1 De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 4 augustus 2022 te Huissen, in de gemeente Lingewaard, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto, vrachtwagen), daarmede rijdende over de weg, de Polseweg, zeer, aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
- terwijl het door hem bestuurde voertuig een (rijklare) massa van 19020 kilogram had,
- ter hoogte van de kruising van de Polseweg met de Stadswal en/of de Karstraat, met het door hem bestuurde motorrijtuig in strijd met het gestelde in artikel 79 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, niet voor de voor verdachte van toepassing zijnde en op het wegdek van die weg (de Polseweg) aangebrachte stopstreep is gestopt en/of
- dat door verdachte bestuurde motorrijtuig geheel of gedeeltelijk, -voorbij voormelde stopstreep-, op de voor fietsers op voormeld wegdek aangebrachte opstelplaats tot stilstand heeft gebracht, voor een in zijn richting gekeerd zijnde en rood licht uitstralend verkeerslicht en/of
- terwijl voormeld motorrijtuig aldaar stilstond en/of zich een persoon met een fiets voor dat motorrijtuig heeft opgesteld, althans zich aldaar heeft bevonden,
- niet of in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten of zich verkeer dicht rechts naast dan wel voor dat motorrijtuig bevond en/of
- met dat motorrijtuig is opgetrokken, terwijl zich voor dat motorrijtuig voormeld persoon met een fiets bevond en/of
- is verdachte met dat motorrijtuig gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met, die persoon met die fiets, ten gevolge waarvan die persoon ten val is gekomen en/of door dat motorrijtuig is overreden, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood;
subsidiair:
hij op of omstreeks 4 augustus 2022 te Huissen, in de gemeente Lingewaard, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto, vrachtwagen), daarmede rijdende over de weg, de Polseweg,
- terwijl het door hem bestuurde voertuig een (rijklare) massa van 19020 kilogram had,
- ter hoogte van de kruising van de Polseweg met de Stadswal en/of de Karstraat, met het door hem bestuurde voertuig in strijd met het gestelde in artikel 79 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, niet voor de voor verdachte van toepassing zijnde en op het wegdek van die weg (de Polseweg) aangebrachte stopstreep is gestopt en/of
- dat door verdachte bestuurde voertuig geheel of gedeeltelijk, -voorbij voormelde stopstreep-, op de voor fietsers op voormeld wegdek aangebrachte opstelplaats tot stilstand heeft gebracht, voor een in zijn richting gekeerd zijnde en rood licht uitstralend verkeerslicht en/of
- terwijl voormeld voertuig aldaar stilstond en/of zich een persoon met een fiets voor dat voertuig heeft opgesteld, althans zich aldaar heeft bevonden,
- met dat voertuig is opgetrokken, terwijl zich voor dat voertuig voormeld persoon met een fiets bevond en/of
- is verdachte met dat voertuig gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met, die persoon met die fiets, ten gevolge waarvan die persoon ten val is gekomen en/of door dat voertuig is overreden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
1
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 4 augustus 2022 zijn in Huissen op de kruising van de Polseweg met de Stadswal en de Karstraat een vrachtwagen en een fietsster met elkaar in botsing gekomen.2 Ten gevolge van dit ongeval is de fietsster, te weten [slachtoffer] , overleden.3 Verdachte was de bestuurder van de vrachtwagen.4 Het betrof een vrachtwagen van het merk Ginaf, type X6 5249 CE, met een massa (leeg) van 19020 kilogram.5
De verkeerssituatie op genoemde kruising is als volgt. Het verkeer op de kruising wordt geregeld door middel van een driekleurige verkeersregelinstallatie. De rijstrook van de Polseweg heeft een breedte van 5,4 meter. Aan weerszijde van de rijbaan van de Polseweg is een fietsstrook aangebracht. De fietsstrook is gescheiden van de rijbaan door middel van onderbroken witte strepen en maakt onderdeel uit van de rijbaan. Ter hoogte van de plaats van het ongeval is de Polseweg door middel van een puntstuk met middengeleider gescheiden van de rijstrook bedoeld voor tegemoetkomend verkeer. Direct voor de verkeerslichten op de Polseweg is een fietsopstelplaats aangebracht. De drukknop voor de fietsers bevindt zich links op het puntstuk met middengeleider. Voor gebruikers van zowel de fietsstrook als de rijbaan is hetzelfde verkeerslicht van toepassing.6
Het ongeluk heeft plaatsgevonden bij daglicht en bij droog weer. Er zijn geen gebreken geconstateerd aan de vrachtwagen of de fiets.7
