2.4.
Op 17 maart 2006 heeft[eiseres] met de rechtsvoorganger van[gedaagde], [bedrijf]., een overeenkomst tot afname van compost gesloten, waarin onder meer het volgende is opgenomen:
in aanmerking nemende dat:
a.[bedrijf] op grond van een aanschrijving van Burgemeester en Wethouders van de gemeente [vestigingsplaats] gehouden is een nieuwe hal te bouwen voor haar composteringsbedrijf en daartoe inmiddels ook over de nodige vergunningen beschikt, maar zich afvraagt of het in de huidige marktomstandigheden rendabel is een dergelijke investering te verrichten;
b.[eiseres] reeds een dergelijke hal gebouwd heeft, die voldoende capaciteit heeft om voor[bedrijf] als[eiseres] een win-win situatie te creëren;
c. partijen met elkaar in onderhandeling zijn getreden om te komen tot een efficiëntere en op continuïteit gerichte benutting van de hal van[eiseres] alsook tot een verzekerde productie en aanvoer van fase 1 compost, waarbij voor[bedrijf] het uitgangspunt is dat zij bij het niet realiseren van de inmiddels verleende vergunningen waarschijnlijk niet meer in staat zal zijn om voor een dergelijke inrichting nog opnieuw een bouw- en milieuvergunning te verkrijgen;
d. partijen in verband hiermee op 11 november 2005 op hoofdlijnen overeenstemming bereikt hebben inzake de afname voor en periode van 12 jaar door[bedrijf] van verse compost die in de indoor-compostfabriek van[eiseres], (…) zal worden geproduceerd, (…) ;
f. partijen beogen met onderhavige overeenkomst te komen tot een efficiënte benutting van de capaciteit in bovengenoemde fabriek van[eiseres] door het produceren van fase 1 compost ten behoeve van het bedrijf van[bedrijf], zodat ook kostenefficient kan worden geproduceerd, waarbij als uitgangspunt heeft te gelden dat voor de door[bedrijf] af te nemen compost de productie van deze compost in samenspraak met[bedrijf] dient plaats te vinden;
g. partijen zijn verder overeengekomen dat een besloten vennootschap zal worden opgericht voor de inkoop van grondstoffen ten behoeve van voornoemde productie van fase 1 compost, waarin door beide partijen voor 50% zal worden geparticipeerd;
Voorwerp van de overeenkomst
1.[eiseres] verbindt zich jegens[bedrijf] tot het produceren van de in bijlage 1 vermelde ten behoeve van het bedrijf[bedrijf] vastgestelde tonnen fase 1 compost per jaar, welke compost[bedrijf] van[eiseres] zal afnemen onder de in deze overeenkomst vastgelegde voorwaarden en bepalingen.
2. Ten aanzien van de ten behoeve van het bedrijf van[bedrijf] te produceren fase 1 compost verbindt[eiseres] zich jegens[bedrijf],[bedrijf] in alle stadia van de productie te betrekken en adviezen c.q. aanwijzingen van[bedrijf] strikt op te volgen. De door[eiseres] te produceren kwaliteit dient te beantwoorden aan het gebruik dat[bedrijf] op grond van deze overeenkomst mag verwachten. Voor zover dit niet het geval mocht zijn als gevolg van door[bedrijf] gegeven adviezen c.q. aanwijzingen, heeft[bedrijf] geen aanspraken jegens[eiseres]. Artikel 1 lid 2 vind alleen toepassing zolang de heer[bedrijf] en diens echtgenote en kinderen de overwegende zeggenschap over[bedrijf]hebben.
3.[bedrijf] verbindt zich jegens[eiseres] om gedurende de looptijd van deze overeenkomst wekelijks alle door[bedrijf]benodigde tonnen fase 1 compost van[eiseres] af te nemen.
4.[eiseres] verbindt zich jegens[bedrijf] om gedurende de looptijd van deze overeenkomst wekelijks minimaal 800 ton en maximaal 2.100 ton fase 1 compost te leveren ten behoeve van en ter verwerking in het tunnelcompostbedrijf van[bedrijf].
5. Als er als gevolg van te veel inklinking of te weinig inkoop van grondstoffen een tekort aan fase 1 compost ontstaat zal dit tekort naar rato tussen[eiseres] en[bedrijf] worden verdeeld.
1. Deze overeenkomst is aangegaan voor een termijn van 12 jaren, ingaande op 1 juli 2007 of zoveel eerder als partijen van mening zijn dat de opstartfase als geëindigd kan worden beschouwd. De overeenkomst eindigt derhalve op 1 juli 2019 of zoveel eerder als uit het voorgaande voortvloeit. (…)
5.[bedrijf] heeft het recht de overeenkomst met een opzegtermijn van twee weken tussentijds op
te zeggen, welke opzegging eveneens dient te geschieden bij aangetekend schrijven of bij
deurwaardersexploot, indien de zeggenschap / eigendom / eigendomsverhoudingen van en
binnen [eiseres] dusdanig wijzigt dat noch de heer [eiseres], noch de
heer[eiseres], meer overwegende zeggenschap binnen het bedrijf heeft.
1. De door[eiseres] aan[bedrijf] te leveren fase 1 compost dient per levering de eigenschappen te hebben, die[bedrijf] daar op grond van deze overeenkomst van mag verwachten.
2. Partijen onderkennen dat het vochtgehalte van fase 1 compost varieert, maar dat een vochtgehalte van 74% optimaal is. Voorzover het vochtgehalte stijgt boven 74% gelden de prijzen, zoals partijen die in deze overeenkomst hebben vastgelegd. Bij een vochtgehalte hoger dan 75% worden de prijzen verminderd met 40 kilogram per ton per procent overschrijding.
