vonnis
Team kanton en handelsrecht
zaakgegevens 9499452 \ CV EXPL 21-8479 \ 693\415
uitspraak van
[eisende partij]
wonende te [woonplaats]
eisende partij in verzet in conventie
eisende partij in reconventie
gemachtigde mr. M.P. Harten
de publiekrechtelijke rechtspersoon Gemeente Arnhem
zetelende te Arnhem
gedaagde partij in verzet in conventie
verwerende partij in reconventie
gemachtigde mr. M.B.J. Thijssen
Partijen worden hierna [eisende partij] en Gemeente Arnhem genoemd.
1 De procedure
1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 20 juli 2022 en de daarin genoemde processtukken
- de akte aan de zijde van Gemeente Arnhem met producties 13 tot en met 17
- de akte aan de zijde van [eisende partij] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling van het geschil in verzet in conventie en in reconventie
2.1.
De kantonrechter blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in het tussenvonnis van 20 juli 2022.
2.2.
De kantonrechter komt eerst toe aan het verweer van [eisende partij] tegen de door Gemeente Arnhem overgelegde producties en de door haar genomen akte.
2.3.
[eisende partij] heeft gesteld dat Gemeente Arnhem in strijd met het bepaalde in voormeld tussenvonnis en in strijd met de goede procesorde heeft gehandeld door integraal de dagvaarding van 15 december 2017 in het geding te brengen en in randnummers 5 tot en met 12 uitvoerig haar standpunt te bepleiten. Het had volgens [eisende partij] voor Gemeente Arnhem processueel op haar weg gelegen om dit al vóór de mondelinge behandeling van 21 juni 2022 in het geding te brengen en te bepleiten. Haar belangen worden door de handelwijze van Gemeente Arnhem onevenredig geschaad, aldus [eisende partij] . Zij verzoekt om productie 13 buiten beschouwing te laten, alsmede hetgeen in randnummers 5 tot en met 12 in de akte van Gemeente Arnhem is weergegeven. Subsidiair verzoekt [eisende partij] om een mondelinge behandeling te bepalen, zodat zij de gelegenheid heeft om verweer te voeren op hetgeen Gemeente Arnhem met haar akte rauwelijks naar voren heeft gebracht.
2.4.
Zoals terecht door [eisende partij] is gesteld, staat deze gang van zaken op gespannen voet met het bepaalde in de artikelen 21 en 111 lid 3 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv), dat partijen verplicht om in een zo vroeg mogelijk stadium van de procedure alle voor de beslechting van het geschil relevante feiten en gronden aan te voeren. Naar het oordeel van de kantonrechter is voormelde gang van zaken in strijd met de beginselen van een goede procesorde, nu niet is gebleken, mede gelet op voormeld tussenvonnis, dat er gronden zijn die een uitzondering op het bepaalde in voormelde artikelen rechtvaardigen. Vanwege het voorgaande laat de kantonrechter voormelde dagvaarding met producties en de inhoud van de randnummers 5 tot en met 12 buiten beschouwing.
2.5.
Zoals reeds in voormeld tussenvonnis is overwogen, wordt [eisende partij] in de gelegenheid gesteld bewijs te leveren van haar stelling dat zij, in afwijking van hetgeen in de huurovereenkomsten is overeengekomen, andersluidende mondelinge afspraken gemaakt zou hebben met Gemeente Arnhem. De kantonrechter stelt haar in de gelegenheid bewijs te leveren van haar stelling en verwijst de zaak naar de rol voor uitlating hieromtrent.
2.6.
Mocht [eisende partij] er in slagen om voornoemd bewijs te leveren, dan is het van belang om vast te stellen of Gemeente Arnhem, in afwijking van hetgeen partijen zijn overeengekomen, de gehuurde ruimtes aan derden (om niet) in gebruik heeft gegeven of dat derden, waaronder de Margarethaschool, de betreffende ruimtes in gebruik hebben genomen en dat [eisende partij] daardoor schade heeft geleden. Om proceseconomische redenen zal de kantonrechter deze bewijsopdrachten reeds nu geven.
2.7.
De kantonrechter geeft partijen nogmaals in overweging om, mede gelet op hetgeen in voormeld tussenvonnis en hiervoor reeds is overwogen, te proberen overeenstemming te bereiken (gelet op de duur van de procedure, de kosten die ermee gemoeid zullen zijn en het tijdsverloop). De kantonrechter zal [eisende partij] , indien partijen niet tot een minnelijke regeling komen, in de gelegenheid stellen om bewijs te leveren van haar stellingen, zoals hiervoor onder r.ovv. 2.5. en 2.6. is weergegeven.
2.8.
In afwachting van de eventuele bewijslevering wordt iedere verdere beslissing aangehouden.
3 De beslissing
in verzet in conventie en reconventie
3.1.
stelt [eisende partij] in de gelegenheid te bewijzen dat zij, in afwijking van hetgeen in de huurovereenkomsten is overeengekomen, andersluidende mondelinge afspraken gemaakt heeft met Gemeente Arnhem;
3.2.
stelt [eisende partij] in de gelegenheid te bewijzen dat Gemeente Arnhem, in afwijking van hetgeen partijen zijn overeengekomen, de gehuurde ruimtes aan derden (om niet) in gebruik heeft gegeven of dat derden, waaronder de Margarethaschool, de betreffende ruimtes in gebruik hebben genomen en [eisende partij] daardoor schade heeft geleden;
3.3.
bepaalt dat [eisende partij] zich op de rolzitting van woensdag 21 december 2022 schriftelijk kan uitlaten over de vraag hoe zij het bewijs wil leveren;
3.4.
bepaalt dat [eisende partij] , als zij bewijs wil leveren door middel van schriftelijke stukken, deze op de hiervoor vermelde rolzitting over moet leggen;
3.5.
bepaalt dat [eisende partij] , als zij bewijs door getuigen wil leveren, de naam en woonplaats van de te horen getuigen moet opgeven met de verhinderdata van haarzelf, haar gemachtigde en de getuigen en zo mogelijk van de tegenpartij, waarna een dag voor het getuigenverhoor zal worden vastgesteld;
3.6.
bepaalt dat, als een getuigenverhoor wordt gehouden, beide partijen daarbij aanwezig moeten zijn om eventueel aansluitend aan het verhoor de zaak te bespreken en om te kijken of een schikking mogelijk is;
3.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. A.J. Weerkamp-Beens en in het openbaar uitgesproken op
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|