2.1.
[eiser] heeft bij ROC Rijn IJssel een kappersopleiding gevolgd. Op 20 mei 2008 deed hij praktijkexamen watergolven in het toenmalige schoolgebouw van ROC Rijn IJssel aan de [adres] . [eiser] heeft tijdens het examen het examenlokaal geïrriteerd verlaten. Op weg door de school heeft hij een dubbele, zelfsluitende klapdeur (verder: de klapdeur), bestaande uit twee houten frames met daarin glazen ruiten, geopend door tegen de bovenste ruit in een van die frames te duwen. Hij is daarbij met zijn rechterarm door het glas gebroken, waarbij peesletsel is ontstaan in de rechteronderarm.
2.2.
In opdracht van de verzekeraar van ROC Rijn IJssel heeft onderzoeksbureau CED Forensic B.V. een toedrachtsonderzoek gedaan naar het voornoemde ongeval op 20 mei 2008 (verder: het ongeval) en de bevindingen daarvan neergelegd in een rapport gedateerd 2 november 2010 (verder het CED-rapport). Bij dat rapport zitten onder andere de volgende bijlagen:
- Een verklaring van receptioniste [naam 1] (bijlage 4) met - voor zover hier van belang te volgende inhoud:
Op dinsdag 20 mei liep ik om 15.50 in de gang langs de kluisjes bij de achteruitgang bij de receptie. Ik hoorde achter mij een enorme klap waarna de glazen tochtdeur tussen de kantine en de gang in stukken mijn richting opvloog, het glas lag meters ver in de gang. Ik keek verschrikt om en zag onze deelnemer [eiser] uit klas P2a vloekend en tevens geschrokken en zwaar bloedend uit zijn rechterarm op mij afkomen.
- Een verklaring van receptioniste [naam 1] (bijlage 4) met - voor zover hier van belang te volgende inhoud:
Vragen [naam 1] (receptioniste), per adres […]
Mede naar aanleiding van het door haar opgemaakte verslag hebben wij de volgende vragen.
[…]
3. Waarom was [eiser] boos?
Hij vertelde dat hij boos was op mevrouw [naam 2] en naar buiten wilde om af te koelen. Hij was buiten zinnen, stond te vloeken en te tieren daarna zei hij dat hij dit helemaal niet had gewild maar dat hij juist naar buiten wilde om af te koelen. […]
9. Hoever lag het glas in de gang?
Ongeveer 3 meter.
- Een verklaring van [naam 3] (bijlage 7) met - voor zover hier van belang - de volgende inhoud:
Van : Dhr. [naam 3] , Coördinator bedrijfsbeveiligingsdiensten
Rapportage
Op dinsdag 20 mei 2008 was ik, Dhr. [naam 3] , ondersteunend coördinator, van de beveiligheidsdienst van het Rijn IJssel, werkzaam op locatie [adres] . […] Omstreeks 15:55 uur was ik bezig met administratieve werkzaamheden vanachter de computer op de werkplek van de beveiliging.
Ik zag dat een deelnemer, genaamd [eiser] uit groep P2A, nogal op een woeste manier de klapdeuren open gooide, naast de receptie. Ik zag dat de deelnemer, met zijn gehele rechteronderarm dwars door de ruit sloeg van de klapdeuren bij de kluisjes, tegenover de werkplek van de beveiliging. Dit zorgde voor veel glasschade. Mevr. [naam 1] receptioniste, was als eerste ter plaatse, omdat Mevr. [naam 1] dichtbij de deelnemer stond.
2.3.
Bij verzoekschrift gedateerd 3 augustus 2011 heeft [eiser] bij de rechtbank een verzoek ingediend, ertoe strekkende dat de rechtbank op de voet van artikel 1019w Rv (de deelgeschilprocedure) voor recht verklaart dat ROC Rijn IJssel en de naamloze vennootschap Reaal Schadeverzekeringen N.V. aansprakelijk zijn voor de schade die [eiser] lijdt als gevolg van het voornoemde ongeval op 20 mei 2008 (verder: het ongeval).
2.4.
Bij beschikking van 5 maart 2012 met rekestnummer: 219167 / HA RK 11-243 heeft de rechtbank het verzoek afgewezen omdat - kort weergegeven - de beoordeling van de voorgelegde aansprakelijkheidsvraag nadere instructie vergt die het bestek van een deelgeschil te buiten gaat en het verzoek daarom afstuit op artikel 1019z Rv. De rechtbank heeft de kosten van de behandeling van het verzoek aan de zijde van [eiser] op grond van artikel 1019aa Rv begroot op € 4.319,30.
2.7.
