Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBDHA:2025:4912

Rechtbank Den Haag
21-03-2025
26-03-2025
NL24.44072
Vreemdelingenrecht
Eerste aanleg - enkelvoudig

asiel, Ethiopië, lidmaatschap OLA, gedwongen rekrutering, deelname demonstraties, gegrond

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam

Bestuursrecht

zaaknummer: NL24.44072


uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. T.R. Hüpscher),

en

de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. M. van Kersbergen.).

Procesverloop

Bij besluit van 4 november 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (de asielaanvraag) in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

De rechtbank heeft het beroep op 28 februari 2025 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [naam 1]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser.

2. Eiser is van Ethiopische nationaliteit en heeft op 2 oktober 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.

3. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag – samengevat weergegeven – het volgende ten grondslag gelegd. Eiser heeft verklaard dat er een oorlog was tussen de overheid en TPLF (Tigray People's Liberation Front). Ouderen en jongeren zijn verplicht om aan het gevecht deel te nemen. De overheid heeft de vader van eiser meerdere keren gevraagd zijn kinderen naar het front te sturen. De overheid heeft eiser opgepakt en hem een militaire training gegeven van één dag, waarna ze hem hebben laten gaan. Hem werd verteld dat hij drie keer per week terug moest komen voor training en dat hij over een maand naar de oorlog kon. Eiser wilde echter niet aan de oorlog deelnemen, zodat hij het risico liep te worden opgesloten. Mensen die weigeren en in de gevangenis zitten kunnen worden opgehaald en doodgeschoten. Daarnaast was de vader van eiser van jongs af aan aangesloten bij de OLA, hetgeen de overheid bekend is. Eiser stelt dat de overheid hem kent en meerdere keren heeft geprobeerd op te pakken. Als hij terug gaat vreest hij dat hij naar de oorlog wordt gestuurd of naar de gevangenis. Zijn familie wordt door de overheid gezien als vijand. Eiser heeft verder verklaard dat hij heeft deelgenomen aan demonstraties, nadat de zanger Hachalu Hundessa was vermoord. Veel mensen die deelnamen aan de demonstratie zijn door de overheid opgepakt, maar eiser heeft kunnen ontsnappen. Daarnaast heeft eiser ook deelgenomen aan demonstraties tegen de Ethiopische overheid in Nederland.

Het bestreden besluit

4. Het asielrelaas bevat volgens verweerder de volgende asielmotieven:

- identiteit, nationaliteit en herkomst;

- gedwongen rekrutering door de overheid om te vechten tegen de TPLF en de OLF-Shane (OLA);

- ( toegedichte) betrokkenheid bij de OLF-Shane (OLA);

- deelname aan demonstraties tegen de Ethiopische overheid.

4.1

Verweerder heeft de verklaringen van eiser over zijn nationaliteit en herkomst en zijn verklaringen over de deelname aan demonstraties tegen de Ethiopische overheid geloofwaardig geacht. Voor wat betreft de identiteit heeft verweerder opgemerkt dat eiser deze niet heeft onderbouwd met documenten. Verweerder gaat niet uit van eisers verklaringen voor zover het zijn geboortedatum, en dus zijn leeftijd, betreft. Verweerder meent dat eiser, anders dan eiser stelt, meerderjarig, is.

4.2

De gedwongen rekrutering door de overheid om te vechten tegen de TPLF en de OLF-Shane (OLA) is door verweerder niet geloofwaardig geacht. Verweerder heeft hiertoe overwogen dat uit het Algemeen Ambtsbericht november 2022 blijkt dat het mogelijk is dat minderjarige jongens worden gerekruteerd voor het leger, maar dat uit de algemene informatie niet blijkt dat deze rekruteringen ook in de Bale zone hebben plaatsgevonden, waar eiser zegt vandaan te komen. Daarnaast zijn eisers verklaringen over de rekrutering door de overheid volgens verweerder ongerijmd.