2.7.
Bij brief van 5 februari 2014 heeft[gedaagde][eiseres] bericht dat zij de overeenkomst van 17 maart 2006 (partieel) ontbindt, althans opzegt per 5 april 2014, althans zich beroept op de nietigheid ervan. In deze brief is onder meer het volgende opgenomen:
Primair: partiële ontbinding
Overtreding artikel 1.2. (aanwijzingsbevoegdheid)
Artikel 1.2. is glashelder: u bent rechtens verplicht ieder advies dan wel iedere aanwijzing van ons strikt op te volgen. Onze aanwijzingen zijn leidend. Volgt u deze niet op dan schiet u dus tekort in de nakoming van de overeenkomst jegens ons.
De bepaling onder 1.2. is voor ons een zogenoemd kernbeding. Het beding raakt de kern van de overeenkomst en is van zo’n eminent belang dat wij de overeenkomst zonder de aanwezigheid van dit beding niet zouden zijn aangegaan. Zoals u weet is ons uitgangspunt steeds geweest dat wij baas over eigen compost wilden blijven. Wij hebben een rijk verleden aan de productie van fase 1 compost door onze nauwe samenwerking en participatie met een ander fase 1 compostbedrijf in[woonplaats]. Wij hebben alle benodigde kennis en kunde dus zelf in huis.
De opname van het beding strekt er enerzijds toe de kwaliteit van de compost te verzekeren, nu wij en alle andere bedrijven van de[bedrijf], waartoe wij behoren, afhankelijk zijn van uw fase 1 compost, en wij bij slechte kwaliteit enorme en onomkeerbare schade lijden. Het beding strekt er anderzijds - en met name - toe om kwaliteitsdiscussies over de fase 1 compost - waar wij steeds in terecht komen en die blijven voortduren - überhaupt te voorkomen. De goede productie van fase 1 compost is immers een delicaat proces. Ten einde discussies te voorkomen over welke handelingen al dan niet bijdragen aan de kwaliteit en wat nu wel of niet moet worden gedaan of worden nagelaten (én op welk moment) ten einde bijvoorbeeld de kans op concurrentieschimmels te verkleinen etc. etc. is in de overeenkomst opgenomen dat u onze aanwijzingen strikt moet opvolgen. Zo lang u onze aanwijzingen / adviezen strikt zou opvolgen, hebben wij immers geen aanspraken jegens u. Tot onze grote frustratie en geheel in strijd met de overeenkomst volgt u onze aanwijzingen echter steevast niet op.
De als maar voortdurende discussie over de kwaliteit die wij thans hebben is ontstaan eind 2011 maar geëscaleerd in februari 2012 toen wij constateerden dat er zich steeds vaker grote onregelmatigheden in de geleverde fase 1 compost voordeden. Van belang is dat wij, evenals u, gedurende de eerste jaren van onze samenwerking de benodigde fase 1 compost voor onze composteringsbedrijven hebben ingekocht bij derden). Pas met ingang van februari 2010 bent u met de productie van fase 1 compost voor ons gestart en met ingang van juli 2010 met de productie van fase 1 compost voor uzelf.
Het precieze verloop van de kwaliteitsdiscussie is u genoegzaam bekend en zal hier niet integraal uiteen worden gezet. U bent genoegzaam bekend met alle adviezen / instructies van ons die wij u
vanaf medio 2012 tot en met heden keer op keer hebben gegeven en die u structureel (iedere week weer) nalaat op te volgen. Deze instructies / adviezen zijn in kort geding bovendien gevorderd.
Ieder van onze instructies / adviezen wordt door u niet opgevolgd, al jaren niet. U schiet dus voortdurend tekort. Voor de goede orde wordt hier nog benadrukt dat iedere keer dat een aanwijzing van ons niet wordt opgevolgd er direct sprake is van een tekortkoming, op grond waarvan schadevergoeding verschuldigd is en ontbinding gevorderd kan worden. Juridisch is het namelijk zo dat verzuim in deze geen vereiste is nu het steeds gaat om blijvende onmogelijkheden (de artikelen 6:74 lid 2 BW en 6:265 lid 2 BW zijn niet van toepassing). Immers, iedere keer dat een aanwijzing niet wordt opgevolgd betreft dat een onherstelbare gedraging. In de toekomst kan het niet-opvolgen van die specifieke aanwijzing immers niet meer ongedaan worden gemaakt.
De kwaliteitsdiscussie heeft zich vanaf het starten van de kort geding procedure voornamelijk maar niet uitsluitend gericht op het niet opvolgen door u van de navolgende zeer specifieke aanwijzingen van onze zijde:
• Onthoudt u zich te allen tijde, zowel tijdens en/of na afloop van het productieproces, van het vermengen of aanvullen van de compost in de bunkers die u ten behoeve van ons gebruikt met jongere, oudere compost en/of compostoverschot;
• Zet de bunker die wekelijks op donderdag (deels ten behoeve van uzelf en deels ten behoeve van ons) wordt gevuld, op de zaterdag daaropvolgend om en zet de bunker die wekelijks op vrijdag (ten behoeve van ons) wordt gevuld, op de maandag daaropvolgend om.
Deze aanwijzingen en adviezen zijn zonder meer redelijk (u zet zelf ook eerder uw compost om bijvoorbeeld). Van groot belang is dat u met de overeenkomst verzekerd bent van een langdurige afname hetgeen voor u een evident en groot voordeel is. Hier staat tegenover dat u in veel sterkere mate uw productieproces dient af te stemmen op ons dan dat u bij een “gewone” fase 3 afnemer wellicht zou doen. Dit volgt niet alleen uit de tekst van de overeenkomst, maar is ook zo beoogd. Nogmaals wij wilden baas over eigen compost blijven en dus leidend zijn in het productieproces. Zonder een leidende rol, zou geen enkele fase 1-compost afnemer een dergelijk exclusief contract voor 12 jaren als het onderhavige aangaan voor een dergelijk gevoelig product als fase 1 compost. Daarbij grijpen voornoemde specifieke aanwijzingen niet of nauwelijks in op uw productieproces.
Ten overvloede wijs ik u erop dat de voorzieningenrechter in het vonnis in kort geding van 28 september 2009 ten aanzien van voornoemde aanwijzingen onder sustenu’s 4.12 respectievelijk 4.15 al heeft overwogen dat deze aanwijzingen door u opgevolgd zouden moeten worden op grond van de overeenkomst, maar dat anders dan in een bodemprocedure, gelet op het voorlopige karakter van het rechterlijk oordeel in kort geding een belangenafweging daaraan in de weg kan staan.
Uit de overweging van de voorzieningenrechter volgt dus dat zij materieelrechtelijk (daargelaten het karakter van een kort geding) met ons van mening is dat deze aanwijzingen voornoemd moeten worden opgevolgd - en aldus dat u door niet opvolgen van deze aanwijzingen - structureel tekort schiet in de nakoming van de overeenkomst.
Overigens is het niet zo dat de aanwijzingen noodzakelijk kwaliteit verbeterend moeten zijn als voorwaarde voor u om deze op te volgen. Dit is immers niet (expliciet) bepaald in de overeenkomst. Het feit dat artikel 1.2 bepaalt dat als de aanwijzingen tot mindere kwaliteit leiden, dit geen wanprestatie inhoudt, impliceert juist dat aanwijzingen moeten worden opgevolgd (dus ook als de kwaliteit als gevolg daarvan mogelijk lager wordt): alleen kan dat resultaat dan uiteraard niet aan u worden tegengeworpen.
Ten overvloede: nu de aanwijzingen niet (noodzakelijk) kwaliteit verbeterend moeten zijn, behoeven wij ook niet te bewijzen dat onze aanwijzingen (noodzakelijk) kwaliteit verbeterend zijn.
Zoals u weet houden onze aanwijzingen echter wel degelijk een direct verband met de kwaliteit. Sterker nog, het niet opvolgen van onze aanwijzingen leidt - in de praktijk genoegzaam gebleken - tot een slechtere kwaliteit, althans kan daartoe leiden, en het verhoogt de kans op concurrentieschimmels (zoals “Smokey Mould”). Wij hebben dit onderbouwd met gezaghebbende literaire onderbouwing en rapporten. Dat de concurrentieschimmel “Smokey Mould” - in tegenstelling tot hetgeen u altijd beweerde -, niet alleen bij de doorgroeide fase III compost van ons, maar ook bij die van uw overige
afnemers aanwezig is / zich openbaart, blijkt genoegzaam uit de bevindingen uit het rapport van Advisie van 19 december 2013, een onafhankelijk adviesbureau. Hieruit volgt op haar beurt genoegzaam dat deze concurrentieschimmel haar oorzaak vindt in de levering van gebrekkige fase 1 compost door u (en niet door het fase II/III proces van de betreffende partijen). Ten einde niet onnodig in herhaling te treden wordt de buitengerechtelijke correspondentie (inclusief rapporten) dienaangaande overgelegd als bijlage bij deze brief (bijlage 3: correspondentie aanwijzingen en kwaliteit).
Overtreding artikel 1.2. (gebrek aan controle)
Naast het niet opvolgen van onze aanwijzingen / adviezen overtreedt u artikel 1.2 ook door ons niet of nauwelijks controle te laten uitoefenen, hetgeen dit artikel - gelet op onze bevoegdheid om continu te kunnen aan- en bijsturen - wel met zich meebrengt. Dit is dus een separate voortdurende tekortkoming op grond waarvan wij de overeenkomst kunnen ontbinden.
Wij mogen immers enkel op de door u vooraf gezette tijdstippen binnenkomen en dan slechts voor 15 minuten.
Wij hebben er kort en goed echter belang bij om de mogelijkheid te hebben om de kwaliteit van de verschillende ladingen verse grondstoffen, waarmee u op donderdag en vrijdag in ongeveer 3-4 uur tijd (per keer) en maandag en dinsdag in ongeveer 3 uur tijd (per keer) (een 52x zo’n lange duur dus als de tijd dat wij aanwezig mogen zijn) de bunkers ten behoeve van ons vult of omzet, te kunnen waarnemen en als gevolg daarvan direct aanwijzingen te geven aan u om zo op de wisseling van grondstoffen te kunnen inspelen. In het hoger beroep van het kort geding is dit uitgebreid toegelicht. Ten einde niet in herhaling te vallen wordt verwezen naar onze memorie van grieven (sustenu 130 e.v.) en de pleitnota (bijv. sustenu’s 25-27) in het hoger beroep van het kort geding, welke stukken in uw bezit zijn en waarvan de inhoud u genoegzaam bekend is.
Ook mogen wij niet controleren hoeveel compost er wekelijks over blijft. Dit terwijl inmiddels is vastgesteld dat het daadwerkelijke compostoverschot wekelijks (vele malen) groter is dan hetgeen u aan ons terug rapporteert én deze controle nauwelijks tijd kost. Daarbij laat u ons niet aanwezig zijn bij het terugvoeren van de compostoverschotten, terwijl dit eveneens slechts een korte handeling betreft én wij überhaupt niet willen dat u compost terugvoert.