Bij beschikking van 30 juli 2012 is door de rechtbank Arnhem een deskundige, ing. [naam 4] , bouwkundige bij Köhler Peutz geveltechniek (verder de deskundige), benoemd. Op 1 augustus 2013 is een voorlopig deskundigenbericht uitgebracht en na aanvullende vragen van partijen is op 10 januari 2014 een definitief deskundigenbericht (verder: het deskundigenbericht) uitgebracht. Daarin zijn onder andere de volgende vragen beantwoord:
-
Kunt u vaststellen welk type glas aanwezig is geweest in de deur ten tijde van het ongeval?
-
Met welke mate van waarschijnlijkheid kunt u dit vaststellen?
-
Wilt u zo uitgebreid mogelijk beschrijven en motiveren welke aspecten bij het vormen van uw oordeel een rol spelen?
-
Voldeed de deur naar uw oordeel aan de bouwtechnische normen die voor een deur in een schoolgebouw van toepassing waren? Wilt u uw antwoord motiveren?
-
Indien, en zover uw antwoord op vraag 4 zou luiden dat enige bouwtechnische norm niet is nageleefd, wilt u dan aangeven óf en zo ja, in hoeverre dit tot het ontstaan van het letsel dat [eiser] in deze heeft opgelopen, heeft bijgedragen?
De deskundige heeft de laatste vraag beantwoord met de conclusie dat “verwonding, met welke veiligheidsbeglazing volgens NEN 3569 dan ook, niet was te voorkomen bij de op het ruitvlak uitgeoefende betasting”. Ter onderbouwing van deze conclusie is in het deskundigenrapport opgenomen:
NEN 3569 is uitsluitend van toepassing voor die situaties waarin, bij normaal gebruik, een ongeluk kan gebeuren en dan een veilig breukgedrag van het glas zal plaatsvinden. Bij een dynamische belasting dient men te kijken naar de NEN EN 356, zijnde glas voor gebouwen, beveiligingsbeglazing, waarbij het toepassingsgebied van de norm als volgt is. De desbetreffende norm NEN EN 356 heeft betrekking op testmethodes voor beveiliging beglazing, ontworpen om bestand te zijn tegen acties om personen of objecten voor een korte tijd te beschermen tegen impact. Deze impact wordt weergegeven in klassen. Een harde vuistslag tegen de ruit kan worden vergeleken met de impactklasse PIA, volgens NEN EN 356. Bij deze klasse wordt gekeken in hoeverre een ruit bestand is tegen de impact van een stalen kogel met een diameter van 100 mm en een gewicht van 4,11 kg, welke met een valhoogte van 1500 mm op de tuit wordt losgelaten. Uit beproevingen blijkt dat standaard floatglas, draadglas, gehard veiligheidsglas, brandwerend gelaagd glas 7 mm en gelaagd veiligheidsglas 33.1 (2 lagen floatglas met een handelsdikte van 3 mm verbonden door een enkele PVB-folie met een dikte van 0,38 mm) volgens NEN 3569 hier niet tegen bestand zijn. De ruiten zullen doorboord worden en in het onderhavige geval zal verwonding optreden. Derhalve kan worden gesteld dat de ruiten in alle gevallen doorboord zullen zijn indien een krachtige dynamische geconcentreerde belasting zou zijn losgelaten op veiligheidsbeglazing volgens NEN 3569 De door de deskundige uitgevoerde proeven met een kogel van slechts 1 kg hebben bij een valhoogte van 1500 mm zowel bij float- als bij gehard veiligheidsglas geleid tot breuk en doorboring. Hierbij dient te worden aangetekend dat wanneer gehard glas zou zijn toegepast, verwonding zou zijn ontstaan. Immers, er is met grote kracht door de ruit geslagen en wanneer de impact dicht bij de deurstijl zou hebben plaatsgevonden kunnen schollen aaneengehaakte korrels, die bovendien worden geborgd door de kitranden waarmee de ruit in de sponning is bevestigd, scherp zijn en insnijden. Wanneer het aangehaalde gewapend glas (draadglas) zou zijn toegepast, zou de verwonding ernstiger geweest zijn. Het draadglas wordt immers doorboord, doch de draden blijven voor een groot deel in het glas aanwezig. Bij het terugtrekken van de arm door de opening in het draadglas zal de arm het draad tegenkomen die als een soort weerhaken het uittrekken van de arm drastisch zal bemoeilijken. Ook zou het gelaagd brandwerend glas, zoals is voorgesteld in de offertes van de deuren die wel brandwerend waren uitgevoerd en zouden voldoen aan hetgeen in NEN 3569 is omschreven, zijn doorboord. Ook bij dit gelaagde glas, dat voldoet aan de NEN 3569, zou scherfwerking zijn ontstaan, waarbij de scherfwerking dramatischer zou kunnen zijn dan die van een enkele floatglasruit, omdat het hier dan een gelaagde uitvoering betreft met mogelijk dubbele scherpe punten.