Executierecht. Verzoek om goedkeuring van de onderhandse executieverkoop van een onroerende zaak. Tweede verzoek, door de hypotheekgever, na intrekking van het eerste verzoek ter zitting, Bezwaar van de hypotheekhouder. Verzoeker is niet-ontvankelijk.
zaaknummer / rekestnummer: C/05/272241 / KG RK 14-863
Beschikking van de voorzieningenrechter van 21 oktober 2014
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SDC INVESTMENTS B.V.,
gevestigd te Zeewolde,
2. [verzoeker sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekers,
advocaat mr. G.H.G.M. van Berkel te ’s-Gravenhage,
en
de naamloze vennootschap
ING BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
verweerster,
advocaat mr. E. Netten te Amsterdam.
1 De beoordeling
1.1.
Het verzoekschrift strekt tot het verkrijgen van verlof als bedoeld in art. 3:268 lid 2 BW, om de onroerende zaak aan [adres landgoed] te [plaatsnaam] ondershands te verkopen volgens de bij het verzoek gevoegde koopovereenkomst, tussen verweerster enerzijds en anderzijds New Spring Ventures Limited, bestuurder van verzoekster sub 1, gevestigd op de Britse Maagdeneilanden, van wie verzoekster sub 2, de oorspronkelijke hypotheekgever, de bestuurder is, althans een door New Spring Ventures Limited nader te noemen meester.
1.2.
Bij faxbericht van 16 oktober 2014 heeft verweerster bezwaar gemaakt tegen het verzoek, met name tegen het in behandeling nemen ervan. Bij faxbericht van 16 oktober 2014 hebben verzoekers zich over het faxbericht van verweerster uitgelaten. Aldus zijn partijen voldoende in de gelegenheid geweest zich uit te laten over de vraag of verzoekers ontvankelijk zijn in hun verzoek.
1.3.
Bij beschikking van 2 oktober 2014 (zaaknummer C/05/272241 / KG RK 14-863) is verstaan dat een eerder verzoek van verzoekers van dezelfde strekking (tijdens de mondelinge behandeling van dat verzoek) is ingetrokken, en is voorts bepaald dat de openbare verkoop van de onroerende zaak zal plaatsvinden op 23 oktober 2014. Blijkens de beschikking zijn tijdens de behandeling meerdere potentiële kopers verschenen, klaarblijkelijk met het oog op de mogelijkheid ter zitting een gunstiger aanbod aan de voorzieningenrechter voor te leggen.
1.4.
De vraag is of dit tweede verzoek er toe moet leiden dat de veiling opnieuw vervalt. Voorop staat dat de mogelijkheid van onderhandse executie gegeven is als uitzondering op de hoofdregel van parate executie, namelijk openbare verkoop, met het oog op het bereiken van een zo hoog mogelijke opbrengst. Het is dan ook enkel in het belang van die opbrengst dat een verzoek als het onderhavige kan worden gedaan. Niet relevant is het belang van een bepaalde partij bij verwerving van het geëxecuteerde.
1.5.
De wet sluit niet met zoveel woorden uit dat een tweede verzoek kan worden gedaan. Maar uit het systeem van de wet volgt wel dat de wetgever onder ogen heeft gezien dat de mogelijkheid van onderhandse executieverkoop tot vertraging van de executie kan leiden en tot schade, en ook de mogelijkheid van misbruik in zich bergt. Gewezen zij op het vereiste een volledige koopakte bij het verzoek te voegen (artikel 548 lid 2 Rv), op de onmogelijkheid binnen één week voor de veiling nog een verzoekschrift in te dienen (artikel 548 lid 1 Rv) en op de schadeplichtigheid van de verzoeker bij afwijzing van een verzoek (artikel 548 lid 4 Rv). Verder is van belang dat na afwijzing van een verzoek de nieuwe veiling slechts veertien dagen tevoren moet worden bekend gemaakt (artikel 548 lid 4 Rv). Omdat biedingen bij de notaris veertien dagen voor de veiling moeten worden gedaan (artikel 547 lid 2 Rv) heeft de wetgever klaarblijkelijk niet willen faciliteren dat daaruit een nieuwe onderhandse koopovereenkomst tot stand komt. Dat een tweede verzoek kan worden gedaan ligt derhalve niet in de rede.
1.6.
Dit geldt te meer in een geval als het onderhavige waarin het de hypotheekgever is die opnieuw verzoekt en het eerdere verzoek heeft ingetrokken tijdens een mondelinge behandeling waarbij meerdere gegadigden voor de onroerende zaak zijn verschenen die een bod wilden doen. Het is verzoekers kennelijk niet te doen om het maximeren van de veilingopbrengst maar, zoals verweerster opwerpt, om het frustreren van de executieverkoop, althans om het verwerven van het geëxecuteerde door een aan hen gelieerde rechtspersoon. Dit betekent dat er sprake is van misbruik van recht zoals bedoeld in art. 3:13 Burgerlijk Wetboek. Verzoekers komt dan ook niet de bevoegdheid toe om het recht uit te oefenen dat zij nu geldend willen maken. De rechtbank zal hen niet ontvankelijk verklaren. Dit laatste betekent dat de voor 23 oktober 2014 voorgenomen veiling niet vervalt. New Spring Ventures Limited, althans haar meester, kan daar desgewenst een bod doen.
2 De beslissing
De voorzieningenrechter
verklaart verzoekers niet-ontvankelijk in hun verzoek,
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.D.A. den Tonkelaar en in het openbaar uitgesproken op 21 oktober 2014.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: