Vervolgens moet beoordeeld worden of de heer [H.] tijdens de procedure te Guam met de ontbinding van het huwelijk heeft ingestemd dan wel na afloop van die procedure in de ontbinding heeft berust.
De rechtbank is van oordeel dat daarvan sprake is en heeft daarbij het volgende in aanmerking genomen.
Blijkens het echtscheidingsvonnis van de rechtbank te Guam was de heer [H.] de eisende partij (“the plaintiff”) en was de vrouw de verwerende partij (“the defendant”). De vrouw heeft ter zitting meegedeeld dat zij en de heer [H.] voor de procedure te Guam samen één advocaat hadden en dat zij het erover eens waren de echtscheiding op die wijze te regelen. Voorts blijkt uit de door de vrouw overgelegde overeenkomst van [datum] oktober 1998, die tussen haar en de heer [H.] ten overstaan van een notaris in de Filippijnen tot stand is gekomen, dat zij en de heer [H.] een regeling hebben getroffen ter zake van de voormalige echtelijke woning, de inboedelzaken en persoonlijke eigendommen, de kosten voor het onderhoud en de opleiding van de kinderen en het overleg over belangrijke zaken die betrekking hebben op de kinderen, aangezien zij al enige tijd gescheiden leefden. Daarnaast blijkt uit het annulment van 2004 dat de heer [H.] daarbij de verzoekende partij was en de vrouw de verwerende partij.
Anders dan de man meent, kan naar het oordeel van de rechtbank uit het feit dat in de overeenkomst van 7 oktober 1998 wordt gesproken van “husband and wife”, “conjugal properties”, “conjugal partnership”en “conjugal dwelling” en uit de omstandigheid dat de vrouw pas na het annulment in 2004 haar geslachtsnaam heeft gewijzigd van [H.] in haar meisjesnaam, niet worden afgeleid dat de vrouw en de heer [H.] na de echtscheiding te Guam hun huwelijk nog jaren in stand hebben gehouden, zoals de man stelt en de vrouw betwist. Naar Filippijns recht was en is het immers niet mogelijk om te scheiden, zodat de vrouw en de heer [H.] in de Filippijnen toen nog steeds echtelieden waren en kennelijk als zodanig zijn aangeduid, waarbij de vrouw tot het annulment in 2004 de geslachtsnaam van de heer [H.] had. Dat betekent echter niet dat zij tot 1998 en/of daarna hun huwelijk in stand hebben gehouden. Uit de bewoordingen in de overeenkomst en het dragen van de geslachtsnaam [H.] door de vrouw kan evenmin worden afgeleid dat de heer [H.] niet heeft ingestemd met het echtscheidingsvonnis te Guam of daarin nadien niet heeft berust. De omstandigheden dat deze overeenkomst pas enige tijd na de echtscheiding te Guam is gesloten en dat de overeengekomen eigendomsoverdracht van de woning aan de vrouw feitelijk nog niet heeft plaatsgevonden, doen daaraan niet af. Ook de omstandigheid dat de vrouw, na de echtscheiding te Guam, de heer [H.] en de kinderen gratis in de voormalige echtelijk woning heeft laten wonen en periodiek geld overmaakte naar het gezin, betekent niet dat het huwelijk nog in stand was. De vrouw heeft immers, onvoldoende weersproken, gesteld dat zij na de echtscheiding nog een zorgplicht had tegenover de heer [H.] en de kinderen. Gelet op het voorgaande heeft de man tegenover de gemotiveerde betwisting door de vrouw, onvoldoende aannemelijk gemaakt en onderbouwd dat de vrouw en heer [H.] hun huwelijk na de echtscheiding te Guam nog jaren hebben voorgezet en dat de heer [H.] niet heeft ingestemd of heeft berust in de echtscheiding.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat de heer [H.], zo hij niet tijdens de procedure te Guam heeft ingestemd met de ontbinding van het huwelijk met de vrouw, in ieder geval na afloop van die procedure in die ontbinding heeft berust.