Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBDHA:2025:8524

Rechtbank Den Haag
13-05-2025
15-05-2025
NL23.23882
Vreemdelingenrecht
Eerste aanleg - enkelvoudig

VA tussenuitspraak

Onvoldoende gemotiveerd waarom bij terugkeer naar Sierra Leone geen art 3 EVRM risico dreigt. Bescherming inroepen autoriteiten/binnenlands vestigingsalternatief. Traumatabeleid/4:84 Awb. Tussenuitspraak.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam

Bestuursrecht

zaaknummer: NL23.23882


tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. L.M. Straver),

en

de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Sarmastzada).

Procesverloop

Bij besluit van 25 juli 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (asielaanvraag) afgewezen.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft op 2 februari 2025 een verweerschrift ingediend.

De rechtbank heeft het beroep op 9 april 2025 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [naam 1]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding

1. Eiser is op geboren op [geboortedatum] 1992 en heeft de Sierra Leoonse nationaliteit.

2. Eiser heeft op 24 mei 2020 zijn asielaanvraag ingediend. Op 27 mei 2022 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen. Eiser heeft beroep ingesteld tegen de afwijzing. Op 3 maart 2023 heeft verweerder het besluit van 27 mei 2022 ingetrokken, waarna eiser zijn beroep heeft ingetrokken. Op 25 juli 2023 heeft verweerder het bestreden besluit genomen.

3. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag – samengevat weergegeven – het volgende ten grondslag gelegd. Eiser is met zijn vriendin [naam 2] en zijn manager naar Liberia gegaan om een videoclip op te nemen voor zijn te lanceren nieuwe muziek. Na terugkeer hebben zij opgetreden en na afloop zijn eiser en [naam 2] naar zijn huis gegaan. De volgende dag bleek dat [naam 2] overleden was. De familie van [naam 2] is op de hoogte geraakt van haar overlijden, waarna eiser is aangevallen en mishandeld. Eiser is vervolgens naar de chief gebracht. Hij is erin geslaagd om te ontsnappen en heeft Sierra Leone verlaten. Nadien heeft de familie van [naam 2] een videobericht via WhatsApp verspreid waarin zij eiser bedreigt.

Het bestreden besluit

4.1.

Het asielrelaas bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:

  • -

    Identiteit, nationaliteit en herkomst;

  • -

    De door eiser gestelde problemen vanwege het overlijden van [naam 2].

4.2.

Verweerder heeft beide elementen geloofwaardig geacht.

4.3.

Eiser kan volgens verweerder op grond van de geloofwaardig geachte elementen niet worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag. Evenmin heeft eiser aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Sierra Leone een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Bescherming vragen aan de autoriteiten is in het algemeen mogelijk in Sierra Leone. Niet is gebleken dat de autoriteiten eiser geen bescherming kunnen of willen geven. Subsidiair stelt verweerder dat eiser een binnenlands vestigingsalternatief heeft.

4.4.

Verweerder heeft verder overwogen dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden voor een verblijfsvergunning op grond van het traumatabeleid.

4.5.

Gelet hierop heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen. Tevens heeft verweerder eiser geen verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) verleend. In afwachting van een beslissing over de toepassing van artikel 64 van de Vw heeft verweerder eiser bij het bestreden besluit voorlopig uitstel van vertrek verleend.

De beoordeling door de rechtbank

Relevante elementen

5.1.

Eiser voert aan dat verweerder niet de juiste relevante elementen heeft vastgesteld. In de zienswijze van 14 juni 2023 heeft eiser benoemd dat het asielrelaas volgens hem uit de volgende relevante elementen bestaat:

- de relatie van eiser met [naam 2] en dat [naam 2] in een videoclip heeft gespeeld;

- [naam 2] is overleden in het bed van eiser;

- ernstige mishandeling en marteling van eiser door andere burgers;

- dreigementen die de familie van [naam 2] heeft geuit en openbaar heeft gemaakt en verspreid via een video.

Verweerder is hier ten onrechte in het bestreden besluit niet op ingegaan.

5.2.

