RECHTBANK GELDERLAND
Zaakgegevens: C/05/417581 / KG ZA 23-113
Datum uitspraak: 3 mei 2023
[de man]
,
wonende te [woonplaats],
eisende partij, gedaagde in reconventie,
hierna: de man,
advocaat: mr. A.H.A. Beijersbergen van Henegouwen te Utrecht,
[de vrouw]
,
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij, eiseres in reconventie,
hierna: de vrouw,
advocaat: mr. S.S. Zijderveld te Wageningen.
Partijen zullen hierna mede de man respectievelijk de vrouw genoemd worden.
2 De feiten
2.1.
Uit het voormalige huwelijk van partijen zijn geboren:
[kind 1]
, op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
[kind 2]
, op [geboortedatum] te [geboorteplaats], en
[kind 3]
, op [geboortedatum] te [geboorteplaats].
2.2.
Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de kinderen.
2.3.
Bij vonnis van 20 maart 2023 heeft de rechtbank van Antwerpen de onmiddellijke terugkeer naar Nederland bevolen van [kind 1], [kind 2] en [kind 3] met afgifte van de kinderen aan de man door de vrouw in aanwezigheid van een hulpverlener van het Leger des Heils van Nederland, waarbij de man zich kan laten bijstaan door de eerste daartoe aangezochte gerechtsdeurwaarder, desnoods met bijstand van de openbare macht.
2.4.
De vrouw en de kinderen verblijven op dit moment in [plaats].
2.5.
Bij beschikking van 29 oktober 2021 zijn de kinderen onder toezicht gesteld tot
13 november 2022. Bij beslissing van 29 september 2022 heeft de Jeugdbescherming Gelderland besloten geen verlengingsverzoek van de ondertoezichtstelling bij de rechtbank in te dienen.
5 De beoordeling
5.1.
De voorzieningenrechter kan een beslissing nemen in alle spoedeisende zaken die gelet op de belangen van partijen een onmiddellijke voorziening bij voorraad vereisen (artikel 254 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Omdat de kinderen in Nederland ([plaats]) verblijven, is de rechtbank Gelderland bevoegd. Het gegeven dat er geen contact tussen de kinderen en de man is en er een vonnis van de rechtbank Antwerpen ligt dat afgifte van de kinderen aan de man beveelt, vormt een spoedeisend belang dat een voorlopige voorziening rechtvaardigt.
Vonnis van de rechtbank Antwerpen
5.2.
Naar Belgisch recht is het vonnis van 20 maart 2023 van de rechtbank Antwerpen uitvoerbaar bij voorraad en blijft dat ook gedurende het in België ingestelde beroep tegen het vonnis (artikelen 1397 lid 2 en 1399 Gerechtelijk Wetboek).
5.3.
Volgens de Verordening Brussel II-ter (Verordening EU 2019/1111 van 25 juni 2019) artikel 56 lid 2 kan de voor tenuitvoerlegging bevoegde autoriteit of het gerecht van de lidstaat van tenuitvoerlegging, op verzoek van de persoon tegen wie de tenuitvoerlegging wordt gevraagd of, indien van toepassing krachtens het nationale recht, van het betrokken kind, de tenuitvoerleggingsprocedure geheel of gedeeltelijk opschorten om een van de volgende redenen:
a) tegen de beslissing is een gewoon beroep ingesteld in de lidstaat van herkomst;
b) de termijn voor een gewoon beroep als bedoeld onder a) is nog niet verstreken;
c) een verzoek tot weigering van tenuitvoerlegging op grond van artikel 41, 50 of 57 is ingediend;
d) de persoon tegen wie de tenuitvoerlegging wordt gevraagd, overeenkomstig artikel 48 heeft verzocht om intrekking van een overeenkomstig artikel 47 afgegeven certificaat.
5.4.
De vrouw heeft verklaard beroep tegen het vonnis van de rechtbank Antwerpen te hebben ingesteld, hetgeen niet is betwist door de man. Daarnaast is zij een procedure bij de rechtbank Gelderland gestart (zitting 11 mei 2023) betreffende onder meer het verzoek tot weigering van de erkenning en tenuitvoerlegging van het Belgisch vonnis. Ook dit is niet betwist door de man. Dat betekent dat de voorzieningenrechter toekomt aan zowel de vordering in conventie tot tenuitvoerlegging van het vonnis als aan de vordering in reconventie tot schorsing van het vonnis.
5.5.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de vrouw al gedeeltelijk heeft voldaan aan het vonnis van de rechtbank Antwerpen omdat zij is teruggekeerd naar Nederland en inmiddels in [plaats] verblijft met de kinderen. Voor zover de tenuitvoerlegging van het vonnis aan de orde is, betreft het de afgifte van de kinderen aan de man.
5.6.
De voorzieningenrechter beslist dat zij het vonnis betreffende de afgifte van de kinderen aan de man niet ten uitvoer zal leggen, maar de tenuitvoerlegging er van zal schorsen. Hieronder legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit besluit is gekomen.
5.7.
Er is sprake van een weigeringsgrond op grond waarvan de voorzieningenrechter de vordering van de man afwijst. Uit artikel 1 lid 3 juncto 30 lid 1 Brussel II-ter (Verordening EU 2019/1111 van 25 juni 2019) volgt dat een in een lidstaat gegeven beslissing inzake kinderontvoering in andere lidstaten wordt erkend zonder dat daartoe speciale procedures vereist zijn. Of het vonnis van 20 maart 2023 van de rechtbank Antwerpen vatbaar is voor erkenning in Nederland, hangt af van de vraag of zich een eventuele weigeringsgrond van artikel
39 Brussel II-ter voordoet. Volgens artikel 39 Brussel II-ter wordt de erkenning van een beslissing inzake ouderlijke verantwoordelijkheid geweigerd indien en voor zover zij onverenigbaar is met een latere beslissing inzake ouderlijke verantwoordelijkheid, die in de lidstaat waar de erkenning wordt ingeroepen is gegeven.
5.8.
Op 11 mei 2023 staat de mondelinge behandeling gepland van het verzoek van de vrouw voor vervangende toestemming om met de kinderen naar België te verhuizen. Als de voorzieningenrechter het vonnis van de rechtbank Antwerpen voor wat betreft de afgifte van de kinderen ten uitvoer zou leggen, dan betekent dat dat de vrouw de kinderen per direct dient af te geven aan de man. De voorzieningenrechter vindt de afgifte van de kinderen onverenigbaar met de nog te nemen beslissing in de bodemprocedure over het verhuizen van de vrouw met de kinderen naar België. Weliswaar is deze beslissing inzake ouderlijke verantwoordelijkheid nog niet genomen, maar wel binnen afzienbare termijn te verwachten. Om te vermijden dat de voorzieningenrechter een voorschot zou nemen op de beslissing in de bodemprocedure, vindt zij dat de situatie moet blijven zoals zij is, namelijk dat de kinderen in [plaats] bij de vrouw blijven tot in de bodemprocedure is beslist. Voorkomen moet worden dat de kinderen nu afgegeven worden aan de man om mogelijk na de uitspraak in de bodemprocedure weer terug te verhuizen naar de vrouw. De kinderen hebben de afgelopen tijd al meerdere verblijfplaatsen gehad. Zij zijn vanuit hun thuissituatie door huwelijksproblemen tussen partijen bij [vrouwenopvang] terecht gekomen en naar [plaats] verhuisd. Daarna is de vrouw getrouwd met haar huidige echtgenoot en met de kinderen naar België vertrokken, om inmiddels weer met de kinderen in [plaats] bij haar ouders te verblijven. Het is niet in het belang van de kinderen om nodeloos geconfronteerd te worden met nog meer wisselingen in hun verblijfplaats. Daarbij speelt mee dat de kinderen kwetsbaar zijn omdat zij tijdens het huwelijk van partijen getuige zijn geweest van (onder meer) huiselijk geweld.
5.9.
Schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis is mogelijk op grond van artikel 56 Brussel II-ter. Het gerecht in de lidstaat van tenuitvoerlegging kan op verzoek van in dit geval de moeder de tenuitvoerleggingsprocedure volledig of gedeeltelijk schorsen. Aan twee voorwaarden hiervoor is voldaan. De moeder heeft beroep ingesteld tegen het vonnis en heeft bij de rechtbank Gelderland een verzoek tot weigeren van de erkenning en tenuitvoerlegging er van ingediend.
5.10.
