Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBDHA:2025:6702

Rechtbank Den Haag
22-04-2025
22-04-2025
NL24.37316
Vreemdelingenrecht
Eerste aanleg - enkelvoudig

Buiten behandeling stelling asielaanvraag - Richtlijn Tijdelijke Bescherming – Oekraïne - artikel 4:5 van de Awb – terugkeerbesluit – Ararat – beroep gegrond.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg

Bestuursrecht

zaaknummer: NL24.37316


uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. R.C. van den Berg),

en

de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Hadfy-Kovacs).

Procesverloop

Met het besluit van 6 september 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser buiten behandeling gesteld op grond van artikel 4:5, eerste lid, onder a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

De rechtbank heeft partijen meegedeeld dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Eiseres en verweerder hebben hierop instemmend gereageerd. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [datum] 1974 en heeft de Oekraïense nationaliteit.

2. Eiser heeft zich in Nederland ingeschreven in de Basis Registratie Personen omdat hij bescherming wilde onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming. Vervolgens heeft hij zich op 25 april 2024 gemeld bij een IND-loket in Amsterdam. Eiser heeft op die datum een besluit ontvangen waarin stond dat hij niet aan de voorwaarden van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming voldoet. Ook stond in dat besluit dat als eiser de asielprocedure wil doorlopen, hij zich binnen twee weken moest melden in het aanmeldcentrum in Ter Apel. Nu eiser zich niet binnen die termijn heeft gemeld in het aanmeldcentrum, heeft verweerder eisers asielaanvraag bij het bestreden besluit buiten behandeling gesteld. Ook is tegen eiser een terugkeerbesluit uitgevaardigd, waarbij is bepaald dat hij moet terugkeren naar het land waarvan hij de nationaliteit heeft, zijnde Oekraïne.

3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Hij stelt de grondslag van het bestreden besluit niet te begrijpen, omdat de Vreemdelingenwet 2000 een artikel bevat dat als grondslag kan dienen voor het buiten behandeling stellen van een asielaanvraag. Daarnaast maakt hij zelfstandig dan wel via zijn echtgenote aanspraak op tijdelijke bescherming vanwege de gebeurtenissen in Oekraïne. Eiser was dan ook niet gehouden om zich binnen twee weken in het aanmeldcentrum in Ter Apel te melden.

De rechtbank oordeelt als volgt.

4. De rechtbank begrijpt de beroepsgrond van eiser zo dat verweerder artikel 4:5 van de Awb niet aan het bestreden besluit ten grondslag heeft kunnen leggen, maar dat hij artikel 30c van de Vw had moeten toepassen. De rechtbank volgt eiser hierin niet. Het feit dat er in artikel 30c van de Vw een aantal specifieke grondslagen voor het buiten behandeling stellen van een aanvraag zijn genoemd, betekent niet dat verweerder de algemene grondslag van artikel 4:5, eerste lid, onder a, van de Awb niet kan toepassen. Het staat vast dat eiser zich niet binnen twee weken na de ontvangst van het besluit van 25 april 2024 heeft gemeld bij het aanmeldcentrum in Ter Apel. Verweerder had dan ook de bevoegdheid om de aanvraag buiten behandeling te stellen omdat eiser niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag. In artikel 3:108 van het Vreemdelingenbesluit 2000 is namelijk bepaald dat een vreemdeling verplicht is de asielaanvraag in persoon in te dienen op een door Onze Minister te bepalen plaats. In eisers geval was deze plaats het aanmeldcentrum in Ter Apel.

5. Voor zover eiser stelt dat hij aanspraak maakt op bescherming onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming, wordt overwogen dat verweerder bij besluit van 25 april 2024 heeft geoordeeld dat eiser niet onder deze richtlijn valt. Niet is gebleken dat eiser tegen dit besluit beroep heeft ingesteld, waardoor dat besluit onherroepelijk is.

6. Over het terugkeerbesluit merkt de rechtbank ambtshalve het volgende op. Uit het arrest Ararat van het Hof van Justitie van de EU (hierna: het Hof) van 17 oktober 2024 volgt dat verweerder verplicht is om het beginsel van non-refoulement in alle fasen van de terugkeerprocedure te eerbiedigen.1 Het beginsel van non-refoulement houdt in dat een vluchteling niet mag worden teruggestuurd naar een land waar zijn of haar leven of vrijheid ernstig wordt bedreigd. Vastgesteld wordt dat het bestreden besluit geen kenbare motivering bevat met betrekking tot het beginsel van non-refoulement. Voor zover verweerder stelt dat hij bij het buiten behandeling stellen van een asielaanvraag niet is gehouden te toetsen aan het beginsel van non-refoulement, wordt hij hierin niet gevolgd. Het arrest Ararat bevat voor deze conclusie namelijk geen concrete aanknopingspunten. Er is immers tegen eiser een terugkeerbesluit uitgevaardigd, waardoor het op de weg van verweerder had gelegen te onderzoeken of het beginsel van non-refoulement zich verzet tegen de uitvoering van het tegen hem uitgevaardigde terugkeerbesluit. Het bestreden besluit komt in zoverre voor vernietiging in aanmerking.

7. Het beroep is gegrond.

8. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. De proceskosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 907 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:

  • -

    verklaart het beroep gegrond;

  • -

    vernietigt het besluit van 6 september 2024;

  • -

    draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;

  • -

    veroordeelt verweerder tot betaling van € 907 aan proceskosten aan eiser.

Deze uitspraak is gedaan op 22 april 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De uitspraak is bekendgemaakt op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

1 ECLI:EU:C:2024:892.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.