Onder het kopje ‘Meerdere relevante elementen’ (onderaan blz. 2 en bovenaan blz. 3 van het bestreden besluit) heeft verweerder uitgelegd waarom hij vasthoudt aan de twee in het voornemen genoemde relevante elementen. Het geloofwaardig bevonden tweede relevante element (de door betrokkene gestelde problemen vanwege het overlijden van [naam 2]) omvat volgens verweerder alle – onlosmakelijk met elkaar verbonden – gebeurtenissen die hebben geleid tot de mishandeling van eiser. Het benoemen van aparte relevante elementen, zoals eiser wil, zou het oordeel hierover niet anders maken.

5.3.

De rechtbank volgt dit standpunt van verweerder. Eiser heeft niet geconcretiseerd waarom hij in zijn belangen is geschaad doordat verweerder niet meer relevante elementen heeft onderscheiden die verband houden met [naam 2] en haar overlijden. Weliswaar heeft eiser ter zitting naar voren gebracht dat verweerder ter discussie lijkt te stellen dat eiser niet alleen door familieleden van [naam 2] maar ook door anderen is mishandeld, maar eiser heeft niet verduidelijkt waaruit dat blijkt en dat dit van invloed is geweest op de besluitvorming. Deze beroepsgrond slaagt niet.

Bescherming inroepen van de autoriteiten

6.1.

Eiser voert aan dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt stelt dat eiser de bescherming van de autoriteiten van Sierra Leone kan inroepen ter voorkoming van ernstige schade. In strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft verweerder pas in het bestreden besluit, in plaats van in het voornemen, gemotiveerd waarom volgens hem in het algemeen in Sierra Leone uitgegaan kan worden van het kunnen inroepen van bescherming door de autoriteiten. Eiser vindt bovendien dat verweerder ten onrechte tot de conclusie komt dat in Sierra Leone bescherming in zijn algemeenheid mogelijk is. Subsidiair meent eiser dat de autoriteiten in zijn geval niet bereid en niet in staat zijn om bescherming te bieden, mede gelet op zijn bekendheid als artiest in Sierra Leone. Eiser vreest verder dat hij bij uitzetting naar Sierra Leone door de autoriteiten in staat van beschuldiging zal worden gesteld voor de dood van [naam 2].

6.2.

De rechtbank volgt eiser niet in zijn standpunt dat verweerder heeft gehandeld in strijd met artikel 3:2 van de Awb door pas in het bestreden besluit te motiveren waarom in het algemeen in Sierra Leone bescherming van de autoriteiten tegen ernstige schade kan worden ingeroepen. In de zienswijze heeft eiser (terecht) geklaagd over de motivering van het voornemen op dit punt. Het is niet in strijd met enige rechtsregel dat verweerder de zienswijze op dit punt serieus heeft genomen en daarin aanleiding heeft gezien om het bestreden besluit anders te motiveren dan het voornemen.

6.3.

Eiser voert terecht aan dat verweerder in het bestreden besluit niet goed genoeg heeft uitgelegd waarom eiser bij terugkeer naar Sierra Leone volgens verweerder geen reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.

6.4.

Op grond van paragraaf C2/3.4 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) geldt bij de beoordeling van de bescherming van een vreemdeling in de zin van artikel 3.37c van het Voorschrift Vreemdelingen dat verweerder allereerst onderzoekt of bescherming in algemene zin mogelijk is. De bescherming dient doeltreffend en niet-tijdelijk van aard te zijn. Verweerder dient bij zijn onderzoek gebruik te maken van algemene informatie uit objectieve bronnen uit het land van herkomst. Indien bescherming in het algemeen mogelijk is, is het vervolgens aan de vreemdeling om aannemelijk te maken dat een verzoek om bescherming bij voorbaat zinloos of gevaarlijk is.

6.5.

