3.5.1
Ten aanzien van feiten 1 en 3
Ten aanzien van feit 1 primair
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte meerdere geweldshandelingen jegens [naam 3] heeft gepleegd, te weten het meerdere malen (met een stok) slaan/stompen van [naam 3] op haar lichaam.
Voor het smoren en verwurgen van [naam 3] zijn weliswaar letsels bij [naam 3] aangetroffen, die mogelijk wijzen op smoren of verwurging, maar er kan met onvoldoende zekerheid worden vastgesteld hoe en wanneer deze letsels zijn ontstaan en of de verdachte die heeft toegebracht. Voor het schoppen door de verdachte bevat het dossier evenmin aanwijzingen.
De patholoog van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) heeft na een sectie geconcludeerd dat de doodsoorzaak van [naam 3] niet met voldoende zekerheid vastgesteld kan worden. Bij [naam 3] werd een groot aantal letsels aan de hals en haar lichaam vastgesteld. Sommige letsels betroffen mogelijk oude letsels. Een deel van de letsels was wel (zeer) recent (de rechtbank begrijpt: kort voor het overlijden) ontstaan. Over de oorzaak van de letsels concludeert de patholoog dat een deel van de letsels mogelijk een accidentele oorzaak hebben en sommige letsels duidelijk een niet-accidentele oorzaak.
Volgens de patholoog kunnen deze letsels mogelijk bijgedragen hebben aan, maar als zodanig niet geleid hebben tot de dood van [naam 3] . Bij toxicologisch onderzoek werden ethanolconcentraties van 4,0 mg/ml in het hartbloed en 5,5 mg/ml in de urine van [naam 3] aangetroffen. De gemeten ethanolconcentratie in het hartbloed is een hoge concentratie die het overlijden zou kunnen verklaren of aan (de snelheid van) het overlijden kan hebben bijgedragen. Mogelijke oorzaken van het overlijden van [naam 3] zijn dan ook – kort samengevat – smoren van de mond en neus, verwurging of alcoholvergiftiging.
Een deskundige van Eurofins The Maastricht Forensic Institute (hierna: TMFI) heeft na een revisie op het pathologisch onderzoek van het NFI geconcludeerd dat het intreden van de dood van [naam 3] goed en volledig kan worden verklaard op toxicologische grond. Volgens de deskundige zijn er geen overtuigende aanwijzingen dat er sprake is van smoren of een recente verwurging.
Op basis van deze bevindingen concludeert de rechtbank dat [naam 3] zeer waarschijnlijk is overleden als gevolg van een alcoholvergiftiging. Andere doodsoorzaken en een causaal verband tussen de door de verdachte gepleegde geweldshandelingen en de dood van [naam 3] kunnen weliswaar niet geheel worden uitgesloten, maar (gelet op de conclusies van de deskundigen dat de dood volledig kan worden verklaard op toxicologische grond) ook niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld.
Uit het dossier volgt dat de verdachte en [naam 3] zwaar alcoholverslaafd waren en dat de verdachte alcohol beschikbaar bleef stellen aan [naam 3] . Echter, niet bewezen kan worden dat de verdachte [naam 3] heeft gedwongen tot het innemen van een grote hoeveelheid alcohol en dat hij dit zou hebben gedaan met het opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, om [naam 3] van het leven te beroven.
De rechtbank zal de verdachte dan ook van het onder 1 primair ten laste gelegde vrijspreken.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair
Volgens vaste rechtspraak wordt bij dood door schuld de causaliteit tussen de gedragingen van de verdachte en het gevolg bepaald aan de hand van de leer van de 'redelijke toerekening'. Hiervoor is, in een geval als het onderhavige, vereist dat de verdachte het gevaar dat het slachtoffer zou komen te overlijden in zodanige mate heeft verhoogd dat dat overlijden redelijkerwijs aan hem kan worden toegerekend als gevolg van zijn handelen of nalaten.
Zoals reeds hierboven overwogen blijkt uit het dossier niet dat de verdachte [naam 3] heeft gedwongen tot het innemen van een grote hoeveelheid alcohol. Ook volgt uit het dossier niet dat het overlijden van [naam 3] op enig andere manier aan de verdachte kan worden toegerekend. Niet kan worden vastgesteld dat het voor de verdachte dusdanig voorzienbaar moet zijn geweest dat [naam 3] zou komen te overlijden als gevolg van de alcohol die hij haar aanbood, dat dit in redelijkheid aan hem is toe te rekenen.
