Beoordeling door de rechtbank
2. Op de percelen van eiser worden gladiolen en lelies geteeld. In juni 2020 en juli 2020 hebben edelherten schade aan deze gewassen toegebracht. Wiberg taxaties heeft de schade getaxeerd op € 34.680 en € 5.000. Het college heeft geweigerd om de schade te vergoeden, omdat eiser niet tijdig een deugdelijk raster heeft geplaatst om de schade door edelherten te voorkomen en beperken en niet tijdig en op deugdelijke wijze een ontheffing voor schadebestrijding heeft aangevraagd. Het college vindt dat eiser op de schadepercelen onvoldoende maatregelen heeft getroffen of inspanningen heeft verricht om de schade te voorkomen of te beperken. Eiser is het daar niet mee eens. Op zijn beroepsgronden zal de rechtbank hierna ingaan.
2.1.
De rechtbank komt tot het oordeel dat de beroepen ongegrond zijn. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.
2.2.
De voor de beoordeling van de beroepen belangrijke wettelijke regels en beleidsregels zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3. De aanvragen zijn ingediend door eiser. Daarop is aangegeven dat de schadepercelen niet zijn gekoppeld aan een geldige pachtovereenkomst. Op de zitting is bevestigd dat eiser een agrarisch bedrijf heeft en dat hij eigenaar is van deze percelen, maar dat deze feitelijk in gebruik waren bij De Geus. Op basis van artikel 3, derde lid, van de Beleidsregels tegemoetkoming faunaschade Gelderland (Beleidsregels) kan slechts de eigenaar of de pachter op basis een door de grondkamer goedgekeurde of ter registratie ingezonden (teelt)pachtovereenkomst een verzoek om schadevergoeding indienen. Gelet hierop gaat de rechtbank er vanuit - evenals het college heeft gedaan - dat eiser als indiener van de aanvragen als belanghebbende heeft te gelden.
4. Op grond van artikel 6.1 van de Wet natuurbescherming (Wnb) heeft het college tot taak om in voorkomende gevallen tegemoetkomingen in faunaschade te verlenen. Dit artikel biedt het college beoordelingsruimte waaraan het invulling heeft gegeven door middel van de Beleidsregels. In de Beleidsregels staat als voorwaarde voor het toekennen van een tegemoetkoming dat de aanvrager de schade niet had kunnen voorkomen en beperken door het treffen van maatregelen of inspanningen die redelijkerwijs van hem gevraagd kunnen worden. Dergelijke maatregelen of inspanningen kunnen onder meer zijn het toepassen van een verleende ontheffing voor schadebestrijding en voor kapitaalintensieve teelten de inzet van een deugdelijk raster.1
4.1.
De rechtbank stelt voorop dat zij de onder 4 genoemde voorwaarden voor een tegemoetkoming uit de Beleidsregels niet onredelijk acht. Eveneens is de rechtbank van oordeel dat het vereiste dat de aanvrager maatregelen of inspanningen treft die redelijkerwijs van hem gevraagd kunnen worden impliceert dat deze maatregelen preventief, dat wil zeggen voor het ontstaan van de schade, worden getroffen, of, ter beperking van verdere schade, uiterlijk op de dag waarop de schade is geconstateerd. Verder is de rechtbank van oordeel dat uit artikel 4, eerste lid, in verbinding met het derde lid, aanhef en onder a, van de Beleidsregels volgt dat de weigering op inhoudelijke gronden van een op deugdelijke wijze en tijdig aangevraagde ontheffing een afzonderlijk vereiste is, waaraan moet zijn voldaan om voor een tegemoetkoming in aanmerking te komen.
4.2.
Eiser betoogt tevergeefs dat de Beleidsregels niet redelijk zijn omdat het college verlangt dat schade door maatregelen altijd wordt voorkomen en het college daardoor nooit tot vergoeding hoeft over te gaan. Op de zitting heeft het college toegelicht - en door eiser is ook niet betwist - dat zich wel gevallen hebben voorgedaan waarbij tegemoetkomingen zijn uitgekeerd voor schade aan kapitaalintensieve teelt. Het betoog van eiser mist dan ook feitelijke grondslag.
Deugdelijk raster?
