:

“Afnemer kwam voor het eerst in 1994 in contact met Visie op Rendement (hierna te noemen: de adviseur) via een seminar op zijn werk, waarna hij een spaarloonregeling afsloot via de adviseur. (…) In 1998 belde Afnemer de adviseur op met een vraag over de spaarloonregeling. De adviseur stelde vervolgens de vraag of Afnemer wel eens nagedacht had over beleggen. Afnemer gaf aan dat hij hier niet mee bekend was. De adviseur stelde voor om een afspraak te maken voor een huisbezoek om de financiële situatie van Afnemer door te nemen om te kijken wat er mogelijk was. Afnemer heeft hiermee ingestemd.

Door het eerder afgesloten product via de adviseur was de financiële situatie van Afnemer deels reeds bekend bij de adviseur. Tijdens het huisbezoek heeft de adviseur geïnformeerd naar de wensen en de huidige financiële situatie van Afnemer. Zo is met de adviseur gesproken over de wens van Afnemer om uiteindelijk een wereldreis te kunnen maken van zijn spaargeld. De adviseur gaf aan dat het mogelijk was om dit doel te bereiken en dat hij hier een geschikt product voor wist.

De adviseur adviseerde Afnemer om een Capital Effect product van Bank Labouchere af te sluiten met maandbetalingen van ongeveer NLG 450,-. De hoogte van de maandbetalingen werden door de adviseur gebaseerd op de hoogte van het spaargeld van Afnemer. Bij deze berekening hield de adviseur rekening met een vroegtijdige opzegging van de overeenkomst. De adviseur gaf aan dat er bij een vroegtijdige opzegging van de overeenkomst een boete moest worden betaald, maar dat deze boete kon worden verrekend met de hoge opbrengst van de overeenkomst. Volgens de adviseur zou Afnemer op deze wijze in een korte tijd aanzienlijk vermogen opbouwen, waardoor Afnemer al snel zijn wens om op wereldreis te gaan, zou kunnen realiseren. De adviseur zette zijn advies kracht bij met voorbeelden van andere afnemers die hun overeenkomst vroegtijdig met veel winst hadden opgezegd. (…)

De adviseur heeft Afnemer niet geïnformeerd over de specifieke risico’s. Zo heeft hij er niet op gewezen dat met geleend geld werd belegd en dat bij tegenvallende koersontwikkelingen de inleg geheel verloren kon gaan en er bovendien een schuld kon ontstaan uit hoofde van de effectenleaseovereenkomst. Als Afnemer op deze risico’s gewezen was had hij het Capital Effect nooit afgesloten.

Afnemer had geen ervaring met beleggen of kennis van complexe financiële producten, vond de adviseur altijd al betrouwbaar overkomen en vertrouwde daarom volledig op de deskundigheid van de adviseur en zijn advies. Om deze reden heeft Afnemer het advies van de adviseur opgevolgd. Afnemer heeft een Capital Effect met maandelijkse betalingen van NLG 447,91 afgesloten. De aanvraag voor het Capital Effect is door de adviseur in orde gemaakt en de uiteindelijke overeenkomst is op een later moment door Afnemer op het kantoor van de adviseur ondertekend.”

4.10.

Afnemer heeft, ter onderbouwing van zijn stellingen, gewezen op de volgende stukken die in het geding zijn gebracht:

  • -

    een kopie van de overeenkomst van 11 juni 1998, voorzien van de vermelding: “Adviseur:ATP176 Visie op Rendement”,

  • -

    een brief van de tussenpersoon gericht aan Afnemer, voorzien van het logo van de tussenpersoon, betreffende een bevestiging van de deelname van Afnemer aan een bedrijfsspaarregeling, waarin ook te lezen is:
    “Naast bedrijfssparen adviseert en verzorgt Visie op Rendement ook:
    * Hypotheken
    * Pensioenen
    * Belastingvrije spaarplannen
    * Financieringen”,

  • -

    een kopie van een uittreksel van de KvK van de tussenpersoon met als beschrijving van de activiteiten ‘Het uitvoeren van administratie en adviseren inzake spaarverzekeringen alsmede financiële dienstverlening en financiële planning’,

  • -

    een schermafbeelding van de toenmalige website van de tussenpersoon waarop onder andere te lezen is:
    “Visie op Rendement is een succesvol, onafhankelijk, landelijk werkend en erkend financieel adviesbureau gevestigd in Zoetermeer. Enthousiasme en een professionele aanpak zijn, naast de klantgerichte filosofie en het hanteren van hoge kwaliteitsnormen, belangrijke succesfactoren”.