Door uw handelwijze is er voor ons al geruime tijd een zeer onbetrouwbare en daardoor onwerkbare situatie ontstaan.
Overtreding artikelen 1.2. en 5.1. (levering gebrekkige compost)
Naast het niet opvolgen van onze aanwijzingen en de weigering afdoende te controleren is de verminderde kwaliteit fase 1 compost (die niet beantwoordt aan de overeenkomst) die wij voortdurend, althans zeer vaak en steeds terugkerend, van u geleverd krijgen op zichzelf (separaat dus, naast voornoemde tekortkomingen) een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst, namelijk een overtreding van de artikelen 1.2. en 5.1., op grond waarvan wij de overeenkomst kunnen ontbinden. Voor de geleden en te lijden schade wordt u eveneens verwezen naar de relevante correspondentie dienaangaande in de bijlage (bijlage 4: correspondentie gebrekkige leveringen en schade).
Niet-nakoming gezamenlijke inkoopafspraak
In de overeenkomst is onder de considerans, punt g, opgenomen: (…)
Deze gezamenlijk inkoopafspraak omvat - zoals u weet - het gezamenlijk inkopen van de grondstoffen voor de productie van fase 1 compost ten behoeve van beide partijen.
Dat deze afspraak als zodanig (dus inkoop ten behoeve van de productie van fase 1 compost voor beide partijen) is gemaakt, althans als zodanig moet worden uitgelegd volgt genoegzaam uit alle voorbeelden van een zodanige gezamenlijke inkoop die zich de afgelopen jaren hebben voorgedaan en die door onze advocaat de heer mr. D.I.J. Snijders in zijn 12-pagina’s tellende brief van 4 oktober 2013 aan u nog eens zijn opgesomd. De inhoud van deze brief is u genoegzaam bekend. (…)
Dat wij de gezamenlijke inkoopafspraak niet in een besloten vennootschap hebben geformaliseerd zoals de overeenkomst voorschrijft doet aan het vorenstaande niets af. Partijen hebben immers in gezamenlijk overleg besloten - en zulks ligt ook schriftelijk vast - (zie laatstelijk o.a. uw e-mail aan ons van 2 november 2013) van de oprichting van een B.V. af te zien. Aan de gezamenlijke inkoopafspraak zelf op basis van een gelijke verhouding (50/50) hebben wij en u dus wel steeds uitvoering gegeven.
U ontkent thans echter ineens (voor 2013 deed u dat niet) in alle toonaarden dat er überhaupt een gezamenlijke inkoopafspraak tussen u en ons zou bestaan en voor zoveel die gezamenlijke inkoopafspraak er wel zou zijn, geeft u aan dat de gezamenlijke inkoop niet ten behoeve van beide partijen zou plaatsvinden maar slechts ten behoeve van ons.
Nu u de inkoopafspraak ontkent en daar thans ook niet meer naar handelt, schiet u eveneens structureel toerekenbaar tekort in de nakoming van de overeenkomst.
In de kern gaat het erom dat wij beide voor de helft economisch eigenaar zijn van de gezamenlijk ingekochte grondstoffen en dat de lasten en de lusten van deze gezamenlijke inkoop voor gezamenlijke rekening en risico zijn. Wij dienen derhalve de opbrengsten van deze inkoop te delen en wij zouden beiden inzicht in- en zeggenschap over de inkoop moeten hebben. Bij gezamenlijke inkoop en samen alles betalen hoort bovendien overleg en inzage in de diverse onderliggende beslissingen ed. van gezamenlijke inkoop.
Alle verzoeken en sommaties van ons aan u van het afgelopen jaar ter zake de nakoming van deze afspraak zijn door u echter genegeerd en blijft u negeren, hetgeen eveneens een voortdurende toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst oplevert, met de nodige schade voor ons tot gevolg. Ook op grond van deze tekortkoming kunnen wij ontbinden.
Zo lijden wij aanzienlijke en voortdurende schade vanwege het exclusiviteitscontract tussen u en [naam]ten behoeve van de gezamenlijke inkoop van grondstoffen voor ons beiden. Deze grondstoffen (bijv. stro, kippenmest, Duitse paardenmest en ingesealde paardenmest) worden verkocht / ingekocht - en wij betalen daar dus aan mee - voor niet marktconforme prijzen, terwijl de afspraak is dat tegen kostprijs zou worden ingekocht. Dan blijkt ook nog eens dat u participeert in deze zelfde [naam]en u ook aandelen heeft in andere paardenmest leveranciers. U misbruikt uw economische machtspositie dus door op deze wijze de inkoopprijzen op te drijven.
Verder wordt er naar onze stellige overtuiging paardenmest - waaraan wij hebben meebetaald - door u of de onderneming waarin u participeert ofwel verkocht aan derden zonder dat wij de opbrengst delen, ofwel opgeslagen (ingeseald) en ten onrechte nogmaals aan ons gefactureerd. Dit blijkt ook genoegzaam uit de lage rendementen fase 1 compost welke uit een ton paarden mest worden gehaald.
Ontbinding
Ex artikel 6:265 lid 1 BW kan op grond van iedere tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst, de overeenkomst ontbonden worden.
