Rechtbank [plaats]
Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/679514 / KG ZA 25-98
Vonnis in kort geding van 18 maart 2025
[eiseres] te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. J.C.Th. Papeveld te Waalwijk,
Aegon Levensverzekeringen N.V. te [plaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. J.C.A. [naam 2] te [plaats] .
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘ [eiseres] ’ en ‘Aegon’.
2 De feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
[eiseres] is in 2005 naar Bulgaars recht gehuwd met de heer [naam 1] (hierna: [naam 1] ). [naam 1] was op dat moment eigenaar van de woning aan de [adres 1] te ( [postcode] ) [plaats] (hierna: de woning). Naar Bulgaars recht viel de woning niet in de huwelijksgemeenschap.
2.2.
In een hypotheekakte van 16 november 2007 (hierna: de hypotheekakte) is vermeld dat [naam 1] en [eiseres] van Aegon een geldlening van € 295.000,- hebben ontvangen en dat tot zekerheid voor terugbetaling een hypotheek wordt gevestigd op de woning. In de hypotheekakte is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:
“1.a. de heer [naam 1] (…)
b. mevrouw [eiseres] (…) hierna zowel tezamen als ieder afzonderlijk ook te noemen “de schuldenaar”;
(…)
BEDRAG GELDLENING Hypotheeknummer: [nummer]
De schuldenaar verklaart heden van geldgeefster ter leen te hebben ontvangen en aan deze daarom een bedrag van (…) € 295.000,00, hierna te noemen de hoofdsom, schuldig te zijn. De comparanten sub 1 verklaren dat in hun onderlinge verhouding gemelde schuld voor rekening komt van de comparant sub 1.a.
Zo de schuldenaar uit meerdere personen bestaat onder het beding van hoofdelijke aansprakelijkheid en voorts onder de volgende bepalingen:
ZEKERHEID/TITEL
De schuldenaar en geldgeefster zijn overeengekomen dat tot zekerheid voor de terugbetaling van de hoofdsom.
BEPALINGEN VAN DE GELDLENING
De schuldenaar verbindt zich, zo de schuldenaar uit meerdere personen bestaat, hoofdelijk jegens geldgeefster: (…)
ALGEMENE BEPALINGEN
Op deze geldlening met hypotheekstelling zijn van toepassing de Algemene Bepalingen van geldlening met hypotheekstelling geldend voor het concern van AEGON N.V., gevestigd te ’s-Gravenhage, vastgesteld bij akte op vijfentwintig november negentienhonderd tweeënnegentig (…)
DOMICILIEKEUZE
De comparanten verklaren voor de uitvoering en alle gevolgen van het bij deze akte overeengekomene woonplaats te kiezen ten kantore van de bewaarder van deze akte en geldgeefster voorts nog te haren hoofdkantore te ’s-Gravenhage. (…)”
2.3.
In de Algemene bepalingen van geldlening en hypotheekstelling van AEGON N.V., vastgesteld bij akte op 25 november 1992, (hierna: de algemene bepalingen) is onder meer het volgende bepaald:
“Artikel 4
(…)
2. De schuldenaar is verplicht binnen 14 dagen, nadat een van de gevallen zoals hierboven omschreven zich heeft voorgedaan, alsmede ingeval van zijn adreswijziging, AEGON hiervan schriftelijk in kennis te stellen.”
2.4.
Op 13 januari 2010 is tussen [eiseres] en [naam 1] de echtscheiding uitgesproken. Bij beschikking van 17 november 2010 van deze rechtbank is bepaald dat de woning aan [naam 1] wordt toebedeeld en dat [naam 1] de aflossing van de hypothecaire geldlening van € 295.000 bij Aegon voor zijn rekening neemt, onder de verplichting om zich in te spannen [eiseres] te laten ontslaan uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid en [eiseres] ter zake te vrijwaren.
2.5.
[eiseres] is vanaf 2008 afwisselend woonachtig geweest in Bulgarije en Nederland. Zij woont sinds 14 maart 2024 weer in Nederland.
2.6.
Omdat de verplichtingen ten aanzien van de hypothecaire geldlening niet werden nagekomen, is de woning in 2012 in opdracht van Aegon executoriaal geveild, waarna de woning op 7 juni 2012 aan de (veiling)koper is geleverd. De netto-verkoopopbrengst van de woning bedroeg € 168.966,71. Uiteindelijk bleef een restanthypotheekschuld over van € 133.543,34.
2.7.