De rechtbank is van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat in het algemeen bescherming door de autoriteiten van Sierra Leone mogelijk is. Uit het bestreden besluit blijkt dat verweerder onderzoek heeft gedaan naar de algemene situatie in Sierra Leone. Zo stelt verweerder vast dat Sierra Leone partij is bij meerdere verdragen ter bescherming van mensenrechten. Verder heeft Sierra Leone de doodstraf bij wet afgeschaft in 2021 en heeft het land een (grond)wet die willekeurige arrestatie en detentie verbiedt en voorziet in het recht om de rechtmatigheid daarvan aan te vechten bij een (onafhankelijke) rechtbank. Er is de mogelijkheid om aangifte te doen bij de politie en ook is er een klachtencommissie voor misdragingen van de politie zelf. Verweerder wijst verder op de relatieve onafhankelijkheid van de rechterlijke macht in Sierra Leone. Uit deze algemene informatie blijkt echter nog niet dat deze wetten en procedures ook daadwerkelijk tot gevolg hebben dat het inroepen van bescherming door de autoriteiten mogelijk en doeltreffend is. Uit de door eiser ingeroepen informatie van het US Department of State (2022 Country Report on Human Rights Practices: Sierra Leone, 20 March 2023) volgt dat er voor de meeste burgers maar beperkte toegang is tot justitie en dat corruptie veel zaken beïnvloedt. Daarnaast wordt in het informatiebericht van verweerder dat gaat over de vraag of Sierra Leone als veilig derde land kan worden aangemerkt, IB 2022/94, geconcludeerd dat Sierra Leone gelet op de geringe hoeveelheid aan beschikbare informatie niet aanmerkt kan worden als veilig derde land. Waar het naar het oordeel van de rechtbank vooral om gaat, is wat de politie in Sierra Leone kan en wil doen als eiser zich daar meldt en om bescherming vraagt. Over het functioneren en optreden van de politie in Sierra Leone vermeldt het bestreden besluit nauwelijks concrete informatie. Ook noemt verweerder geen andere autoriteiten waartoe eiser zich volgens verweerder kan wenden. In dit opzicht berust het bestreden besluit niet op een deugdelijke motivering.

6.6.

Hier komt nog bij dat eiser ook vreest voor de politie. Na de door verweerder geloofwaardig geachte plotselinge dood van [naam 2] en de mishandeling van eiser door familieleden/stamgenoten/dorpsgenoten van [naam 2] is eiser naar de chief gebracht, waarvandaan hij is ontsnapt. Volgens eiser is er een reële kans dat hij (ook) door de autoriteiten ten onrechte verantwoordelijk wordt gehouden voor de dood van [naam 2] en daarvoor ten onrechte zal worden gearresteerd en berecht. Eiser wijst er hierbij terecht op dat verweerders aanname dat de autoriteiten in Sierra Leone een lijkschouwing zullen hebben gehouden en zullen hebben vastgesteld dat [naam 2] niet door een misdrijf om het leven is gekomen niet meer is dan dat, een aanname. Ook als verweerder alsnog deugdelijk zou kunnen motiveren dat in Sierra Leone in zijn algemeenheid bescherming wordt geboden, wil dat nog niet zeggen dat de politie/autoriteiten ook eiser deze bescherming zullen bieden in plaats van hem strafrechtelijk te vervolgen.

6.7.

De in 6.3 weergegeven beroepsgrond slaagt dus.

Vestigingsalternatief

7.1.

Eiser voert verder aan dat verweerder ten onrechte (subsidiair) heeft gesteld dat eiser zich (tijdelijk) elders zou kunnen vestigen om zich aan een eventuele dreiging te onttrekken, omdat hij in heel Sierra Leone een bekend persoon is. Bovendien meent eiser dat verweerder ten onrechte pas in het bestreden besluit heeft gemotiveerd waarom een vestigingsalternatief elders in Sierra Leone kon worden tegengeworpen.

7.2.

Ten aanzien van de stelling van eiser dat verweerder ten onrechte heeft nagelaten om al in het voornemen deugdelijk te motiveren waarom eiser zich elders in Sierra Leone kan vestigen verwijst de rechtbank naar wat onder 6.2 is overwogen.

7.3.