Het onder 1 subsidiair ten laste gelegde kan dan ook niet wettig en overtuigend bewezen worden.
De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 3 primair en subsidiair
Op grond van de bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang bezien – acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte [naam 3] in de periode van 14 maart 2023 tot en met 22 juli 2023 meerdere malen heeft geslagen of gestompt op het lichaam, meerdere malen heeft geslagen met een stok, en een voorwerp of een lichaamsdeel in haar vagina heeft gebracht.
De rechtbank wijst in dit verband op het grote aantal aangetroffen letselsporen op het lichaam van [naam 3] , waaronder 43 zogenaamde “tramspoorkneuzingen”, en naar het geconstateerde scheurletsel in haar vagina.
De 43 “tramspoorkneuzingen” zijn, zo blijkt uit het rapport van het NFI, ontstaan als gevolg van stomp botsende krachtsinwerking, zoals het slaan met een langwerpig plat/buisvormig voorwerp. Een accidentele oorzaak van deze letsels wordt door de patholoog van het NFI uitgesloten. Uit het letseldateringsonderzoek van het NFI volgt dat het letsels van wisselende ouderdom betreffen, van oudere tot recentere letsels. De bevindingen van het TMFI zijn op punten verschillend van de bevindingen van het NFI, maar niet tegenstrijdig ten aanzien van voornoemde bevindingen en geven geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid daarvan.
De verdachte heeft ook bekend dat hij een paar dagen voor het overlijden van [naam 3] meerdere malen [naam 3] met een stok heeft geslagen.
De geconstateerde ribbreuken zijn, zo blijkt uit het rapport van het NFI, enkele dagen en meerdere weken oud. Zij zijn het gevolg van hevige stomp botsende krachtinwerking en passen qua positie en manier van breken niet bij reanimatie.
Het letsel in de vagina is, zo volgt uit de rapporten van het NFI en het TMFI, ontstaan door stomp botsende krachtsinwerking en/of krachtige penetratie. De deskundige van het TMFI concludeert dat de letsels niet kunnen zijn ontstaan in het kader van “normale” seksuele handelingen. Er is, zo volgt uit het rapport van het TMFI, een buitenproportionele krachtsinwerking nodig om die letsels op te leveren. De patholoog van het NFI heeft de letsels gedateerd en concludeert dat de letsels recent zijn ontstaan en dat ze niet ouder zijn dan een week. Het is niet uitgesloten dat kort voor het overlijden van [naam 3] nog een additionele stomp botsende en/of krachtig penetrerende krachtinwerking in of tegen de vagina van [naam 3] heeft plaatsgevonden.
De rechtbank ziet geen aanwijzingen in het dossier dat iemand anders dan de verdachte voornoemde letsels bij [naam 3] heeft toegebracht.
De stelling van de verdediging dat [naam 4] het letsel aan de vagina van [naam 3] heeft toegebracht, wordt verworpen. De rechtbank acht dit door de verdediging geschetste alternatieve scenario niet aannemelijk geworden, nu daarvoor geen aanknopingspunten in het dossier aanwezig zijn. De rechtbank verwijst daarbij onder andere naar het feit dat in de vagina van [naam 3] alleen een DNA-spoor dat matcht met het DNA-profiel van de verdachte is aangetroffen. Er zijn geen DNA-profielen aangetroffen in/op [naam 3] die matchten met het DNA-profiel van [naam 4]
Zoals reeds eerder overwogen kan de rechtbank niet vaststellen dat de verdachte [naam 3] heeft geschopt, dan wel [naam 3] heeft gewurgd. Daarvoor bevat het dossier onvoldoende bewijs. Voor verwurging is een aantal aanwijzingen in het dossier aanwezig. De rechtbank wijst onder meer op het geconstateerde letsel in de hals/nek van [naam 3] . Echter, op grond van het dossier kan de rechtbank niet met voldoende zekerheid vaststellen op welke wijze en wanneer dit letsel is ontstaan. Een accidentele oorzaak voor het letsel kan niet met voldoende zekerheid worden uitgesloten. Van die onderdelen voor zover opgenomen in feit 3 in de tenlastelegging zal de rechtbank de verdachte vrijspreken.
Hoe kan het handelen van de verdachte strafrechtelijk worden gekwalificeerd?