Op grond van de vier voornoemde ernstige en voortdurende, althans steeds terugkerende tekortkomingen, te weten 1) het niet opvolgen van onze aanwijzingen, 2) het niet of nauwelijks toestaan van controle, 3) de levering van fase 1 compost die niet aan de overeenkomst beantwoordt en 4) de niet-nakoming van de gezamenlijke inkoopafspraak, ontbinden wij middels dit schrijven de overeenkomst partieel te weten per 5 april 2014 tot en met de overeengekomen einddatum van 1 juli 2019.
De tekortkomingen zijn immers dermate ernstig en structureel alsmede taken zij de kern van onze overeenkomst, opdat wij ons tot deze partiële ontbinding genoodzaakt zien. Door de ontbinding nemen de uit de overeenkomst voortvloeiende verbintenissen een einde per 5 april 2014; Wij zullen dan beide dus “bevrijd” zijn van de overeenkomst en behoeven daar vanaf dat moment niet meer naar te handelen.
Wij ontbinden de overeenkomst pas per 5 april 2014 en niet terstond nu wij met uw gerechtvaardigde belangen rekening willen houden. Wij willen u de tijd geven een andere contractspartner te zoeken, althans in uw bedrijf in te spelen op de aanstaande beëindiging ten einde bijvoorbeeld stagnatie of - meer in het algemeen - schade te voorkomen. Een termijn van 2 maanden achten wij daarbij redelijk.
Subsidiair: nietigheid overeenkomst
Voor zoveel de overeenkomst ondanks het vorenstaande evenwel niet partieel ontbonden zou kunnen worden, achten wij deze - en dat is dus ons subsidiaire standpunt, waar wij subsidiair een beroep op doen, in strijd met het mededingingsrecht. De volgende uit de overeenkomst voortvloeiende uitgangspunten zijn daarbij van belang.
• Met de overeenkomst hebben wij beiden beoogd om tot een efficiënte benutting van de capaciteit in uw fabriek te komen door het produceren van fase 1-compost ten behoeve van ons bedrijf, zodat kostenefficiënt kan worden geproduceerd.
• In artikel 1 lid 3 van de overeenkomst is opgenomen dat wij ons verbinden ten opzichte van u om wekelijks alle door ons benodigde tonnen fase 1-compost van u af te nemen (het exclusieve afnamebeding).
• De overeenkomst is aangegaan voor een termijn van 12 jaren en wordt daarna nog verlengd met een termijn van 6 jaren, tenzij wij een jaar voor het verstrijken van de eerste termijn van 12 jaren de overeenkomst opzeggen (semi-automatische verlenging).
Voor de uiteenzetting van de strijdigheid van de overeenkomst met het mededingingsrecht, geven wij eerst een korte beschrijving van de relevante markt waarin de overeenkomst tot stand is gekomen. Deze markt zal u bekend zijn, maar wordt hier volledigheidshalve uiteengezet.
De markt en het productieproces
Aan deze beschrijving gaat een korte weergave van het productieproces van de specifieke compost welke benodigd is voor het kweken van champignons vooraf (…).
De compost waarop champignons geteeld kunnen worden, wordt in drie fases geproduceerd: (…)
Op de afnamemarkt voor fase 1-compost zijn drie kopers actief:[bedrijf], [bedrijf] en wij zelf.[bedrijf] neemt circa 500 ton-, [bedrijf] neemt circa 300 ton- en wij nemen circa 1050 ton fase 1-compost per week af.
Het kartelverbod: artikel 101, lid 1 Werkingsverdrag en artikel 6, lid 1 Mededingingswet
Van rechtswege nietig zijn overeenkomsten die in strijd zijn met het kartelverbod van artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: Werkingsverdrag) respectievelijk artikel 6 van de Mededingingswet. Onze overeenkomst valt onder de werking van beide artikelen en is derhalve op grond van beide artikelen van rechtswege nietig.
De artikelen voornoemd verbieden kort en goed aan ondernemingen om overeenkomsten te sluiten die ertoe strekken of ten gevolge hebben dat de mededinging op de Europese dan wel Nederlandse markt of op een deel daarvan wordt beperkt.
Een overeenkomst is in strijd met lid 1 van beide artikelen, indien voldaan is aan drie voorwaarden. Er dient sprake te zijn van a) een overeenkomst tussen ondernemingen b) concurrentiebeperking c) invloed op de handel tussen lidstaten / in Nederland). In het hiernavolgende zal gemotiveerd worden aangegeven dat en waarom aan deze voorwaarden is voldaan.
Overeenkomst tussen ondernemingen
Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de EU (hierna: het Hof) wordt iedere entiteit die zelfstandig een economische activiteit verricht aangemerkt als een onderneming in de zin van het mededingingsrecht’. Van een economische activiteit is sprake wanneer goederen en/of diensten op de markt worden aangeboden.
U voldoet aan deze definitie, aangezien uw composteringsbedrijf fase 1-compost tegen betaling aanbiedt op de markt (namelijk aan ons). Wij zijn op onze beurt onderdeel van de economische eenheid[bedrijf] (het concern van[bedrijf] Holding B.V.), welke onder meer ingeblikte champignons aanbiedt op de markt. Dit maakt dat ook wij een onderneming zijn in de zin van het mededingingsrecht.
Van een overeenkomst tussen ondernemingen is sprake wanneer tussen die ondernemingen
(u en wij dus) wilsovereenstemming bestaat om de gemaakte afspraken na te komen. Hiervan is zonder meer sprake nu de wilsovereenstemming in onze overeenkomst tot uitdrukking is gebracht. Aan de eerste voorwaarde van het kartelverbod is dan ook voldaan.
Concurrentiebeperking
De tweede voorwaarde van het kartelverbod is dat er sprake moet zijn van een beperking van de concurrentie. In dit kader is het van belang hier eerst de relevante markt voor u te beschrijven.
