Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBGEL:2021:4072

Rechtbank Gelderland
28-07-2021
20-02-2023
AWB - 20 _ 837
Hoger beroep: ECLI:NL:RVS:2023:504, Bekrachtiging/bevestiging
Bestuursrecht
Eerste aanleg - enkelvoudig

Weigering handhavingsverzoek dierenpension.

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem

Bestuursrecht

zaaknummer: AWB 20/837

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bronckhorst, verweerder
(gemachtigde: mr. L.J. Oude Lenferink).

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [derde-partij], [derde-partij], te [woonplaats].

Procesverloop

Bij besluit van 23 juli 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser om handhavend op te treden afgewezen.

Bij besluit van 9 januari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser deels niet-ontvankelijk en deels ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 juni 2021. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Derde-partij is niet verschenen.

Overwegingen


Feiten

1. Sinds 2004 exploiteert derde-partij op het perceel [locatie] te [woonplaats] een dierenpension onder de naam ‘[naam]’. Op het perceel bevinden zich onder meer een bedrijfsruimte, drie afzonderlijke buitenruimtes voor in totaal 50 honden en een terrein waar een vijver is aangelegd. De vijver wordt gebruikt door honden die in het dierenpension verblijven.

1.1

Eiser woont op het adres [locatie], op ongeveer 200 meter van het dierenpension. De afstand tussen de woning van eiser en de buitenverblijven voor de honden bedraagt ongeveer 250 meter. Eiser heeft vanuit zijn woning een (nagenoeg) onbelemmerd zicht op de buitenverblijven voor de honden, de bedrijfsruimte en de vijver.

1.2

Op 19 november 2018 heeft eiser verweerder verzocht om handhavend op te treden tegen (het gebruik van) de vijver, het uitblijven van een milieumelding, het overschrijden van geluidsvoorschriften en de uitgebreide bedrijfsvoering van het dierenpension op doordeweekse dagen.


De hoorzitting van de bezwaarschriftencommissie

2. Eiser betoogt dat aan de hoorzitting van de bezwaarschriftencommissie, die op 21 oktober 2019 heeft plaatsgevonden, onrechtmatigheden kleven.

Daartoe stelt eiser dat een van de secretarissen ten onrechte in de samenstelling zat van de bezwaarschriftencommissie. Blijkens de brief van de voorzitter van 17 september 2019, bij welke belanghebbenden en verweerder zijn opgeroepen om te verschijnen, was de secretaris immers niet uitgenodigd.

Ook wijst eiser erop dat verweerder twee secretarissen heeft aangewezen, wat volgens eiser ertoe heeft geleid dat de mening van de voorzitter met een meerderheid van stemmen terzijde kon worden geschoven en in feite is geadviseerd over eigen besluitvorming.

Verder wijst eiser erop dat het aanwijzen van twee secretarissen ertoe heeft geleid dat de ene secretaris kon notuleren, terwijl de andere actief kon deelnemen aan de hoorzitting. Volgens eiser is de taak van een secretaris enkel om te notuleren en treedt een secretaris buiten zijn bevoegdheid wanneer hij actief deelneemt aan de hoorzitting. Daarbij wijst eiser er nog op dat de secretaris die actief deelnam ook het verslag van de hoorzitting heeft ondertekend.

2.1

De rechtbank ziet in het betoog van eiser geen grond voor het oordeel dat aan de hoorzitting van de bezwaarschriftencommissie van 21 oktober 2019 onrechtmatigheden kleven.

Eisers beroep op het ontbreken van een uitnodiging voor één van de secretarissen die aanwezig was tijdens de hoorzitting, kan hem niet baten. Artikel 10, eerste lid, van de Verordening Commissie Bezwaarschriften Gemeente Bronckhorst (hierna: Verordening) bepaalt dat de voorzitter de belanghebbenden en het verwerend orgaan ten minste twee weken voor de zitting schriftelijk uitnodigt. De voorzitter heeft dus niet de verplichting om ook een schriftelijke uitnodiging te versturen aan een secretaris van de bezwaarschriftencommissie. Deze kunnen zonder uitnodiging aan de hoorzitting deelnemen.