5. Eiser stelt allereerst dat het college hem ten onrechte tegenwerpt dat hij geen deugdelijk raster heeft geplaatst. Hij stelt dat hij in dit opzicht een maximale inspanning heeft geleverd om schade te voorkomen. Ter plaatse was een hekwerk geplaatst dat is ontworpen in samenspraak met jager [F] (jager) en door mensen met kennis van zaken. Normaliter zijn de genomen maatregelen voldoende om de herten van de percelen te weren. Duidelijke voorschriften waar een dergelijk hekwerk aan zou moeten voldoen om in aanmerking te komen voor de vergoeding zijn er niet. Eiser is nooit geïnformeerd en heeft bij het college nooit kunnen informeren over de geldende eisen voor een dergelijk raster. De bestreden besluiten zijn niet zorgvuldig tot stand gekomen en niet goed gemotiveerd. De hekwerken die er stonden waren 2,75 meter hoog, wat onder normale omstandigheden toereikend is. Door uitzonderlijke droogte en voedselschaarste in 2020 zijn de herten door of over de rasters gekomen hetgeen onder normale weersomstandigheden niet zou zijn gebeurd, aldus eiser.
5.1.
Het college heeft in het verweerschrift er op gewezen dat BIJ122 ter voorlichting van grondgebruikers de Faunaschade Preventiekit (Preventiekit) heeft vastgesteld en geplaatst op de website van BIJ12, www.bij12.nl. Hier zijn voor de verschillende schadeveroorzakende dieren per gewas maatregelen opgesomd die de grondgebruiker kan treffen om de schade zo veel mogelijk te voorkomen of te beperken. Om vraatschade aan bloemen door edelherten te voorkomen of te beperken zijn op de website de volgende maatregelen vermeld: vlaggen en linten, flitslampen en flitsmolens, knalapparaten, gaasrasters, elektrische draadrasters en elektrische netwerken/Euronetten en afschot en populatiebeheer.
5.2.
Niet in geschil is dat teelt van gladiolen en lelies als kapitaalintensieve teelten in de zin van artikel 4, tweede lid, van de Beleidsregels moeten worden aangemerkt en evenmin is in geschil dat edelherten in grote aantallen voorkomen op de Veluwe. De bij eiser in gebruik zijnde percelen maken deel uit van de Veluwe. Ook is niet in geschil dat edelherten vraatschade in de bloementeelt veroorzaken en dat bloemen een aantrekkelijk gewas kunnen zijn voor deze diersoort. Verweerder heeft daarom redelijkerwijs mogen verlangen dat door eiser een deugdelijk raster werd geplaatst.
5.3.
Namens het college is op de zitting verklaard dat mag worden aangenomen dat het geplaatste hekwerk voor wat betreft de hoogte daarvan voldeed aan de daaraan te stellen eisen. De rechtbank stelt vervolgens echter vast, hetgeen tussen partijen niet in geschil is, dat de schadepercelen niet geheel waren omsloten met een hekwerk of raster. Het college heeft zich reeds daarom op het standpunt mogen stellen dat eiser geen deugdelijk raster heeft geplaatst. Immers, de door eiser getroffen maatregel liet de mogelijkheid bestaan dat herten om de afscherming heen konden lopen en via een niet afgezet gedeelte van de schadepercelen die percelen konden betreden. Eisers betoog op de zitting dat in tijden waarin zich geen extreme droogte voordeed, de herten niet op de percelen zijn gekomen, doet daar niet aan af. De aanwezigheid van herten in de omgeving was immers bekend en had voor eiser aanleiding moeten zijn om adequate beschermingsmaatregelen te nemen.
Voor zover eiser heeft gesteld dat de wilddruk sinds een aantal jaren is toegenomen, brengt dit naar het oordeel van de rechtbank niet met zich dat van eiser niet meer verwacht mocht worden dat hij preventieve maatregelen neemt ter voorkoming van schade.
5.4.
Eiser stelt verder nog dat het raster in 2019 op aanzegging van de Faunabeheereenheid (FBE) in de persoon van Hoedemaker en het hoofd-BOA (Van Nouten) van de gemeente Ede is opengezet, omdat de herten werden gehinderd in hun trekbewegingen. Er zou eerst een vluchtmogelijkheid moeten worden aangelegd. In 2019 is toegezegd dat de gemeente een vluchtbrug zou realiseren, maar die is nog niet gerealiseerd, aldus eiser.
5.5.
Het college heeft er in het verweerschrift allereerst terecht op gewezen dat de onderhavige schades zien op de zomer van 2020 en niet op 2019. Verder heeft het college er terecht op gewezen dat de stelling van eiser dat een dergelijke aanzegging gedaan zou zijn door de gemeente of de FBE, niet nader is onderbouwd en daardoor niet aannemelijk is gemaakt.
5.6.
De beroepsgrond slaagt niet.
Ontheffing voor schadebestrijding?
6. Eiser bestrijdt verder dat hij niet tijdig een ontheffing voor schadebestrijding heeft gevraagd. Hij stelt dat de jager heeft verklaard dat er wel degelijk een ontheffing is aangevraagd, maar dat deze niet is verkregen. Een officiële afwijzing heeft hij niet gekregen. Over het beheerjaar 2021/2022 heeft hij een dergelijke ontheffing - na een gelijke ontheffingsaanvraag - wel gekregen voor het afschieten van 1 hert.