In een brief van 4 juli 2012 van Aegon aan [eiseres] , gericht aan het adres [adres 2] te [plaats] , heeft Aegon geschreven dat sprake is van een restschuld en dat de behandeling daarvan is overgedragen aan BAAB-Claimcare B.V. (hierna: BAAB-Claimcare).
2.8.
Op 13 juli 2012 heeft mr. [naam 2] (hierna: [naam 2] ) van BAAB-Claimcare aan de toenmalige advocaat van [eiseres] , Van Lieshout, voornoemde brief van 4 juli 2012 gemaild en daarbij het volgende geschreven:
“Geachte mevrouw Van Lieshout,
In antwoord op uw onderstaande e-mail deel ik u mede dat mijn cliënte een vordering ad € 133.534,34 per 4 juli 2012 exclusief rente en kosten nadien heeft op uw cliënte en zij ter aflossing van deze vordering een regeling wenst te treffen met uw cliënte. Ten aanzien van de opbouw van de vordering verwijs ik u naar bijgaand afschrift van een brief van mijn cliënte aan het laatst bekende adres van uw cliënte d.d. 4 juli 2012.”
2.9.
Op 18 december 2012 heeft [naam 2] opnieuw een e-mail gestuurd naar Van Lieshout:
“In bovengenoemde zaak heb ik nog niet van uw cliënte mogen vernemen. Om die reden heb ik thans geen andere keuze dan executiemaatregelen te treffen. Het leek mij juist om u zulks mede te delen.”
2.10.
Van Lieshout heeft op 19 december 2012 aan [naam 2] medegedeeld dat de zaak is overgenomen door een andere advocaat.
2.11.
Bij exploot van 5 februari 2013 heeft Aegon de grosse van de hypotheekakte aan [eiseres] betekend door achterlating van het exploot in een gesloten envelop aan het adres [adres 2] te [plaats] , bevel gedaan om binnen twee dagen aan Aegon te betalen een bedrag van in totaal € 140.068,47 en de executie aangezegd in het geval [eiseres] niet (tijdig) betaalt.
2.12.
Bij exploot van 12 maart 2013 heeft Aegon de grosse van de hypotheekakte aan [eiseres] betekend op het adres van het notariskantoor dat de hypotheekakte heeft gepasseerd (hierna: het notariskantoor), onder vermelding van het feit dat [eiseres] geen bekende woon- of verblijfplaats binnen of buiten Nederland heeft.
2.13.
[naam 2] heeft op 7 november 2017 een e-mailbericht gestuurd naar het notariskantoor, met de volgende inhoud:
“In 2007 passeerde ten overstaan van u cq uw ambtsvoorgang(st)er de akte houdende vorenbedoelde hypothecaire geldlening tussen mijn cliënte, een tot het Aegon concern toebehorende vennootschap, en de debiteur. Ten behoeve van de stuiting van de verjaring van de vordering van mijn cliënte heb ik een brief gezonden naar het laatst bekende adres van de debiteur(en). Omdat er geen zekerheid bestaat, dat de stuitingbrief de debiteur(en) (heeft) bereikt, bijvoorbeeld omdat het aan mijn cliënte bekende adres van de debiteur(en) niet juist is, het adres onbekend is en/of niet te achterhalen valt en er om die reden zeker van te zijn dat er een rechtsgeldige stuiting van de verjaring plaatsvindt, zend ik u, gelet op de gemaakte domicilie keuze ex artikel 1:15 BW jo. 6:236 lid m BW, een afschrift van de stuitingbrief ter uitdrukkelijke stuiting van de verjaring.”
2.14.
Bij voornoemd e-mailbericht is een stuitingsbrief van 7 november 2017 gevoegd van [naam 2] , namens Aegon, aan [eiseres] (per adres aan het notariskantoor), waarin het volgende staat:
“In 2007 sloot u met mijn cliënte, een tot het Aegon concern toebehorende vennootschap, een (hypothecaire) geldlening. Voorzover er sprake was van een zekerheid voor deze geldlening, is deze zekerheid te gelde gemaakt, in welk geval de verkoopopbrengst onvoldoende was om de vordering van mijn cliënte te voldoen. Er bestaat thans terzake van deze geldlening nog een schuld (pro resto hoofdsom, rente en kosten) die nog door u voldaan moet worden.
Middels dit schrijven stuit ik, namens cliënte, uitdrukkelijk de verjaring van deze vordering. De vordering van mijn cliënte bestaat uit de pro resto hoofdsom, rente en kosten en mijn cliënte staat er op dat deze vordering wordt voldaan.
Voorzover er tussen u en mijn cliënte nog
geen
betalingsregeling is getroffen, sommeer ik u om binnen 14 dagen na heden een schriftelijk betalingsvoorstel te doen.”