Ook eisers stelling dat de mening van de voorzitter door de aanwezigheid van twee secretarissen kon worden overstemd, is onjuist. In artikel 16, eerste lid, onder a, van de Verordening staat dat de commissie bij meerderheid van stemmen over het uit te brengen advies beslist. Uit artikel 3 van de Verordening volgt verder dat de commissie bestaat uit een voorzitter en leden. In artikel 4 van de Verordening worden de secretarissen genoemd. Hieruit volgt dat de secretarissen geen leden van de commissie zijn en dus geen stem hebben bij het uitbrengen van het advies. Omdat de secretaris dus geen stem heeft, kan deze de voorzitter ook niet overstemmen. De secretaris ondersteunt de commissie alleen bij de uitvoering van zijn taken.

Verder leidt eisers stelling dat een secretaris onbevoegd is om actief deel te nemen aan een hoorzitting van de bezwaarschriftencommissie ook niet tot het door hem gewenste resultaat.

In de wet of in de Verordening wordt actieve deelname van een secretaris tijdens de hoorzitting niet aan banden gelegd. Dat het verslag van de hoorzitting door een secretaris wordt ondertekend, zoals volgt uit artikel 14, vijfde lid, van de Verordening, maakt dit niet anders. Dit zegt immers niets over de rol die de secretaris moet innemen tijdens de hoorzitting.

Het betoog van eiser slaagt niet.

Het verslag van de hoorzitting van de bezwaarschriftencommissie

3. Eiser betoogt dat het verslag van de hoorzitting van de bezwaarschriftencommissie van 21 oktober 2019 onvolledig en op diverse punten onjuist is. Volgens eiser blijkt dit uit de geluidsopnamen waarover hij beschikt. Eiser verzoekt de rechtbank dan ook om deze opnamen te beluisteren.

3.1

In artikel 7:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) staat dat van het horen een verslag wordt gemaakt.

Artikel 14 van de Verordening luidt als volgt:

“1 Het verslag als bedoeld in artikel 7:7 van de Awb vermeldt de namen van de aanwezigen en hun hoedanigheid.

2 Het verslag houdt een zakelijke vermelding in van wat over en weer is gezegd en wat verder ter zitting is voorgevallen.

3 Indien de zitting geheel of gedeeltelijk met gesloten deuren plaatsvond, of indien belanghebbenden, respectievelijk hun gemachtigden niet in elkaars tegenwoordigheid zijn gehoord, maakt het verslag hiervan melding.

4 Het verslag verwijst naar de op de zitting overgelegde bescheiden, die aan het verslag kunnen worden gehecht.

5 Het verslag wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de commissie.”

3.2

De rechtbank stelt vast dat van de hoorzitting, die op 21 oktober 2019 heeft plaatsgevonden, een verslag is gemaakt. Daarmee is voldaan aan de eis van artikel 7:7 van de Awb. Ook is voldaan aan de eisen van artikel 14, tweede lid, van de Verordening. Aan de specifiek op het verslag betrekking hebbende rechtsregels is dus voldaan.

De omstandigheid dat het verslag, naar eiser stelt, een onvolledige en onjuiste weergave is van wat is gezegd tijdens de hoorzitting, kan als zodanig niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. De rechtbank ziet daarom, anders dan eiser graag wil, geen reden om de geluidsopnamen die eiser van de hoorzitting heeft gemaakt op te vragen.
Het betoog van eiser slaagt niet.


Integriteit, onafhankelijkheid en onpartijdigheid

4. Eiser betoogt dat verweerder en de bezwaarschriftencommissie niet integer, onafhankelijk en onpartijdig zijn. Dit blijkt volgens eiser uit de geluidsopnamen waaruit kan worden opgemaakt dat ambtenaren die aanwezig waren tijdens de hoorzitting van 21 oktober 2019 hebben gezegd dat ‘men zich niet aan de voorschriften hoeft te houden tijdens de hoorzitting’, ‘Weustenenk eigenlijk wel gelijk heeft’ en ‘zij hun tong er bijna afbijten’. Daarnaast zijn complimenten gegeven over de inbreng van één van de ambtenaren tijdens de hoorzitting bij welke is uitgesproken: ‘dat heb je goed gezegd’.