4.11.

Met deze feitelijke uiteenzetting en stukken heeft Afnemer voldoende onderbouwd gesteld dat sprake is geweest van vergunningplichtige advisering. Dexia heeft de door Afnemer geschetste gang van zaken slechts in algemene termen betwist. Dexia had echter meer concreet moeten maken dat en waarom volgens haar destijds geen sprake is geweest van advisering. Zo had Dexia moeten uiteenzetten op welke wijze de overeenkomst in haar visie tot stand was gekomen. Dexia heeft weliswaar erop gewezen dat zij op geen enkele wijze betrokken is geweest bij het contact tussen Afnemer en de adviseur van de tussenpersoon, maar dat kan Dexia niet baten. Voor zover Dexia daardoor in bewijsnood is, komt dat voor haar rekening en risico. Niet alleen had zij zoals hiervoor is overwogen eerder bewijs kunnen verzamelen maar daarbij komt dat Dexia destijds ervan heeft afgezien om eigen voorlichting te geven aan potentiële klanten en gebruik heeft gemaakt van deze tussenpersoon voor de afzet van haar producten. Dit terwijl het voor haar als aan toezicht onderworpen effecteninstelling verboden was om van die tussenpersoon cliënten aan te nemen aan wie adviezen waren verstrekt. Het had op haar weg gelegen om daarop controle uit te oefenen en ervoor te zorgen dat zij wel over concrete informatie beschikte over de totstandkoming van een overeenkomst en de daarbij betrokken (medewerker van de) tussenpersoon.4 Daarom wordt uitgegaan van de juistheid van de door Afnemer geschetste gang van zaken nu Dexia deze onvoldoende heeft weersproken. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen.

wetenschap Dexia

4.12.

Afnemer stelt dat Dexia wist, althans behoorde te weten, dat de tussenpersoon een op de persoon van Afnemer toegesneden beleggingsadvies heeft gegeven. Dexia betwist dit. Uit diverse uitspraken volgt dat Dexia ermee bekend moet zijn geweest dat tussenpersonen op grote schaal individueel persoonlijk financieel advies gaven.5 Hoewel in dit geval niet is gebleken dat Dexia concrete wetenschap heeft gehad van de advisering van de tussenpersoon aan Afnemer, had het op de weg van Dexia gelegen om bij de totstandkoming van de overeenkomst met Afnemer, actief navraag te doen bij de tussenpersoon of de desbetreffende klant de overeenkomst is aangegaan op advies van de tussenpersoon, om te kunnen beoordelen of zij de overeenkomst met Afnemer kon en mocht aangaan. Dat Dexia in deze zaak enig concreet hierop gericht onderzoek heeft verricht is gesteld noch gebleken. Zij had derhalve behoren te weten dat Afnemer door de tussenpersoon is geadviseerd.

aansprakelijkheid Dexia
4.13. Nu Dexia ondanks het voorgaande toch met Afnemer de overeenkomst is aangegaan, heeft zij jegens Afnemer onrechtmatig gehandeld. Dit moet Dexia zwaar worden aangerekend. Weliswaar zijn aan Afnemer omstandigheden toerekenbaar die tot de schade hebben bijgedragen, maar vanwege de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten, eist de billijkheid in beginsel dat de vergoedingsplicht van Dexia geheel in stand blijft.6 Weliswaar kunnen er situaties zijn waarin voldoende reden is om een deel van de schade op grond van artikel 6:101 BW voor rekening van de afnemer te doen komen, maar in dit geval zijn dergelijke feiten en omstandigheden niet aanwezig. De schade komt dan ook geheel voor rekening van Dexia.

vorderingen van Afnemer
4.14. De door Afnemer gevorderde verklaringen voor recht zullen daarom worden toegewezen, in die zin dat voor recht wordt verklaard dat Dexia onrechtmatig jegens Afnemer heeft gehandeld door Afnemer als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon Afnemer niet alleen als klant aanbracht maar Afnemer tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat.

4.15.