Doorslaggevend voor het schorsen acht de voorzieningenrechter dat de kinderen op dit moment in Nederland verblijven bij de vrouw en haar ouders en er vooralsnog geen aanleiding is om aan te nemen dat zij het daar niet goed hebben. Na de echtscheiding van partijen is de vrouw de hoofdverzorger van de kinderen geweest en vond het contact tussen de man en de jongste twee kinderen begeleid plaats en was nog in opbouw. Met de oudste had de man geen contact. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de situatie voorlopig moet blijven zoals zij is. Wel zal het contact tussen de kinderen en de man zo snel mogelijk hervat moeten worden.
5.11.
De voorzieningenrechter acht het zorgelijk dat het contact tussen de kinderen en de man door de beslissing van de vrouw om in België te gaan wonen, plotseling is gestopt. Ook is er twijfel of de vrouw voldoende emotionele toestemming geeft voor het contact tussen de kinderen en de man, zo komt naar voren uit hetgeen is toegelicht tijdens de mondelinge behandeling door de Raad en de GI. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de Raad een mondeling verzoek gedaan om de kinderen onder toezicht te stellen van Jeugdbescherming Gelderland (hierna: de GI) en uit huis te plaatsen bij de man dan wel op een neutrale plek. De voorzieningenrechter heeft het verzoek tot ondertoezichtstelling van de kinderen toegewezen. Uit de stukken en de mondelinge behandeling komt naar voren dat de Raad en de GI positief staan tegenover contact tussen de man en de kinderen. Er zijn geen contra-indicaties die het contact in de weg staan en uit de stukken komt ook naar voren dat er groei zat in het begeleide contact tussen de jongste kinderen en de man. Vanwege de betrokkenheid van de GI bij het gezin en het feit dat het oudste kind voor het vertrek naar België al lang geen contact had met de man, zal de voorzieningenrechter de subsidiaire vordering van de man zodanig toewijzen dat een contactregeling wordt vastgelegd die zal plaatsvinden onder regie van de GI.
5.12.
Ook zal de voorzieningenrechter de vordering van de man om de vrouw te verbieden naar het buitenland te reizen toewijzen tot in de bodemprocedure anders is beslist. De voorzieningenrechter heeft er onvoldoende vertrouwen in dat de vrouw bij een verblijf in bijvoorbeeld België met de kinderen zal terugkeren naar Nederland. De vrouw is destijds onvoorspelbaar en onbetrouwbaar geweest in haar gedrag door zonder overleg met de GI en zonder toestemming van de vader naar België te verhuizen met de kinderen. Ook staat zij momenteel niet ingeschreven in de Basisregistratie Persoonsgegevens van Nederland.
5.13.
De rechter kan op grond van artikel 250 Burgerlijk Wetboek een bijzondere curator benoemen als dat in het belang van de opvoeding en verzorging van de kinderen noodzakelijk wordt geacht. In dit geval is er een ondertoezichtstelling uitgesproken. Omdat er een jeugdbeschermer betrokken zal zijn bij de kinderen is er naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen spoedeisend belang om in kort geding een bijzondere curator te benoemen. De voorzieningenrechter wijst de vordering af.
5.14.
Gelet op het voormalige huwelijk van partijen is de voorzieningenrechter van oordeel dat iedere partij met de eigen proceskosten belast dient te blijven. De voorzieningenrechter zal daarom de vordering van de man afwijzen en de proceskosten onderling compenseren.
6 De beslissing
6.1.
stelt vast dat de vrouw gedeeltelijk heeft voldaan aan het vonnis van de rechtbank Antwerpen van 20 maart 2023 en dat de kinderen in Nederland ([plaats]) verblijven;
6.2.
verbiedt de vrouw om met de kinderen vanuit Nederland naar het buitenland te reizen tot in de bodemprocedure anders is beslist;
6.3.
schorst de tenuitvoerlegging van het vonnis van 20 maart 2023 van de rechtbank Antwerpen voor zover is bepaald dat de kinderen moeten worden afgegeven aan de man tot definitief is beslist over het verzoek voor vervangende toestemming om te mogen verhuizen naar België;
6.4.
bepaalt als voorlopige zorgverdeling dat de kinderen onder regie van de GI contact hebben met de vader, waarbij de GI de frequentie, de duur en de eventuele begeleiding van de contactmomenten bepaalt;
6.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.6.
compenseert de kosten van dit geding aldus dat iedere partij haar eigen kosten draagt;
6.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.T. van Belzen, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Verschuren als griffier en in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2023.
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|