2.15.
Op 4 december 2017 heeft het notariskantoor op verzoek van [naam 2] bevestigd dat het bericht in goede orde is ontvangen en is toegevoegd aan het dossier.
2.16.
Op 13 oktober 2021 heeft [naam 2] , namens Aegon, aan [eiseres] (per adres aan het notariskantoor) een stuitingsbrief gestuurd met dezelfde inhoud als weergegeven in 2.14. De brief is wederom, op 13 oktober 2021 gemaild naar het notariskantoor. Het notariskantoor heeft op 14 oktober 2021 bevestigd het bericht in goede orde te hebben ontvangen en toegevoegd te hebben aan het dossier.
2.17.
In een brief van 7 november 2024 heeft GGN Mastering Credit B.V. (hierna: GGN) namens Aegon aan [eiseres] medegedeeld dat zij een betalingsachterstand heeft in verband met een openstaande schuld aan Aegon van in totaal € 74.679,62. Naar aanleiding daarvan heeft [eiseres] (via het online contactformulier van GGN) bezwaar gemaakt tegen de gestelde vordering van Aegon.
2.18.
Aegon heeft op 25 november 2024 ten laste van [eiseres] executoriaal loonbeslag gelegd in verband met de gestelde vordering van € 74.679,62. Tot aan de mondelinge behandeling is op het loon van [eiseres] een bedrag van in totaal € 7.201,36 ingehouden in verband met het loonbeslag.
3 Het geschil
3.1.
[eiseres] vordert na vermeerdering van eis, zakelijk weergegeven:
-
Aegon te veroordelen om de executie ten laste van [eiseres] uit hoofde van de hypotheekakte met onmiddellijke ingang te staken en gestaakt te houden;
-
Aegon te veroordelen tot betaling aan [eiseres] van een bedrag van € 7.202,36, binnen twee dagen na betekening van het vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
Subsidiair
3. Aegon te veroordelen om de executie ten laste van [eiseres] uit hoofde van de hypotheekakte met onmiddellijke ingang te staken en gestaakt te houden totdat de bodemrechter eindvonnis heeft gewezen in een nog aanhangig te maken bodemprocedure en dit vonnis in kracht van gewijsde is gegaan, onder de voorwaarde c.q. onder de bepaling dat [eiseres] uiterlijk binnen zes weken na het vonnis een bodemprocedure aanhangig maakt;
Meer subsidiair
4. Aegon te veroordelen om de executie ten laste van [eiseres] uit hoofde van de hypotheekakte met onmiddellijke ingang te staken en gestaakt te houden totdat de bodemrechter eindvonnis heeft gewezen in de bodemprocedure en dit vonnis in kracht van gewijsde is gegaan, onder verwijzing van de zaak ex art. 438 lid 4 Rv naar de rechtbank, met bepaling van de dag waarop de zaak op de rol moet komen;
Zowel primair, subsidiair als meer subsidiair
5. Aan de veroordelingen om de executie te staken een dwangsom te verbinden van € 1.000,- per dag of gedeelte van een dag dat Aegon, na betekening van dit vonnis, in gebreke blijft in de nakoming van het vonnis, met een maximum van € 250.000,-, dan wel een door de voorzieningenrechter te bepalen dwangsom;
6. Aegon te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Daartoe voert [eiseres] – samengevat – het volgende aan. [eiseres] is al in december 2008 naar Bulgarije vertrokken en is daarna alleen nog korte periodes in Nederland geweest, onder meer voor de afwikkeling van de echtscheiding. [eiseres] verkeerde in de veronderstelling dat zij niet langer aansprakelijk was voor de vordering van Aegon. Zij heeft jarenlang niets van Aegon vernomen, totdat zij in november 2024 plotseling werd geconfronteerd met een brief waarin de restanthypotheekschuld werd opgeëist. Die vordering is echter verjaard. Van een tijdige stuiting van de verjaring is geen sprake. De executie op grond van de hypotheekakte is onrechtmatig, zodat Aegon moet worden veroordeeld om de executie te staken en gestaakt te houden. [eiseres] heeft een spoedeisend belang bij haar vorderingen, nu Aegon in november 2024 executoriaal beslag heeft gelegd op het loon van [eiseres] en [eiseres] daardoor maandelijks minder inkomen heeft.
3.3.
Aegon voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
4 De beoordeling van het geschil
4.1.
Het spoedeisend belang van [eiseres] bij haar vorderingen is gegeven en overigens niet betwist door Aegon.
4.2.