De als gevolg hiervan door Afnemer geleden schade kunnen partijen inmiddels berekenen. De voor vergoeding in aanmerking komende schade bestaat uit de door de Afnemer betaalde inleg (termijnbetalingen en eventuele aflossingen). Daarnaast dient rekening gehouden te worden met te verrekenen genoten voordelen, waaronder daadwerkelijk ontvangen dividenduitkeringen, fiscale voordelen en een eventueel in aanmerking te nemen batig saldo uit voorgaande overeenkomsten. Een en ander volgens het door Dexia overgelegde financiële overzicht waarvan de juistheid door Afnemer, behoudens het daarin berekende fiscaal voordeel, niet of onvoldoende gemotiveerd is betwist. Afnemer heeft een overzicht biljetten van een proces en een inkomensverklaring overgelegd waaruit volgens Afnemer volgt dat Dexia het verkeerde belastingtarief (50%) heeft gebruikt. Het hof ’s-Hertogenbosch heeft in het arrest van 16 april 2024 (ECLI:NL:GHSHE:2024:1327) uitgelegd hoe de berekening gemaakt moet worden om het fiscaal voordeel te begroten in de gevallen waar de Wet IB 1964 van toepassing is. Daaruit volgt dat in deze zaak bij de berekening van het fiscaal voordeel moet worden uitgegaan van het lagere, door Afnemer genoemde tarief, nu Dexia niet gemotiveerd heeft betwist dat tariefgroep 2 van toepassing is. In het geval reeds eerder een schadevergoeding door Dexia is betaald, geldt ten aanzien van de verrekening daarvan hetgeen is overwogen in de beslissing van de Rechtbank Amsterdam van 25 november 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:7910). De wettelijke rente is verschuldigd over het door Dexia te restitueren bedrag volgens de uitgangspunten als geformuleerd in HR 1 mei 2015 (ECLI:NL: HR:2015:1198) en HR 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:164, r.o. 3.6.3).

4.16.

Een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten is niet aan de orde. Niet gebleken is dat er meer of andere werkzaamheden aan de orde zijn geweest dan die, welke genoemd zijn in het arrest van de Hoge Raad van 12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:590.

4.17.

Gelet op het voorgaande behoeven de andere door Afnemer aangevoerde gronden geen nadere bespreking.

de incidentele vordering van Afnemer

4.18.

Afnemer vordert Dexia te veroordelen om een afschrift te verstrekken van het aanvraagformulier. Uit het voorgaande volgt dat Afnemer in het gelijk zal worden gesteld. Hij heeft dan ook geen belang meer bij deze stukken in deze procedure, zodat de vordering zal worden afgewezen. De proceskosten zullen worden gecompenseerd.

de incidentele vordering van Dexia

4.19.

Dexia vordert dat Afnemer wordt veroordeeld het intakeformulier van zijn gemachtigde aan Dexia te verstrekken. Een zogenoemde “exhibitievordering” komt in beginsel voor toewijzing in aanmerking als is voldaan aan de volgende uit artikel 843a lid 1 Rv voortvloeiende, cumulatieve voorwaarden:

- degene die de vordering instelt, dient een rechtmatig belang te hebben,

- het moet gaan om bepaalde bescheiden,

- aangaande een rechtsbetrekking waarin de eiser of zijn rechtsvoorganger partij is.

4.20.

Daargelaten de vraag of aan deze vereisten is voldaan, oordeelt de kantonrechter dat op grond van het derde en vierde lid van artikel 843a Rv geen inzage van het intakeformulier verlangd kan worden. In het derde lid van artikel 843a Rv is, kortgezegd, bepaald dat beoefenaren van vertrouwensberoepen ter zake van hetgeen hen in hun hoedanigheid is toevertrouwd niet gehouden zijn om aan de exhibitievordering te voldoen. In beginsel betreft dit alle met de beroepsbeoefenaar gewisselde stukken en is het aan de beroepsbeoefenaar om te bepalen of die informatie hem in zijn hoedanigheid zijn toevertrouwd. Er is dus bij hoge uitzondering ruimte om van de beroepsbeoefenaar te verlangen dat hij zich niet op zijn verschoningsrecht beroept. Ook van Afnemer als cliënt(e) van de beroepsbeoefenaar kan (ervan uitgaande dat Afnemer, althans zijn gemachtigde, in het bezit is van het intakeformulier) geen inzage worden verlangd omdat gewichtige redenen als bedoeld in het vierde lid van artikel 843a Rv, zich daartegen verzetten. Dexia wil kennelijk weten welke gegevens Afnemer destijds aan zijn gemachtigde heeft verstrekt en vervolgens in het dossier van zijn gemachtigde terecht zijn gekomen. Het verstrekken van informatie aan een rechtsbijstandverlener over een geschil door middel van een gesprek of een intake- of vragenformulier dient onbelemmerd te kunnen plaatsvinden. Daarvan is geen sprake meer als een rechtzoekende er rekening mee moet houden dat de aan zijn rechtsbijstandverlener verstrekte gegevens, via een toegewezen exhibitievordering, bij zijn wederpartij terecht kunnen komen. Het is van groot belang dat het vertrouwelijke karakter van de informatie-uitwisseling tussen de rechtzoekende en diens rechtsbijstandverlener blijft bestaan. Al met al oordeelt de kantonrechter dat de incidentele vordering van Dexia moet worden afgewezen.