Relevante markt
De relevante markt is de markt waarop iedere onderneming bij de overeenkomst de contractproducten verkoopt, respectievelijk aankoopt. Hiertoe moeten de relevante productmarkt en de relevante geografische markt worden bepaald. De relevante productmarkt wordt vastgesteld aan de hand van mogelijke substitutie van goederen bekeken vanuit de vraagzijde en de aanbodzijde. Bij de relevante geografische markt wordt gekeken naar het gebied waarbinnen de concurrentievoorwaarden homogeen zijn. Bij de substitueerbaarheid aan de vraagzijde wordt onderzocht welke producten door de afnemers als vervangingsproducten worden beschouwd. Daarvoor is allereerst van belang om vast te stellen dat champignons enkel gekweekt kunnen worden op compost, wanneer deze, via het proces zoals beschreven bij de uitgangspunten hiervoor, worden geproduceerd. Op deze compost kan men geen andere gewassen telen. Daarnaast is de vraag in hoeverre fase 1-compostafnemers kunnen overstappen op de afname van fase 3-compost van andere producenten. Ofwel in hoeverre fase 3-compost als vervanging voor fase 1-compost kan dienen en daarmee tot dezelfde relevante productmarkt behoort. Fase 3 compost kan echter niet als vervanging van fase 1 compost dienen. Het is een ander product voor een andere doelgroep. Immers, enkel champignonkwekers (de eindgebruikers van de champignoncompost) nemen fase 3 compost af. Hiernaast is het voor afnemers van fase 1-compost vanuit economisch perspectief ook niet haalbaar om een fase 2/3-
composteringsbedrijf stop te zetten. Zoals u weet moeten voor een fase 2/3 compostbedrijf grote investeringen worden gedaan, waardoor het economisch irrationeel is om een dergelijk bedrijf stil te leggen. De conclusie is dan ook dat vanuit de vraagzijde bezien fase 3-compost niet tot de relevante productmarkt behoren. De relevante productmarkt bestaat uit fase 1 compost.
Bij de substitueerbaarheid aan de aanbodzijde wordt onderzocht of aanbieders kunnen overschakelen op de productie van het relevante product en deze op korte termijn op de markt kunnen brengen zonder aanzienlijke bijkomende kosten te maken of risico’s te lopen. Op de markt voor fase 1-compost zijn per heden vijf partijen actief, zoals u weet. Alle vijf partijen produceren fase 1 compost voor eigen gebruik en drie van deze producenten leveren tevens fase 1 compost aan derden (zie de marktsituatie zoals beschreven hiervoor). Voor de aanbodsubstitutie is in onze situatie de vraag of het voor fase 1-compostproducenten die op dit moment alleen voor eigen gebruik produceren, mogelijk is
om ook fase 1-compost voor derden te produceren. Indien dat het geval is, zal de bijkomende productie die op de markt wordt gebracht, een disciplinerende uitwerking op het concurrentiegedrag van de betrokken ondernemingen hebben. Wellicht dat sommige producenten die voor eigen gebruik produceren mogelijk fase 1-compost voor derden kunnen maken, wanneer zij een geringe overcapaciteit hebben in hun fabrieken. Een dergelijke aanpassing van het productieproces is echter afhankelijk van de beschikbaarheid 3 van grondstoffen. Zoals u weet leert de praktijk dat de benodigde grondstoffen voor fase 1-compost schaars zijn door enerzijds een beperkt aanbod van paardenmest en anderzijds de grote vraag van champignonkwekers naar fase 3-compost. Hierdoor is het moeilijk voor producenten om hun productieproces te veranderen (zonder extra paardenmest) en tevens grote hoeveelheden/meet fase 1-compost aan derden te leveren. De conclusie is dan ook dat vastgesteld dient te worden dat de relevante productmarkt beperkt is tot de markt van fase 1-compost voor derden, ofwel de markt van Vrij verhandelbare fase 1-compost. De markt van fase 1-compost voor eigen gebruik behoort niet tot de relevante productmarkt.
De geografische markt betreft een regionale markt, bestaande uit Zuid-Nederland en een deel van België, met name de grensstreek. De productie van goede fase 1-compost is - zoals u weet - een delicaat proces. De kwaliteit van fase 1-compost is bepalend voor het kweken van champignons. Wanneer er iets mankeert aan de fase 1-compost heeft dat zeer nadelige gevolgen voor de champignonopbrengst en champignonkwaliteit. De uiteindelijke teeltopbrengsten in de champignonkwekerij wordt voor ongeveer 80% bepaald door de kwaliteit van de fase 1-compost. De aard van het product maakt dan ook dat de fase 1-compost dicht bij de fase 2/3-producent dient te worden afgenomen. Tevens is het bezwaarlijk om fase 1-compost over een lange afstand te transporteren gezien het feit dat dan kwaliteitsverlies zal optreden alsook vanwege de extra (transport)kosten. Ook zijn de kosten van transport buiten de regio Zuid-Nederland en de grens van België te hoog om fase 1-compost elders in te kopen.
Concurrentiebeperking
Met de relevante markt hierboven als gegeven, moet worden bepaald of de verticale overeenkomst (verticaal nu u en wij met het oog op de overeenkomst in verschillende stadia van de productieketen werkzame ondernemingen zijn (Fase 1 voor u en Fase II en III voor ons)) een beperking van de mededinging teweegbrengt.