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte met de hierboven omschreven bewezen handelingen het volle opzet had op de dood van [naam 3] en dat die handelingen op zichzelf genomen tot de dood van [naam 3] konden leiden. Daarvoor bevat het dossier onvoldoende aanknopingspunten. Aan de vereisten voor een poging tot doodslag is dan ook niet voldaan.
De verdachte zal van het onder 3 primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Bij [naam 3] is als gevolg van de geweldshandelingen van de verdachte een groot aantal letsels ontstaan, te weten gebroken ribben, diverse in- en uitwendige bloedingen en een scheurwond in de vagina.
De rechtbank kwalificeert dit letsel als zwaar lichamelijk letsel zodat het onder 3 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Mede gelet op het grote aantal letsels en de aard daarvan kan naar het oordeel van de rechtbank vastgesteld worden dat de verdachte – ten minste – het voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [naam 3] . De rechtbank verwijst daarbij in het bijzonder op de geconstateerde 43 zogenaamde “tramspoorkneuzingen”, op basis waarvan geconcludeerd kan worden dat de verdachte [naam 3] minimaal 43 maal hardhandig heeft geslagen met een stok.
De rechtbank acht tenslotte niet bewezen dat de twee loszittende voortanden zijn ontstaan door de bewezenverklaarde geweldshandelingen. Niet uitgesloten kan worden dat dit letsel is ontstaan door een val of een andere accidentele oorzaak. Ditzelfde geldt mede op grond van de pathologische bevindingen voor de breuk van het rechter bovenste hoorntje van het tongbeen. Van die onderdelen in de tenlastelegging zal de verdachte worden vrijgesproken.
3.5.2
Ten aanzien van feiten 2 en 4
Op grond van de bewijsmiddelen kan niet geconcludeerd worden dat in de periode dat [naam 3] bij de verdachte verbleef, de seksuele handelingen tussen de verdachte en [naam 3] (op enig moment) onder dwang hebben plaatsgevonden. De rechtbank deelt de opvatting van de officier van justitie niet dat, gelet op de verzwakte toestand van [naam 3] door haar alcoholverslaving en medische aandoeningen (waaronder de letsels), het niet anders kan zijn dan dat [naam 3] in de laatste periode van haar leven niet meer in staat was vrijwillig seks met de verdachte te hebben. Concrete aanwijzingen dat de seksuele handelingen tussen de verdachte en [naam 3] (op enig moment) onder dwang hebben plaatsgevonden, zijn niet voorhanden.
Daarbij neemt de rechtbank in overweging dat [naam 3] een week voor haar overlijden op 14 juli 2023 door verbalisanten op het strand in Scheveningen is gesproken. Zij was, hoewel dronken, aanspreekbaar en bij bewustzijn. Zij heeft op geen enkele wijze aan de politie kenbaar gemaakt dat er mogelijk sprake zou zijn van enig seksueel misbruik of geweld, gepleegd door de verdachte. Zij gaf aan dat de letsels die de verbalisanten hadden waargenomen kwamen omdat zij epilepsie heeft.
Het onder 2 ten laste gelegde kan niet wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank zal de verdachte van dit feit vrijspreken.
Ten aanzien van het onder feit 4 ten laste gelegde overweegt de rechtbank als volgt.
Anders dan de verdediging ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [naam 4] en [naam 5] . Op grond van hun verklaringen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in de periode van 14 maart 2023 tot en met 21 juli 2023, op enig moment toen [naam 3] sliep, een seksattribuut, te weten een stok met balletjes, in de vagina van [naam 3] heeft gebracht.
Het onder 4 ten laste gelegde kan dan ook wettig en overtuigend bewezen worden.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte vaker het lichaam van [naam 3] seksueel is binnengedrongen, terwijl zij in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde. Op basis van het dossier kan niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat het anale letsel dat bij [naam 3] is geconstateerd is ontstaan als gevolg van seksueel binnendringen (door de verdachte). Evenmin kan worden vastgesteld dat [naam 3] op het moment van het ontstaan van het vaginale en anale letsel buiten bewustzijn was, in een fysieke weerloze toestand heeft verkeerd of dat sprake was van een verminderd bewustzijn.
Tenslotte acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen niet wettig en overtuigend bewezen. Uit de bewijsmiddelen volgt niet dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte, [naam 4] en/of [naam 5] . Zij hebben geen uitvoeringshandelingen verricht en hun enkele aanwezigheid is onvoldoende om tot de conclusie te komen dat zij als medeplegers kunnen worden aangemerkt.
Van die onderdelen in de tenlastelegging zal de verdachte worden vrijgesproken.