4.3

Ook de (toegedichte) betrokkenheid bij de OLF-Shane (OLA) is door verweerder niet geloofwaardig geacht. Eiser heeft zijn verklaringen niet met objectieve documenten onderbouwd. De verklaringen van eiser vormen geen samenhangend en aannemelijk geheel, als bedoeld in artikel 31, zesde lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Daartoe merkt verweerder allereerst op dat eiser niet heeft aangetoond dan wel aannemelijk gemaakt dat hem betrokkenheid bij de OLF-Shane wordt toegedicht. De enkele stelling dat zijn familie wordt beschouwd als Shane, is hiervoor onvoldoende. Daarnaast heeft verweerder eiser tegengeworpen dat zijn verklaringen over de toegedichte betrokkenheid bij de OLF-Shane (OLA) tegenstrijdig zijn. Eiser heeft eerst verklaard dat zijn vader in de gevangenis heeft gezeten vanwege zijn lidmaatschap van de OLA, terwijl hij later heeft verklaard dat het slechts om een verdenking ging en de overheid niet zeker wist of zijn vader bij de OLA hoorde. Verweerder stelt dat van eiser mag worden verwacht dat hij eenduidige verklaringen aflegt over de reden van zijn vaders gevangenschap.

4.4

Eiser kan volgens verweerder op grond van de geloofwaardig geachte asielmotieven niet worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag. Evenmin heeft eiser aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Ethiopië een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). De deelname aan demonstraties tegen de Ethiopische overheid is geloofwaardig geacht, maar eisers vrees om bij terugkeer door de Ethiopische overheid te worden aangehouden en gedood vanwege zijn deelname aan demonstraties acht verweerder niet aannemelijk. Gelet op bovenstaande heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond.

De beoordeling door de rechtbank

Toetsingskader asielmotieven

5. Verweerder heeft de asielaanvraag beoordeeld aan de hand van werkinstructie WI 2024/6 (de werkinstructie). Op grond van de werkinstructie beoordeelt verweerder eerst of het asielmotief voldoende is onderbouwd met objectieve bewijsstukken. Het kan daarbij gaan om documenten die authentiek zijn en bevestigen wat de vreemdeling heeft verklaard, of openbare bronnen die de verklaringen van de vreemdeling bevestigen. Als de vreemdeling een asielmotief niet of onvoldoende kan onderbouwen met objectieve bewijsstukken, past verweerder de geloofwaardigheidstoets toe overeenkomstig de vijf voorwaarden van artikel 31, zesde lid, van de Vw. Er moet aan alle vijf voorwaarden worden voldaan wil het asielmotief geloofwaardig worden geacht. Geloofwaardig geachte asielmotieven worden door getoetst aan fase 2 (risico-inschatting en zwaarwegendheid). Ongeloofwaardig geachte asielmotieven worden niet door getoetst.

Eerste asielmotief: identiteit

6. Eiser vindt dat zijn identiteit ten onrechte ongeloofwaardig is geacht. Hij kan geen documenten overleggen omdat het hem niet is gelukt om iemand van zijn familie te bereiken, maar zegt zeker te weten dat hij is geboren op 28 november 2007. Eiser geeft aan dat zijn verklaring wordt ondersteund door de verklaring van zijn neef Abdulwahid Mohammed Aman Aadem. Eiser heeft verzocht om een leeftijdsonderzoek, maar verweerder heeft dit verzoek - naar eiser meent: ten onrechte - afgewezen.

6.1

De rechtbank is van oordeel dat verweerder de gestelde identiteit voor wat betreft de geboortedatum ongeloofwaardig heeft mogen achten. Dit nu eiser is geschouwd door de AVIM én verweerder en beide partijen onafhankelijk van elkaar tot de conclusie zijn gekomen dat eiser evident meerderjarig is, waar eiser heeft gesteld minderjarig te zijn. Volgens paragraaf 2.3.1 van verweerders werkinstructie 2018/19 (leeftijdsbepaling), zoals deze gold ten tijde van belang, wordt in dat geval door de AVIM de leeftijd aangepast naar meerderjarig. De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat verweerder eiser een leeftijdsonderzoek had moeten aanbieden. Verweerder heeft in dat kader onder verwijzing naar voornoemde werkinstructie kunnen stellen dat een leeftijdsonderzoek op verzoek van de IND enkel wordt aangeboden als (onder meer) niet tot evidente minder- of meerderjarigheid kan worden geconcludeerd. In dit geval is echter geconcludeerd tot evidente meerderjarigheid van eiser. Eiser heeft verder geen eigen medisch leeftijdsonderzoek verricht of alsnog identificerende documenten overgelegd. Eiser heeft gelet op het voorgaande niet kunnen volstaan met een verwijzing naar de verklaring van zijn neef, die heeft verklaard dat eiser misschien vijftien jaar oud is.