De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat eiser zich (tijdelijk) elders kan vestigen om zich aan eventuele moeilijkheden te onttrekken. Eiser heeft verklaard dat hij bekend is in Sierra Leone als voetballer en als muzikant. Bovendien heeft eiser een video overgelegd van de familie van [naam 2] waarin eiser wordt bedreigd en deze video is verspreid via WhatsApp. De bewijslast dat eiser zich elders in Sierra Leone kan vestigen, rust op verweerder. Verweerder kan daarom niet volstaan met de stelling dat eiser onvoldoende heeft onderbouwd waarom zijn bekendheid als artiest en voetballer en de video waarin hij wordt bedreigd door de familie van [naam 2] ervoor zorgen dat hij zich niet veilig elders in Sierra Leone kan vestigen. Bovendien heeft verweerder de door eiser gestelde vrees voor de politie/autoriteiten van Sierra Leone, die in beginsel in het hele land aan de orde kan zijn, onvoldoende gemotiveerd weerlegd (zie onder 6.6).

7.4.

De beroepsgrond tegen het subsidiaire standpunt van verweerder slaagt dus.

Traumatabeleid

8.1.

Eiser voert daarnaast aan dat hij voldoet aan alle voorwaarden van het beleid uit paragraaf C2/3.3.2.2 van de Vc, het zogeheten traumatabeleid. Ter zitting heeft eiser verduidelijkt dat de familie en stamgenoten van [naam 2] gezien moeten worden als personen waartegen de overheid niet in staat of niet willens is bescherming te bieden. Subsidiair meent eiser dat verweerder in het bestreden besluit onvoldoende is ingegaan op zijn betoog dat verweerder met toepassing van artikel 4:84 van de Awb, in samenhang gelezen met paragraaf C2/3.3.2.2 van de Vc, tot inwilliging van de asielaanvraag had moeten overgaan.

8.2.

Op grond van hoofdstuk C2/3.3.2.2 van de Vc wordt een vreemdeling die in het verleden is geconfronteerd met traumatische gebeurtenissen in zijn directe omgeving en zich op grond van de psychologische problematiek als gevolg van de wandaden in een positie bevindt dat hij niet kan terugkeren naar zijn land van herkomst, in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw. De handelingen moeten zijn verricht van overheidswege, door politieke of militante groeperingen die de feitelijke macht uitoefenen in het land van herkomst of een deel daarvan, of door groeperingen waartegen de overheid niet in staat of niet willens is bescherming te bieden.

8.3.

Het trauma van eiser is niet veroorzaakt door de Sierra Leoonse autoriteiten en de familie van [naam 2] is geen politieke of militante groepering die feitelijke macht uitoefent in Sierra Leone of een deel daarvan. Eiser betoogt dat de familie en in ieder geval de stam van [naam 2] moet worden gezien als een groepering waartegen de overheid niet in staat of niet bereid is bescherming te bieden, de derde categorie veroorzakers in de zin van het traumatabeleid. Verweerder betwist dit en stelt zich op het standpunt dat de autoriteiten bereid en in staat zijn om eiser bescherming te bieden tegen de familie/stamgenoten van [naam 2].

8.4.

Gelet op het oordeel (onder 6.5 en 6.6) dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom bescherming door de autoriteiten in zijn algemeenheid mogelijk is in Sierra Leone, heeft verweerder evenmin deugdelijk gemotiveerd dat de overheid in Sierra Leone bereid en in staat is om eiser bescherming te bieden tegen de familieleden/stamgenoten van [naam 2]. Daarnaast betoogt eiser terecht dat verweerder, als niet zou zijn voldaan aan de voorwaarden van het traumatabeleid, vervolgens zal moeten toelichten waarom er geen reden is om af te wijken van dat beleid. De enkele opmerking in het verweerschrift dat niet is gebleken van zodanig bijzondere feiten en omstandigheden dat toepassing gegeven dient te worden aan artikel 4:84 van de Awb is daartoe onvoldoende. Verweerder zal, als hij daaraan meent toe te kunnen komen, concreet moeten uitleggen waarom de door eiser aangedragen feiten en omstandigheden, ook in samenhang bezien, onvoldoende bijzonder zijn voor een geslaagd beroep op artikel 4:84 van de Awb.

8.5.

Ook de beroepsgrond over het traumatabeleid slaagt.