4.1

De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat verweerder dan wel de bezwaarschriftencommissie niet integer, onafhankelijk of onpartijdig is. Zelfs niet als ervan wordt uitgegaan dat de ambtenaren die aanwezig waren tijden de hoorzitting van 21 oktober 2019 de woorden hebben uitgesproken waarvan eiser hen beticht. Hiervoor zijn de door eiser aangehaalde uitspraken, zonder weergave van de context waarin deze uitspraken zijn gedaan, onvoldoende. Eiser heeft niet geconcretiseerd over welke voorschriften werd gesproken, op welk(e) punt(en) eiser in het gelijk werd gesteld, om welke reden(en) de ambtenaren ‘hun tong wilden afbijten’ en waarvoor de ambtenaar werd gecomplimenteerd.

Het betoog van eiser slaagt niet.


In de besluitvorming betrokken documenten
5. Eiser betoogt dat in de besluitvorming ten onrechte documenten zijn meegenomen die geen onderdeel uitmaken van deze procedure.

5.1

De rechtbank stelt vast dat eiser niet heeft geconcretiseerd welke documenten verweerder volgens hem niet had mogen betrekken en wat hiervoor de reden is. Eisers stelling dat verweerder bepaalde documenten ten onrechte heeft betrokken, leidt reeds daarom niet tot het door hem gewenste resultaat.
Voor zover eiser stelt dat verweerder in zijn besluitvorming enkel documenten mag betrekken die zien op deze procedure, volgt de rechtbank deze stelling niet. De enkele omstandigheid dat documenten niet zijn voortgekomen uit of betrekking hebben op deze procedure, betekent immers nog niet dat verweerder deze documenten in het geheel niet mag gebruiken om de standpunten in de in deze procedure genomen besluitvorming te onderbouwen. Nog daargelaten dat eiser in zijn zienswijze van 18 juni 2019 en het bezwaarschrift van 8 augustus 2019 zelf een beroep heeft gedaan op diverse documenten uit andere procedureswaardoor verweerder gehouden was om deze documenten in zijn besluitvorming te betrekken.
Het betoog van eiser slaagt niet.

De brief van 22 mei 2018

6. Eiser betoogt dat verweerder het handhavingsverzoek van 22 mei 2018 ten onrechte niet in behandeling heeft genomen.

6.1

De rechtbank stelt vast dat de brief van eiser van 22 mei 2018 is overgelegd als nader stuk in de bezwaarprocedure die heeft geleid tot de beslissing op bezwaar van 6 december 2018 bij welke de weigering om handhavend op te treden op eisers verzoek van 8 mei 2013 is gehandhaafd.
In deze brief is geen verzoek om handhaving te lezen. Eiser schetst in de brief immers enkel het verloop van besluitvormings- en beroepsprocedures die betrekking hadden op het dierenpension, de tekortkomingen in en de voor hem onbevredigende gevolgen van deze procedures, de aanhoudende overlast die volgens hem uitgaat van het dierenpension en de onwil van verweerder om hiertegen handhavend op te treden.
Het betoog van eiser slaagt daarom niet.


Mailwisseling tussen eiser en ambtenaar

7. Eiser betoogt dat verweerder op de hoogte is van de overlast die uitgaat van het perceel van derde-partij en de onrechtmatigheden die zich hebben afgespeeld tijdens de hoorzitting van 21 oktober 2019. Dit onderbouwt eiser met een afschrift van een mailwisseling tussen hem en een ambtenaar van de gemeente Bronckhorst van 7 februari en 9 maart 2020.

7.1

Bij mail van 7 februari 2020 heeft eiser kritiek geuit op het handelen van verweerder en de bezwaarschriftencommissie in eerdere besluitvormings- en beroepsprocedures. In deze mail gaf eiser aan dat bij verweerder en de bezwaarschriftencommissie sprake is van integriteits- en objectiviteitsproblemen. Eiser wijst hiervoor met name op de geluidsopnamen van de hoorzitting van 21 oktober 2019 en citeert wat achter gesloten deuren door de daar aanwezige ambtenaren is gezegd. Verder vraagt eiser de betrokken ambtenaar van de gemeente om in te gaan op diverse vragen.