4.21.

De proceskosten van dit incident komen voor rekening van Dexia omdat zij in het ongelijk wordt gesteld. De proceskosten aan de zijde van Afnemer worden begroot op € 82,00.

vorderingen Dexia

4.22.

Gelet op de beoordeling in conventie worden de vorderingen van Dexia afgewezen.

Proceskosten

4.23.

Omdat Afnemer inhoudelijk gelijk krijgt, is Dexia aan te merken als de in het ongelijk te stellen partij. Dexia zal worden veroordeeld in de proceskosten (inclusief nakosten) aan de zijde van Afnemer gevallen. Omdat het partijdebat in reconventie is samengevallen met het debat in conventie worden de kosten in reconventie tot op heden begroot op nihil. De proceskosten in conventie van Afnemer worden begroot op:

- dagvaarding € 135,97

- griffierecht € 87,00

- salaris gemachtigde € 542,00 (2 x tarief € 271,00)

- nakosten € 135,00

Totaal € 899,97

4.24.

De gevorderde rente over de proceskosten zal als na te melden worden toegewezen.

5. De beslissing

De kantonrechter:

in het incident van Afnemer

5.1.

wijst de vordering af,

5.2.

compenseert de proceskosten,

in het incident van Dexia

5.3.

wijst de vordering af,

5.4.

veroordeelt Dexia in proceskosten van Afnemer, tot op heden begroot op € 82,00,

in conventie

5.5.

verklaart voor recht dat Dexia onrechtmatig jegens Afnemer heeft gehandeld door Afnemer als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon Afnemer niet alleen als klant aanbracht maar Afnemer tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat,

5.6.

verklaart voor recht dat Afnemer schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen van Dexia en Dexia gehouden is die schade te vergoeden,

5.7.

veroordeelt Dexia om aan Afnemer te betalen de schade, vermeerderd met de wettelijke rente daarover een en ander zoals weergegeven in r.o. 4.15.,

5.8.

veroordeelt Dexia in de proceskosten van € 899,97, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Dexia niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Dexia ook de kosten van betekening betalen,

5.9.

veroordeelt Dexia in de wettelijke rente over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,

5.10.

verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,

5.11.

wijst het meer of anders gevorderde af,

in reconventie

5.12.

wijst de vorderingen af,

5.13.

veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, aan de zijde van Afnemer gevallen, tot op heden begroot op nihil.

Dit vonnis is gewezen door mr. E.A.W. Schippers, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 april 2025.

1 In het bijzonder gaat het om de arresten van de Hoge Raad van 28 maart 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC2837), 5 juni 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BH 2815), 29 april 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BP4003), 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR: 2017:164) en 12 april 2019 (ECLI:NL:HR:2019:590) en de arresten van het gerechtshof Amsterdam van 1 december 2009 (ECLI:NL: GHAMS:2009:BK4981) en 1 april 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:1135).

2 zie onder meer gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 3 november 2020 ECLI:NL:GHARL:2020:8992, gerechtshof Amsterdam, 25 januari 2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:1462 en gerechtshof Den Bosch 10 januari 2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:23.

3 Hoge Raad 10 juni 2022, ECLI :NL:HR:2022:862.

4 Vergelijk gerechtshof Arnhem Leeuwarden 16 mei 2023 ECLI:NL:GHARL:2023:4177.

5 Zie bijvoorbeeld Hoge Raad 9 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:882.

6 Hoge Raad 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2012 r.o. 5.6 en 5.7. Deze lijn is nadien bevestigd in de arresten van de Hoge Raad van 12 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1935, en van 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:862.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.