6.2

De beroepsgrond slaagt niet.

Tweede asielmotief: Gedwongen rekrutering door de overheid om te vechten tegen de TPLF en de OLF-Shane (OLA)

7. Eiser betoogt dat verweerder ten onrechte de gedwongen rekrutering ongeloofwaardig heeft geacht. Eiser verwijst hierbij naar diverse artikelen van Vluchtelingenwerk (VWN). Hierin wordt onder meer het US Department of State van 5 september 2024 aangehaald waaruit volgt dat met name kinderen in de Oromia regio worden geconfronteerd met ontvoering en seksueel geweld, door militaire groeperingen op weg naar school. Volgens eiser komt hetgeen in de artikelen staat overeen met hetgeen door hem is verklaard. Eiser stelt verder dat het niet vreemd is dat de overheid zijn vader heeft gevraagd om zijn kinderen naar de strijd te sturen, terwijl de overheid wist dat zijn vader voor de OLA had gestreden, omdat het toentertijd een andere overheid was. Tevens acht eiser het niet ongerijmd dat hij na één dag trainen weer naar huis kon gaan.

7.1

In het bestreden besluit werpt verweerder eiser tegen dat gedwongen rekrutering in strijd is met informatie uit openbare bronnen. Uit het Algemeen Ambtsbericht Ethiopië van januari 2024 blijkt dat er gedurende de verslagperiode geen berichten waren van gedwongen rekrutering1. Uit het Algemeen Ambtsbericht Ethiopië van november 2022 blijkt weliswaar dat het mogelijk was dat jongens gerekruteerd werden voor het leger, maar verweerder heeft er op gewezen dat de rekrutering plaatsvond in de Borana zone, terwijl eiser stelt te komen uit Agarfa, wat ligt in de Bale zone. De rechtbank volgt dit standpunt van verweerder niet. De rechtbank stelt in dat kader vast dat eiser in beroep diverse stukken heeft overgelegd waaruit volgt dat in Oromia gedwongen wordt gerekruteerd. Oromia is een regio die is onderverdeeld in diverse districten, waaronder Bale, wat redelijk zuidelijk in Oromia ligt. In het stuk van VWN dat eiser heeft overgelegd staat vermeld, onder verwijzing naar het USDOS rapport van 20 maart 2023, dat volgens een mediabericht van oktober 2022 de regering met geweld kindsoldaten uit Zuid-Oromia zou hebben gerekruteerd om tegen de TPLF te vechten. Uit het rapport van de Finse immigratiedienst van 28 juni 2024 (bijlage 3 bij het door eiser overgelegde stuk van VWN) blijkt verder dat de staatregering van Oromia Oromo jongeren (zoals eiser) rekruteert voor de Ethiopische strijdkrachten in de hele staat. Dit volgt ook uit het Algemeen Ambtsbericht Ethiopië van november 2022 waarin staat vermeld dat in Oromia de regionale regering jongeren zou rekruteren voor het federale leger2. Uit voornoemde informatie volgt dus dat in heel Oromia (waaronder ook Zuid-Oromia) wordt gerekruteerd. Gelet hierop valt niet uit te sluiten dat dit ook in Bale heeft plaatsgevonden. De rechtbank acht dit standpunt van verweerder – dat de gedwongen rekrutering in strijd is met informatie uit openbare bronnen - dus niet deugdelijk gemotiveerd.