In de mail van 9 maart 2020 heeft de betrokken ambtenaar hierop geantwoord. In deze mail staat dat een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State wordt afgewacht alvorens wordt ingegaan op de vragen van eiser. Voorgesteld is om na de verwachte uitspraak met eiser in gesprek te gaan over de zorgen die hij heeft geuit.

7.2

Naar het oordeel van de rechtbank geeft deze mailwisseling tussen eiser en de betrokken ambtenaar er geen blijk van dat er een onrechtmatigheid kleeft aan het bestreden besluit.
Dat verweerder ervan op de hoogte is dat eiser overlast ervaart van de dierenopvang die derde-partij exploiteert, betekent nog niet dat derde-partij in overtreding is waardoor verweerder in beginsel gehouden is om handhavend op te treden. Daarvoor is immers in ieder geval nodig dat de door eiser ervaren overlast in strijd is met een algemeen verbindend voorschrift. Dat dit zo is heeft eiser niet onderbouwd.

Eisers stelling dat verweerder op de hoogte is van onrechtmatigheden die volgens eiser hebben plaatsgevonden tijdens de hoorzitting van 21 oktober 2019, leiden ook niet tot het door eiser beoogde resultaat. Niet gebleken is immers dat de gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden tijdens de hoorzitting, zowel in openbare vorm als achter gesloten deuren, leiden tot vaststelling van een onrechtmatigheid.

Het betoog van eiser slaagt niet.

Akoestisch onderzoek

8. Eiser betoogt dat verweerder een akoestisch onderzoek had moeten laten verrichten omdat de bedrijfssituatie is gewijzigd. Volgens eiser had verweerder moeten meten of deze wijziging leidt tot nadelige gevolgen voor het milieu. Eiser stelt dat derde-partij immers niet voor niets op 9 april 2019 een milieumelding heeft gedaan.

8.1

Tussen partijen is niet in geschil dat de bedrijfssituatie van het dierenpension van derde-partij is gewijzigd. Derde-partij ving in het verleden enkel honden op in vakantieperiodes en op zon- en feestdagen, terwijl nu deze opvang sporadisch plaatsvindt en derde-partij zich vooral richt op dagopvang.

Op grond van de voorschriften van de revisie-vergunning van 6 juli 2010 is het derde-partij toegestaan om maximaal 50 volwassen honden op te vangen in het dierenpension. Aan deze vergunningverlening ligt een akoestisch rapport ten grondslag van 2 februari 2010 waarin wordt geconcludeerd dat het dierenpension, zoals aangevraagd, voldoet aan de maximale geluidsniveaus. Dit geldt dus ook wanneer sprake is van een volle bezetting van 50 honden. De wijziging van de bedrijfssituatie zoals hierboven weergegeven en de milieumelding van
9 april 2019 betekent niet dat nu meer honden aanwezig zijn en dus het akoestisch onderzoek van destijds niet juist meer is. Verweerder heeft dan ook geen reden hoeven zien om een nieuw akoestisch onderzoek te verrichten.
Het betoog van eiser slaagt niet.


Verzoek herziening maatwerkvoorschriften en bestemmingsplan

9. Eiser verzoekt om herziening van de aan derde-partij opgelegde maatwerk-voorschriften en het ter plaatse geldend bestemmingsplan.

9.1

Deze procedure ziet op de weigering van eisers verzoek van 19 november 2018 om handhavend optreden. Er is geen ruimte voor de rechtbank om eisers verzoek om herziening van de bij besluit van 30 november 2017 opgelegde maatwerkvoorschriften en het bij besluit van 17 mei 2017 vastgestelde bestemmingsplan ‘Landelijk gebied Bronckhorst’ te bespreken. Dit maakt immers geen onderdeel uit van deze procedure.


Conclusie

10. Uit het voorgaande blijkt dat geen aanknopingspunten bestaan dat verweerder, de bezwaarschriftencommissie of onder hen werkzame ambtenaren onrechtmatig hebben gehandeld. Van vooringenomenheid bij de besluitvorming is ook niet gebleken. Verder heeft verweerder het verzoek van eiser om te handhaven mogen afwijzen. Omdat er dus geen aanknopingspunten zijn dat verweerder niet juist heeft gehandeld, is het beroep ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.W.P. van Gastel, rechter, in aanwezigheid van mr. T. Gelo, griffier.

De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:

griffier

rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.