Schadevergoeding schending redelijke termijn

9.1.

Eiser voert aan dat de redelijke termijn van artikel 6 van het EVRM is geschonden. Volgens eiser loopt de redelijke termijn vanaf de start van zijn eerste beroepsprocedure op 23 juni 2022.

9.2.

De vraag of de redelijke termijn is overschreden wordt beoordeeld aan de hand van de omstandigheden van het geval. Daarbij zijn van betekenis de ingewikkeldheid van de zaak, de wijze waarop de zaak door het bestuursorgaan en de rechter is behandeld, het processuele gedrag van de betrokkene gedurende de hele procesgang en de aard van de maatregel en het daardoor getroffen belang van de betrokkene. In asielzaken geldt als uitgangspunt dat de redelijke termijn door de rechtbank wordt overschreden als zij niet binnen twee jaar na indiening van het beroepschrift uitspraak doet. De rechtbank ziet op dit moment geen reden om in deze zaak van een andere termijn uit te gaan.

9.3.

Het bestreden besluit dateert van 25 juli 2023. Op 21 augustus 2023 heeft eiser hiertegen beroep ingesteld. Sinds die datum zijn nog geen twee jaren verstreken, zodat de redelijke termijn op dit moment nog niet is overschreden. De rechtbank ziet geen aanleiding om uit te gaan van de start van de eerste beroepsprocedure, omdat die procedure (binnen twee jaar) is geëindigd doordat eiser dat beroep heeft ingetrokken. De beroepsgrond slaagt in zoverre niet. Als de rechtbank na 21 augustus 2025 einduitspraak doet, zal zij beoordelen welke consequenties daaraan moeten worden verbonden.

Conclusie en vervolg van de procedure

10.1.

Gelet op het voorgaande berust het bestreden besluit niet op een deugdelijke motivering en kan het niet in stand blijven.

10.2.

Op grond van artikel 8:41a van de Awb beslecht de bestuursrechter het hem voorgestelde geschil zoveel mogelijk definitief. De rechtbank stelt verweerder daarom met toepassing van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb in de gelegenheid om de gebreken in het bestreden besluit te herstellen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de asielprocedure van eiser al erg lang loopt en dat zijn gemachtigde heeft verklaard de voorkeur te geven aan een tussenuitspraak.

10.3.

De rechtbank verwacht van verweerder dat hij binnen twee weken schriftelijk kenbaar maakt of hij gebruik maakt van de gelegenheid om de gebreken in het bestreden besluit te herstellen. Als verweerder geen gebruik wil maken van deze gelegenheid, doet de rechtbank in beginsel zonder nieuwe zitting einduitspraak.

10.4.

Als verweerder de gebreken in het bestreden besluit wil herstellen, wordt van hem verwacht dat hij binnen acht weken na deze uitspraak een nieuw besluit neemt. Daarbij merkt de rechtbank op dat verweerder gelet op de aard van de discussie tussen partijen niet verplicht is om eiser opnieuw te horen. Als het nieuwe besluit voor eiser positief is, wordt van verweerder verwacht dat hij direct een standpunt inneemt over de proceskosten in verband met de inhoudelijke behandeling van het beroep. Als het nieuwe besluit voor eiser negatief is, krijgt hij vier weken de tijd om schriftelijk te reageren op het nieuwe besluit en beslist de rechtbank daarna over het vervolg van de procedure. Van partijen wordt verwacht dat zij alle nieuwe stukken ook toevoegen aan het digitale dossier.

10.5.

De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat betekent ook dat zij over de proceskosten nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:

- heropent het onderzoek;

- stelt verweerder in de gelegenheid om de gebreken in het bestreden besluit te herstellen met inachtneming van deze uitspraak;

- draagt verweerder op om binnen twee weken mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid om deze gebreken te herstellen;

- verzoekt partijen om, als verweerder van deze gelegenheid gebruik maakt, te handelen zoals in 10.4 is beschreven;

- houdt iedere verdere beslissing aan.

Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Velzen, rechter, in aanwezigheid van mr. J.B.C. Hoeksel, griffier.

De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.