6.1.
Op de zitting heeft de jager aangegeven dat het verzoek om afschot telefonisch is gedaan. Op basis van deze verklaring kan niet worden vastgesteld dat er voor het jaar 2020 ontheffing voor afschot is gevraagd dan wel verleend of geweigerd. Eiser heeft geen besluit tot weigering van een ontheffing voor afschot in 2020 overgelegd. De door eiser overgelegde ontheffing voor afschot komt in dit verband geen betekenis toe, omdat deze is verleend in 2021 en ziet niet op het schadejaar 2020. Eiser heeft dan ook niet aannemelijk gemaakt dat hij in 2020 een ontheffing heeft gevraagd en dat deze is geweigerd.
De beroepsgrond slaagt niet.
Redelijke termijn
7. Eiser heeft verzocht om schadevergoeding vanwege het overschrijden van de redelijke termijn.
7.1.
Hiervoor bestaat geen aanleiding, nu de duur van de bezwaar- en beroepsprocedure samen de termijn van twee jaar niet heeft overschreden.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
1. Gedeputeerde staten verlenen in voorkomende gevallen tegemoetkomingen in schade, geleden in hun provincie, aangericht door natuurlijk in het wild levende:
a. vogels van vogelsoorten als bedoeld in artikel 1 van Vogelrichtlijn, of
b. dieren die worden genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern, bijlage I bij het Verdrag van Bonn of de bijlage, onderdeel a, bij deze wet.
2. Een tegemoetkoming als bedoeld in het eerste lid wordt slechts verleend voor zover een belanghebbende schade lijdt of zal lijden aangericht door dieren als bedoeld in het eerste lid, en die schade redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven. Een tegemoetkoming wordt naar billijkheid bepaald.
Beleidsregels tegemoetkoming faunaschade Gelderland
Artikel 3 Tegemoetkoming in de schade
1. Gedeputeerde Staten verlenen uitsluitend een tegemoetkoming voor schade veroorzaakt door natuurlijk in het wild levende beschermde diersoorten als genoemd in artikel 6.1, eerste lid onder a en b, van de Wet natuurbescherming, welke door vraat, graven, wroeten of vegen aan landbouw is veroorzaakt.
2. Uitsluitend aanvragers die hun hoofdbestaan of een substantieel gedeelte van hun bestaan vinden of plegen te vinden in de landbouw, kunnen voor een tegemoetkoming in aanmerking komen.
3. De percelen waarop schade is aangericht, dient de aanvrager op titel van eigendom, erfpacht dan wel een door de grondkamer goedgekeurde of ter registratie ingezonden (teelt)pachtovereenkomst in gebruik te hebben voor de uitoefening van bedrijfsmatige landbouw.
Artikel 4 Treffen van maatregelen
1. Gedeputeerde Staten zullen een tegemoetkoming slechts verlenen, indien en voor zover naar hun oordeel de aanvrager de schade niet had kunnen voorkomen en beperken door het treffen van maatregelen of inspanningen die redelijkerwijs van hem gevraagd kunnen worden.
2. Maatregelen of inspanningen ter voorkoming of beperking van schade, waarvan Gedeputeerde Staten menen dat deze redelijkerwijs gevraagd kunnen worden, zijn:
a. voor kwetsbare gewassen de inzet van zowel visuele als akoestische middelen in voldoende aantallen;
b. voor kapitaalintensieve teelten de inzet van een deugdelijk raster;
c. voor overige gewassen verjaging door menselijke aanwezigheid;
d. alternatieve middelen waarvan het gebruik vooraf schriftelijk aan Gedeputeerde Staten is voorgelegd en zij daarmee hebben ingestemd;
e. het toepassen van een verleende ontheffing voor schadebestrijding als bedoeld in het derde lid.
3. Een tegemoetkoming in schade, veroorzaakt door natuurlijk in het wild levende beschermde diersoorten en waarvoor ingevolge artikel 3.3, eerste lid, artikel 3.8, eerste lid of artikel 3.17, eerste lid van de Wet natuurbescherming een ontheffing kan worden verleend, wordt slechts toegekend indien:
a. de ontheffing op deugdelijke wijze en tijdig is aangevraagd en op inhoudelijke gronden door Gedeputeerde Staten is geweigerd; of
b. de ontheffing of toestemming tot gebruik van een bestaande ontheffing op deugdelijke wijze en uiterlijk op de dag van schadeconstatering is aangevraagd en nadat deze is verleend daarvan op adequate wijze gebruik is gemaakt, en desondanks, bedrijfsmatige schade aan gewassen, teelten of overige producten is opgetreden.