7.2

Voorts heeft verweerder eiser tegengeworpen dat zijn verklaringen over de rekrutering ongerijmd zijn. Verweerder ziet allereerst niet in dat de overheid een rekruteringspoging doet bij een (vermeend) lid van de groepering waartegen zij strijden. De rechtbank volgt verweerder hierin niet. Het is niet zonder meer onaannemelijk dat de overheid ouders vraagt hun kinderen in de strijd te sturen, om zo te laten blijken geen steun te geven aan de OLA, zoals eiser heeft betoogd. Dit te meer nu eisers vader naar gesteld werd verdacht van lidmaatschap van de OLA. De rechtbank wijst in dat kader ook op de COI focus Ethiopie3 waarin staat vermeld dat volgens getuigen sprake is van gedwongen rekrutering en wie weigert, een terrorist wordt genoemd of beschuldigd van lidmaatschap van de OLA4. Ook volgt de rechtbank verweerder niet in de stelling dat eiser niet eenduidig over zijn vader heeft verklaard door aan te geven dat zijn vader wordt verdacht van lidmaatschap van de OLA, maar ze niet zeker weten of hij lid is. Allereerst heeft eiser meerdere keren verklaard dat hij van zijn moeder heeft gehoord dat zijn vader een OLA-strijder was, maar dat zijn vader daarover heeft gezwegen. Eiser heeft aangegeven dat zijn vader in het verleden actief was binnen de OLA en dat hij (op het moment dat eiser zijn land verliet) er van werd verdacht de OLA te helpen. Eiser heeft voorts verklaard dat zijn vader meerdere keren gevangen is gezet als gevolg van de strijd wat naar mening van verweerder niet rijmt met de verklaring van eiser dat de overheid niet kan bewijzen dat zijn vader actief is binnen de OLA. De rechtbank merkt op dat eiser hier niet onterecht heeft opgemerkt dat het niet vreemd is dat zijn vader als verdachte gevangen is gezet, maar dat de overheid niet heeft kunnen bewijzen dat zijn vader nog steeds de OLA steunde. De rechtbank is dan ook van oordeel dat gelet op het bovenstaande verweerder niet met de gegeven motivering heeft kunnen concluderen dat eiser niet eenduidig heeft verklaard en derhalve zijn asielrelaas op dit punt niet ongeloofwaardig heeft kunnen achten.

7.3

Verweerder heeft eiser verder tegengeworpen dat het ongerijmd is dat eiser na een dag militaire training weer mocht vertrekken, terwijl hij gedwongen zou zijn gerekruteerd. De rechtbank ziet echter niet zonder meer in dat dit ongerijmd is, nu eiser tegelijkertijd heeft verklaard dat zijn naam is genoteerd, een foto van hem is gemaakt en, zoals hij nader heeft toegelicht, het dus duidelijk was wie hij was als hij zich niet meer zou melden en hij dus kon worden achterhaald. Hoewel kan worden toegegeven dat (desalniettemin) sprake is van een risico dat iemand zich niet meer zal melden, zoals verweerder ter zitting heeft toegelicht, acht de rechtbank dit, mede in het licht van het voorgaande, onvoldoende voor de conclusie dat de gedwongen rekrutering hiermee zonder meer ongeloofwaardig moet worden geacht.

7.4

Gelet op bovenstaande heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd met betrekking tot de gedwongen rekrutering door de overheid.

Derde asielmotief: (toegedichte) betrokkenheid bij de OLF-Shane (OLA)

8. Verweerder heeft de (toegedichte) betrokkenheid bij OLF- Shane (OLA) ongeloofwaardig geacht, omdat de verklaringen van eiser volgens verweerder geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen, als bedoeld in artikel 31, zesde lid aanhef en onder c, van de Vw. Verweerder betoogt daartoe dat eiser niet heeft kunnen aantonen of aannemelijk heeft kunnen maken dat hem wordt toegedicht betrokken te zijn bij OLF-Shane en zijn verklaringen over de toegedichte betrokkenheid bij de OLA tegenstrijdig zijn.

8.1

De rechtbank volgt dit standpunt van verweerder niet.

8.2

Allereerst ziet de rechtbank niet in hoe geen sprake is van samenhangende en aannemelijke verklaringen, als verweerder aan eiser tegenwerpt dat hij niet heeft kunnen volstaan met de verklaring dat zijn familie als Shane wordt beschouwd, maar hij dit moet aantonen en onderbouwen.