Het betreft hier een executiegeschil in die zin dat ter beantwoording voorligt of Aegon is gehouden de executie uit hoofde van de hypotheekakte te staken en in het verlengde daarvan, of Aegon de reeds onder het loonbeslag geïnde bedragen aan [eiseres] moet terugbetalen. Daarvoor moet in dit kort geding – anders dan [eiseres] in de dagvaarding lijkt te suggereren – worden beoordeeld of voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat Aegon geen vordering (meer) heeft op [eiseres] omdat deze is verjaard.
4.3.
Vooropgesteld wordt dat [eiseres] zich in de hypotheekakte hoofdelijk heeft verbonden jegens Aegon ter zake de hypothecaire geldlening. Voor het standpunt van [eiseres] dat zij zich enkel borg zou hebben gesteld voor de schuld van [naam 1] aan Aegon is geen enkel aanknopingspunt te vinden. Aegon betwist ook gemotiveerd dat daar sprake van is. De enkele omstandigheid dat in de hypotheekakte is vermeld dat [eiseres] en [naam 1] verklaren dat de schuld in hun onderlinge verhouding voor rekening van [naam 1] komt, brengt niet mee dat [eiseres] daarom niet hoofdelijk aansprakelijk is jegens Aegon. Of die bepaling een fiscale constructie tussen [eiseres] en [naam 1] betrof, wat in de visie van Aegon zo is, doet niet ter zake omdat die bepaling alleen iets zegt over de hypothecaire schuld in de verhouding tussen [eiseres] en [naam 1] . Daar heeft Aegon niets mee van doen. Voor zover [eiseres] stelt dat ook uit de feiten volgt dat sprake van borgstelling van [eiseres] , faalt dit betoog eveneens. Nergens blijkt uit dat Aegon ermee bekend was, zoals [eiseres] stelt, dat [eiseres] de schuld zelf niet aanging maar zich enkel sterk maakte voor [naam 1] . Gelet op het voorgaande moet ervan worden uitgegaan dat [eiseres] hoofdelijk aansprakelijk is voor de restanthypotheekschuld.
4.4.
Niet ter discussie staat dat voor de vordering van Aegon op [eiseres] uit hoofde van de restanthypotheekschuld een verjaringstermijn van vijf jaar geldt. De restanthypotheekschuld is ontstaan in 2012, toen de woning is geveild. Aegon voert aan dat zij de verjaring van de vordering steeds tijdig heeft gestuit, aan de hand van het betekeningsexploot van 12 maart 2013 en de stuitingsbrieven van 7 november 2017 en 13 oktober 2021 (hierna: de stuitingsbrieven). Een stuitingsverklaring dient om werking te hebben, degene tot wie de verklaring is gericht moeten hebben bereikt (art. 3:33 en art. 3:37 lid 3 BW). [eiseres] voert aan dat het betekeningsexploot van 12 maart 2013 noch de stuitingsbrieven haar hebben bereikt. Bij de betekening dan wel verzending van voornoemde stukken heeft Aegon gebruikgemaakt van de domiciliekeuze die [eiseres] heeft gemaakt in de hypotheekakte, namelijk het adres van het notariskantoor en volgens Aegon is dat voldoende voor stuiting van de verjaring. Ten aanzien van de vraag of Aegon daarmee inderdaad de verjaring heeft gestuit, geldt het volgende.
4.5.