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit, met dien verstande dat verdachte niet zeer aanmerkelijk, maar (slechts) aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat bij het primair tenlastegelegde de gedragingen onder gedachtestreepjes 4, 5 en 6 en bij het subsidiair tenlastegelegde de gedragingen onder gedachtestreepjes 4 en 5 niet wettig en overtuigend kunnen worden bewezen, omdat de exacte plaats waar het slachtoffer zich heeft gepositioneerd ten opzichte van het voertuig van verdachte onvoldoende duidelijk is. De verdediging gaat ervan uit dat het slachtoffer zich ter hoogte van het rechtervoorwiel naast de vrachtwagen heeft bevonden in plaats van voor de vrachtwagen. De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit. Gelet op de positie van het slachtoffer ten opzichte van het voertuig van verdachte, leidt het enkele feit dat verdachte het slachtoffer niet heeft gezien niet tot minstens aanmerkelijke schuld. De raadsman heeft eveneens bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het subsidiair ten laste gelegde feit, omdat het ongeval niet in causaal verband staat met gevaarzetting aan de zijde van verdachte.
Beoordeling door de rechtbank
Artikel 6 Wegenverkeerswet 1994
De vraag die ter beoordeling voorligt is of verdachte zich zodanig heeft gedragen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994), zoals primair ten laste is gelegd. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Voor een bewezenverklaring van artikel 6 WVW 1994 moet worden vastgesteld dat verdachte zich zodanig in het verkeer heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Uit vaste rechtspraak volgt dat het bij de beoordeling van de vraag of sprake is van schuld gaat om het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994. Ook geldt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag, dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin. Van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 is pas sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onoplettendheid en/of onvoorzichtigheid.
De politie heeft een onderzoek ingesteld naar het verkeersongeval en een Verkeersongevallenanalyse (hierna: VOA) opgemaakt. Uit de VOA is de volgende toedracht gebleken. Verdachte heeft voor het ongeval stilgestaan voor het rode verkeerslicht op de Polseweg. Op dat moment heeft de fietsster de vrachtwagen van verdachte aan de rechterzijde ingehaald en is vervolgens met de fiets voor de vrachtwagen gereden. Toen het verkeerslicht op groen sprong, is verdachte gaan rijden. Verdachte heeft de fietsster kennelijk niet gezien en is tegen haar aan gebotst. Door de botsing is de fietsster gevallen, onder de vrachtwagen terecht gekomen en door de vrachtwagen over het wegdek vooruitgeduwd. Verdachte is vanaf de Polseweg rechtsaf de Stadswal opgereden. Omdat verschillende getuigen verdachte hebben geattendeerd op het ongeval, is verdachte na enkele tientallen meters tot stilstand gekomen op de Stadswal.8
Ten behoeve van de VOA is op basis van camerabeelden van een nabijgelegen cafetaria de positie van de vrachtwagen van verdachte voor het verkeerslicht op de Polseweg bepaald. Foto 15 toont de positie van de teruggeplaatste vrachtwagen. Op deze foto is te zien dat verdachte de vrachtwagen gedeeltelijk (tot en met de voorwielen van de vrachtwagen) over de op het wegdek aangebrachte stopstreep en deels op de fietsopstelplaats tot stilstand heeft gebracht.9
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij nu 43 jaar beroepschauffeur is
en zichzelf getypeerd als een ‘defensieve’ chauffeur, die erop gebrand is om de verkeersregels nauwgezet op te volgen. Hij heeft eveneens verklaard dat hij in verkeerssituaties als onderhavige - waarin fietsers zich voor automobilisten op de rijbaan moeten opstellen in een voor hen bestemd vak - zich uitermate bewust is van de kwetsbaarheid van die fietsers. Hij was bovendien bekend was met de verkeerssituatie op de plaats van het ongeval, omdat hij voorafgaand aan het ongeval die dag dezelfde route al vier keer eerder had afgelegd.10
Uit bovengenoemde bewijsmiddelen volgt dat verdachte - bekend met de verkeerssituatie ter plaatse en zich bewust van de gevaren daarvan - voor het verkeerslicht op de Polseweg na de stopstreep tot stilstand is gekomen, waardoor de vrachtwagen tot en met de voorwielen op de fietsopstelplaats stond. Met het overschrijden van de stopstreep heeft verdachte artikel 79 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 overtreden.