Gelet op de marktaandelen van u en van ons is hiervan sprake. De kans op merkbare concurrentiebeperkende effecten is groot indien één van de partijen een zekere mate van marktmacht heeft en een groot marktaandeel is gewoonlijk een goede indicator van marktmacht. Nu u als leverancier op de markt van Vrij verhandelbare fase 1-compost een marktaandeel heeft van maar liefst 58% en wij als afnemer eenzelfde marktaandeel hebben betekent dit dat wij beiden een groot deel van de markt beïnvloeden en weinig concurrentiedruk ondervinden van de andere aanwezige partijen op de markt van vrij verhandelbare fase 1-compost. Te meer nu er op dit moment slechts twee concurrenten op de markt actief zijn, welke slechts een marktaandeel van 26% respectievelijk 16% hebben (zie de tabel zoals opgenomen hierboven). Bovendien zijn er hoge toetredingsdrempels tot de markt van vrij verhandelbare fase 1-compost, welke het voor potentiële concurrenten moeilijk maken om op de markt toe te treden en concurrentiedruk jegens u uit te oefenen. Zo zijn voor het oprichten van een fase 1-composteringsbedrijf vergunningen benodigd en grondstoffen waarvan de aanvoer beperkt is. Zo is de aanvoer van de belangrijkste grondstof om concurrerend de markt op te kunnen gaan, te weten paardenmest, beperkt.
Probleem van onze overeenkomst is dus dat het leidt tot marktafscherming en afzwakking van de concurrentie tussen u en uw (potentiële) concurrenten. Door de overeenkomst kunnen andere leveranciers geen fase 1-compost meer leveren aan ons en kunnen wij geen fase 1-compost inkopen bij andere aanbieders. Daar komt bij dat wij een exclusieve afname zijn overeengekomen. Daarenboven is de duur van de beperkingen aanzienlijk: de overeenkomst is gesloten voor een termijn van twaalf jaren met een semiautomatische verlenging van nog eens zes jaren. Onze overeenkomst leidt daarmee tot uitsluitingseffecten, omdat uw concurrenten niet in staat zijn om op een groot deel van de markt hun producten af te zetten.
Dit alles leidt tot de conclusie dat de overeenkomst concurrentiebeperkende effecten heeft op de markt van vrij verhandelbare fase 1-compost.
Merkbaarheid
Voorts geldt dat de concurrentiebeperking merkbaar is, zodat deze onder het kartelverbod valt. Wanneer de concurrentiebeperking van geringe omvang zou zijn (wat in onze situatie dus niet het geval is), is zij niet verboden onder het kartelverbod. Voor het vaststellen van de merkbaarheid is de zogeheten De Minimis Bekendmaking van de Europese Commissie van belang. Volgens deze bekendmaking is er geen sprake van merkbaarheid in geval van een verticale overeenkomst: wanneer het marktaandeel van elk van de partijen bij de overeenkomst op geen van de relevante markten waarop de overeenkomst van invloed is, groter is dan 15%. Zoals hiervoor geconcludeerd is de relevante productmarkt de markt van Vrij verhandelbare fase 1-compost. U heeft op deze markt als producent thans een marktaandeel van 58% en wij hebben als afnemer een evenzo groot marktaandeel. Deze grote marktaandelen hebben als gevolg dat op basis van De Minimis Bekendmaking kan worden aangenomen dat de overeenkomst zonder meer de mededinging merkbaar beperkt.
Invloed op de handel tussen de lidstaten/invloed op de Nederlandse markt
De derde voorwaarde voor de toepassing van het kartelverbod is verschillend voor het Europese mededingingsrecht en het Nederlandse mededingingsrecht. Artikel 101, lid 1 Werkingsverdrag vereist dat de concurrentiebeperkende overeenkomst tussen de ondernemingen invloed heeft op de handel tussen de lidstaten van de Europese Unie. Artikel 6, lid 1 Mededingingswet spreekt daarentegen van een mededingingsbeperking op de Nederlandse markt of een deel daarvan. De mededingingsbeperkende effecten die van onze overeenkomst uitgaan vinden allereerst plaats op de Nederlandse markt, waardoor aan de laatste voorwaarde van artikel 6, lid 1 Mededingingswet voldaan is.
Daarnaast kunnen de mededingingsbeperkende effecten van de overeenkomst ook worden gevoeld door ondernemingen uit andere lidstaten. Het is niet ondenkbaar dat producenten van fase 1-compost uit bijvoorbeeld België zouden willen toetreden tot de relevante markt en dat zij daarin belemmerd worden door het exclusieve afnamebeding als opgenomen in onze overeenkomst. Dit betekent dat ook aan de laatste voorwaarde van het kartelverbod van artikel 101, lid 1 Werkingsverdrag is voldaan.
Conclusie nietigheid
De overeenkomst tussen u en ons is dus van rechtswege nietig zowel op grond van artikel 6 Mededingingswet als op grond van artikel 101 Werkingsverdrag. Aan een rechtshandeling die nietig is, onthoudt de wet de daarmee beoogde rechtsgevolgen. Wij behoeven dus niet te handelen naar de van rechtswege nietige overeenkomst.
Meer subsidiair: opzegging
Voor zoveel de overeenkomst niet partieel ontbonden zou kunnen worden en deze evenmin nietig zou zijn vanwege strijd met het mededingingsrecht, zeggen wij de overeenkomst meer subsidiair middels dit schrijven op ex artikel 7:764 lid 1 BW, althans ex artikel 7:408 lid 1 BW.
Zoals u weet betreft onze overeenkomst niet een gewone afnameovereenkomst. Wij wilden baas over eigen compost blijven. Het gaat om een overeenkomst waarbij wij - met het zeer verregaande instructierecht - de volledige zeggenschap over het productieproces wilden blijven behouden.