8.3

De rechtbank ziet verder niet in dat eiser geen eenduidige verklaringen heeft afgelegd over het lidmaatschap van zijn vader van de OLA. Eiser heeft immers verklaard dat zijn vader een strijder van de OLA was (actief ten tijde van de vorige regering), eiser dat van zijn moeder heeft gehoord, eisers vader nu niet meer actief is, maar hij er wel van wordt verdacht (de OLA te ondersteunen, zoals het regelen van eten en zaken zodat zij zich in de dorpen kunnen nestelen)5. Dat de overheid op de hoogte is van zijn strijd, maar anderzijds niet zeker weet of hij bij de OLA hoort, is - anders dan verweerder meent - in dit licht eenduidig te achten.

8.4

Gelet op bovenstaande heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank het bestreden besluit evenzo onvoldoende gemotiveerd met betrekking tot de toegedichte betrokkenheid bij de OLF-Shane (OLA).

Vierde asielmotief: deelname aan demonstraties tegen de Ethiopische overheid

9. De verklaringen van eiser omtrent het meermaals demonstreren tegen de Ethiopische overheid heeft verweerder geloofwaardig geacht, maar de vrees van eiser om bij terugkeer door de Ethiopische overheid te worden aangehouden en gedood heeft verweerder niet aannemelijk geacht. Eiser stelt dat hij door alle online demonstratie foto’s bekend is geraakt bij de Ethiopische overheid en hij bij terugkeer zeker door hen zal worden opgepakt. De rechtbank is evenwel van oordeel dat verweerder de gestelde vrees van eiser niet aannemelijk heeft hoeven achten. Dit nu eiser geen organiserende of significante rol had, hij naar gesteld heel vaak aan demonstraties heeft deelgenomen, maar hij – na zijn eerste demonstratie in 2020 - Ethiopië pas in 2022 heeft verlaten en hij tot die tijd zonder problemen in Ethiopië heeft verbleven.

9.1

Deze beroepsgrond slaagt niet.

Gelijkheidsbeginsel

10. Eiser doet een beroep op het gelijkheidsbeginsel. Zijn neef, [naam 2], die gelijktijdig met eiser naar Nederland is gereisd, is ook op de foto’s van demonstratie te zien, en hij heeft wel een verblijfsvergunning gekregen.

10.1

De rechtbank is van oordeel dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet slaagt. Uit de overgelegde beschikking blijkt niet dat het gaat om een situatie die vergelijkbaar is met de zaak van eiser. Uit de door eiser overlegde beschikking wordt niet duidelijk op grond van welke overwegingen verweerder de asielaanvraag van de neef heeft ingewilligd. Niet blijkt dat de foto’s waarop eiser en zijn neef zijn te zien hiertoe doorslaggevend zijn geweest. Daarnaast heeft verweerder ter zitting verklaard dat in tegenstelling tot eiser de neef zichtbaar was op de video, gedetailleerd kon verklaren, gearresteerd is vanwege zijn deelname, gemarteld is in de gevangenis en bij vertrek uit Ethiopië al negatief in de belangstelling stond.

10.2

De beroepsgrond slaagt daarom niet.

Conclusie en gevolgen

11. Gelet op het vorenstaande is het beroep gegrond. Het bestreden besluit moet daarom worden vernietigd wegens strijd met de artikelen 3:2 en artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

12. De rechtbank zal verweerder met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb opdragen om met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag van eiser.

13. Omdat het beroep gegrond is, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:

  • -

    verklaart het beroep tegen het bestreden besluit gegrond;

  • -

    vernietigt het bestreden besluit;

  • -

    draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag van eiser met inachtneming van deze uitspraak;

  • -

    veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van €1.814,-.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.J. Adriaansen, rechter, in aanwezigheid van mr. F. Horst - van Dee, griffier.

De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

1 Algemeen Ambtsbericht Ethiopië van januari 2024, p. 38

2 Pagina 54/55

3 Commissariaat-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen, COI Focus Ethiopie, de veiligheidssituatie in Oromia 15 februari 2022 (update) coi_focus_ethiopie._de_veiligheidssituatie_in_oromia_20220215.pdf

4 pagina 13

5 Pagina 14 van het nader gehoor, in gelijke zin de pagina’s 7, 8 en 9 van het nader gehoor

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.