In artikel 1:15 lid 1 BW is bepaald dat een persoon een andere woonplaats dan zijn werkelijke slechts kan kiezen (onder meer) wanneer de keuze bij schriftelijk aangegane overeenkomst voor een of meer bepaalde rechtshandelingen of rechtsbetrekkingen geschiedt en voor de gekozen woonplaats een redelijk belang aanwezig is. [eiseres] betwist dat voor de domiciliekeuze sprake was van een redelijk belang. [eiseres] wordt hierin niet gevolgd. Met Aegon is de voorzieningenrechter van oordeel dat wel degelijk een redelijk belang aanwezig is bij een domiciliekeuze in een hypotheekakte, omdat de hypotheekverstrekker (Aegon) te allen tijde de mogelijkheid moet hebben om de verjaring te kunnen stuiten, als de situatie zich voordoet dat van de schuldenaar ( [eiseres] ) geen adres (meer) bekend is. [eiseres] stelt weliswaar dat Aegon in elk geval vanaf 2015 en ook in 2017 en in 2021 bekend was of had kunnen zijn met het adres van [eiseres] in Bulgarije door raadpleging van de BRP, maar als onweersproken wordt aangenomen dat [eiseres] Aegon nimmer op de hoogte heeft gebracht van adreswijzigingen. Volgens de algemene bepalingen die op de hypothecaire geldlening van toepassing zijn, was [eiseres] verplicht om Aegon schriftelijk in kennis te stellen van adreswijzigingen (zie 2.3). Dat heeft zij niet gedaan. Bij deze stand van zaken kan [eiseres] zich er naar voorshands oordeel niet gerechtvaardigd op beroepen dat Aegon geen adresonderzoek heeft uitgevoerd maar gebruik heeft gemaakt van de domiciliekeuze in de hypotheekakte. Om dezelfde reden faalt ook het beroep van [eiseres] op de redelijkheid en billijkheid. Dat [eiseres] voor Aegon eenvoudig bereikbaar was via telefoon of e-mail is door Aegon ook betwist. De voorzieningenrechter acht in dit verband nog van belang dat Aegon op zitting heeft toegelicht dat het voor Aegon, die vele stuitingsbrieven verstuurt, in verband met de kosten en tijd die hiermee gemoeid zijn, ondoenlijk is om deurwaarders doorlopende opdrachten te geven om periodiek adresonderzoek te verrichten en stuitingsexploten te laten uitbrengen. Dit is niet onbegrijpelijk. Tegen de achtergrond van het voorgaande moet het ervoor worden gehouden dat een stuitingsbrief gericht aan het in de hypotheekakte gekozen domicilie rechtsgevolg heeft.
4.6.
[eiseres] voert aan dat het notariskantoor het betekeningsexploot en de stuitingsbrieven nimmer aan [eiseres] heeft doorgestuurd, maar dat regardeert Aegon niet. Aegon heeft gemotiveerd weersproken dat het notariskantoor een hulppersoon van Aegon is geweest en dat zij het notariskantoor heeft aangezocht. Volgens Aegon wordt de notaris door de schuldenaar gekozen en betaald. Voor zover er een plicht bestaat voor de notaris om stukken door te geleiden, komt het feit dat het notariskantoor dat in dit geval (kennelijk) niet heeft gedaan, onder deze omstandigheden voor rekening en risico van [eiseres] en niet van Aegon.
4.7.
[eiseres] voert verder aan dat de domiciliekeuze in de hypotheekakte onredelijk bezwarend en daarom vernietigbaar is (art. 6:233 sub a en art. 6:236 sub m BW). De voorzieningenrechter gaat ook hieraan voorbij. [eiseres] miskent dat in dit geval de domiciliekeuze niet volgt uit een in de algemene bepalingen van Aegon opgenomen beding, maar uit de hypotheekakte zelf. Niet valt in te zien op welke wijze [eiseres] in de onderhavige situatie een beroep op vernietiging toekomt.
4.8.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat naar voorlopig oordeel de verjaring van de vordering van Aegon op [eiseres] rechtsgeldig is gestuit met het betekeningsexploot van 12 maart 2013 en de stuitingsbrieven in 2017 en 2021. In november 2024 heeft Aegon [eiseres] opnieuw aangeschreven en de vordering opgeëist. De vordering is dan ook niet verjaard. Daar stuiten alle vorderingen van [eiseres] op af, ook die waarin [eiseres] een voorwaardelijke veroordeling vordert dan wel een veroordeling onder verwijzing van de zaak naar de rechtbank. Daar is geen enkele aanleiding voor.
4.9.
Een afweging van de wederzijdse belangen leidt niet tot een ander oordeel. Het belang van [eiseres] is erin gelegen dat zij maandelijks haar volle salaris wil ontvangen, nu sinds november 2024 een deel wordt ingehouden in verband met het door Aegon gelegde loonbeslag. Dit belang weegt naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet op tegen het belang van Aegon om haar executierecht uit te oefenen voor een vordering die – naar voorshands oordeel – niet is verjaard. In dit oordeel weegt ook mee dat [eiseres] niet heeft gesteld dat zij op dit moment in financiële nood verkeert en niet kan rondkomen. Daar is geen aanknopingspunt voor. Daarnaast heeft Aegon aangevoerd dat de van [eiseres] geïnde bedragen op de derdenrekening van de deurwaarder worden gestort en op die rekening blijven staan totdat er een eindoordeel is gegeven. Een mogelijk restitutierisico wordt dus beperkt.
4.10.
De conclusie is dat de vorderingen van [eiseres] worden afgewezen.
4.11.
[eiseres] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Aegon worden begroot op:
- griffierecht € 2.995,00
- salaris advocaat € 1.107,00
- nakosten € 178,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de
beslissing)
Totaal € 4.280,00