Is het beroep ontvankelijk?
2. Verweerder stelt dat zij niet in gebreke is omdat de rechtbank in de uitspraak van
18 mei 2021 geen termijn heeft gesteld waarbinnen een nieuwe beslissing op bezwaar genomen moet worden. Dit is niet juist omdat een bestuursorgaan bij de vernietiging van een besluit door de bestuursrechter waarbij de bestuursrechter geen – nieuwe – termijn stelt voor het nemen van een nieuw besluit in beginsel moet beslissen binnen dezelfde termijn als de termijn die gold voor het nemen van het vernietigde besluit, aldus de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.1
2.1.
De beslistermijn van het vernietigde besluit bedroeg gelet op artikel 7:10, eerste lid, van de Awb twaalf weken omdat er een adviescommissie was ingesteld. Dat betekent dat voor de nieuwe beslissing op bezwaar ook een beslistermijn van twaalf weken geldt. Uit de stukken blijkt niet dat verweerder de beslissing voor ten hoogste zes weken heeft verdaagd of dat er een andere beslistermijn zou (moeten) gelden.
2.2.
Uit de stukken blijkt dat verweerder niet binnen de beslistermijn opnieuw op het bezwaar heeft beslist, dat verweerder na afloop van deze termijn bij brief van 4 oktober 2021 in gebreke is gesteld en dat het beroep meer dan twee weken daarna, op 5 november 2021, door de rechtbank is ontvangen. Omdat verweerder niet binnen twee weken na ontvangst van de ingebrekestelling opnieuw op het bezwaar heeft beslist, en nog altijd niet heeft beslist, is het beroep ontvankelijk en gegrond.
Welke beslistermijn moet aan verweerder worden opgelegd?
3. Omdat verweerder nog geen (nieuwe) beslissing op bezwaar heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet verweerder dit doen binnen twee weken na de verzending van deze uitspraak. Dat de evaluatie van de bevindingen van de jeugdontmoetingsplek nog niet is afgerond en dat als de jeugdontmoetingsplek voortgezet wordt dit mogelijk op een zitting bij de bezwaarschriftencommissie in januari 2022 gepland wordt, zijn geen bijzondere omstandigheden die leiden tot een langere beslistermijn.
Welke dwangsom wordt aan verweerder opgelegd?
4. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100 moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000.
Stelt de rechtbank de bestuurlijke dwangsom vast?
5. Eiser heeft verzocht om de al verbeurde dwangsom vast te stellen. Als een bestuursorgaan een besluit niet op tijd neemt, moet het bestuursorgaan op grond van artikel 4:17 van de Awb aan de aanvrager een dwangsom betalen voor elke dag dat het te laat is, voor maximaal 42 dagen. De rechtbank stelt vast dat verweerder de maximale dwangsom van € 1.442 volledig heeft verbeurd.
6. Gelet op het vorenstaande is het beroep kennelijk gegrond. Dat betekent dat eiser gelijk krijgt. De rechtbank ziet geen aanleiding om inhoudelijk op de zaak te beslissen en de bestreden vergunning te vernietigen.