Als wij de overeenkomst kwalificeren dan komen wij tot de conclusie dat deze - op basis van de in de wet benoemde typen overeenkomst - kwalificeert - als een aanneming van werk. Wij zien de fase 1 compost dan ook als een werk van stoffelijke aard (het is de vervaardiging van een stoffelijk voorwerp). Voor zoveel de fase 1 compost echter geen werk van stoffelijke aard zou zijn, zou de overeenkomst - op basis van de in de wet geregelde typen overeenkomsten - gekwalificeerd moeten worden als een overeenkomst van opdracht.
In geval van een aanneming van werk kunnen wij op grond van artikel 7:764 lid 1 BW de overeenkomst te allen tijde opzeggen.
In geval van een opdracht, kunnen wij op grond van artikel 7:408 lid 1 BW de overeenkomst
te allen tijde opzeggen.
Ten overvloede wijzen wij u erop dat de toepasselijkheid van deze artikelen niet in onze overeenkomst is uitgesloten. Het feit dat er een tussentijdse opzeggingsbevoegdheid is opgenomen in één specifieke situatie (zie artikel 2.5. van de overeenkomst), maakt dit niet anders. Hieruit volgt evenmin een (impliciete) afwijking van deze wettelijke opzegbevoegdheden.
Voor de opzegging is voorts geen specifieke grond(slag) vereist. Er kan te allen tijde worden opgezegd. Ook wordt geen opzegtermijn of een bepaalde vorm voorgeschreven voor de rechtsgeldigheid van de opzegging.
Wij zullen echter - nu wij met uw gerechtvaardigde belangen rekening willen houden en u de tijd willen geven een andere contractspartner te zoeken, althans in uw bedrijf in te spelen op de aanstaande beëindiging ten einde bijvoorbeeld stagnatie of - meer in het algemeen schade te voorkomen - wel een opzegtermijn in acht nemen voor de duur van 2 maanden. Wij zeggen de overeenkomst hierbij dus op tegen de datum van 5 april 2014.
De reden van de opzegging is overigens gelegen in het gebrek aan vertrouwen dat wij thans in u hebben en dat is ontstaan en blijft bestaan door de vier voortdurende tekortkomingen in de nakoming van de overeenkomst zoals hiervoor uiteengezet.
De aanwijzingsbevoegdheid van artikel 1.2. van de overeenkomst wordt door u simpelweg niet geaccepteerd en/of erkend. Door uw perceptie daaraan niet gebonden te zijn, zal dit steeds - zoals tot en met heden ook steeds het geval is geweest - een voedingsbodem voor discussies blijven. De verhoudingen zijn door het jarenlang negeren van onze aanwijzingen, het gebrek aan controle en de geleden schades dusdanig verstoord dat niet van ons verwacht kan worden dat wij de overeenkomst nog veel langer laten voortbestaan.
Voor zoveel noch artikel 7:764 noch artikel 7:408 BW evenwel van toepassing zou zijn, doen wij een beroep op opzegging van de overeenkomst op grond van artikel 6:248 BW. Er is namelijk sprake van onvoorziene omstandigheden, die van dusdanige aard zijn, dat van ons naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag worden verwacht. Het gaat dan om de omstandigheden die hiervoor reeds zijn benoemd (o.a. doch niet uitsluitend de niet erkenning van de aanwijzingsbevoegdheid, het gebrek aan reële controlemogelijkheden en het negeren van de gezamenlijke inkoop). Ten einde niet in herhaling te vervallen wordt verwezen naar de feiten en omstandigheden die hiervoor al uiteen zijn gezet alsook naar de inhoud van bijgevoegde correspondentie. Dat de instandhouding van de overeenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet van ons verlangt kan worden moge duidelijk zijn: ons
bedrijf - naast de andere bedrijven in het[bedrijf]-concern waartoe wij behoren - is volledig
afhankelijk van de fase 1 compost die u aan ons levert.
Meer subsidiair - voor zoveel de overeenkomst niet partieel ontbonden zou kunnen worden en evenmin nietig zou zijn vanwege strijd met het mededingingsrecht - doen wij dan ook een beroep op opzegging en zeggen wij de overeenkomst met inachtneming van een opzegtermijn van 2 maanden - per 5 april 2014 middels dit schrijven op. Het gevolg daarvan is dat de overeenkomst per 5 april 2014 eindigt en wij daaraan niet meer gehouden zijn.
Conclusie beëindiging
De overeenkomst neemt een einde. Primair vanwege een beroep op partiële ontbinding, subsidiair vanwege de nietigheid van de overeenkomst als gevolg van strijdigheid met het mededingingsrecht en meer subsidiair vanwege opzegging.
De primaire ontbinding en de meer subsidiaire opzegging leiden tot een einde van de overeenkomst per 5 april 2014 en de subsidiaire nietigheid heeft terugwerkende kracht, hetgeen ertoe leidt dat de overeenkomst feitelijk nimmer heeft bestaan.
Naar ons primaire standpunt eindigt de overeenkomst dus per 5 april 2014. Nu de overeenkomst vanaf 5 april 2014 niet (meer) geldt / bestaat, behoeven wij niet meer te handelen naar de (rechten en verplichtingen als neergelegd in de) overeenkomst. Wij zullen dat vanaf dat moment dan ook niet meer doen.
Dit betekent concreet dat wij vrijdag 4 april 2014 onze laatste batch fase 1 compost zullen afnemen en dat de bunkers op 3 en 4 april 2014 niet meer met grondstoffen dienen te worden gevuld.