Door zijn vrachtwagen op de fietsopstelplaats te positioneren heeft verdachte onvoorzichtig gehandeld. Hij heeft de daartoe bestemde ruimte voor de fietsster om zich op de fietsopstelplaats veilig, op voldoende afstand van de vrachtwagen, op te stellen immers aanzienlijk beperkt.
Getuige [getuige] was bestuurder van het tweede voertuig dat op de Polseweg achter de vrachtwagen stond te wachten voor het rode licht. Zij heeft verklaard dat een fietsster haar aan de rechterkant op het fietspad heeft gepasseerd en vervolgens bij de verkeerslichten voor de vrachtwagen langs is gegaan, waar zich een fietsopstelplaats bevindt voor fietsers die rechtdoor willen. Bij groen licht heeft de bestuurder van de vrachtwagen opgetrokken. Op het moment dat hij rechtsaf sloeg heeft [getuige] gezien dat er een vrouw onder de vrachtwagen lag en werd overreden.11
Op de beelden van de bewakingscamera is te zien dat de fietsster aan komt fietsen en de stilstaande vrachtwagen rechts passeert, waardoor zij niet meer in beeld is. Zij is de enige fietser daar op dat moment. Vervolgens wordt een deel van een wiel van de fiets zichtbaar op de camerabeelden in de vrije ruimte tussen het eerste en tweede wiel van de vrachtwagen.12
Het zichtbare deel van het wiel bevindt zich op het wegdek voor de vrachtwagen. Op grond van deze bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat de fietsster zich vlak voor het ongeval voor de vrachtwagen bevond.
Volgens de rechtbank staat voorts op grond van de VOA vast dat alle spiegelvelden van de spiegels van de vrachtwagen voldeden aan de gestelde normen. De vrachtwagen was daarnaast voorzien van een camera op de rechter B-stijl van het voertuig. Het zichtveld van de camera is eveneens onderzocht. De fietsster had op het moment dat zij zich rechts naast dan wel voor de vrachtwagen bevond in de aanwezige zichtvelden opgemerkt kunnen worden. Daarbij komt, zo volgt uit de VOA, dat de fietsster ook door de voorruit opgemerkt had kunnen worden. Het zicht van verdachte werd op geen enkele wijze belemmerd.13
Gelet op de vaststelling dat de fietsster zichtbaar moet zijn geweest via de camera, de aanwezige spiegels en de voorruit van de vrachtwagen, concludeert de rechtbank dat verdachte gedurende meer dan een kort moment heeft verzuimd de vereiste oplettendheid in acht te nemen. Verdachte heeft de fietsster op geen enkel moment opgemerkt, niet op het moment dat zij de vrachtwagen van achter naderde op het naastgelegen fietspad, niet op het moment dat zij zich naast de vrachtwagen bevond en niet op het moment dat zij zich voor de vrachtwagen bevond.
Op het moment dat het verkeerslicht op groen sprong en verdachte met zijn vrachtwagen optrok heeft hij zich er onvoldoende van vergewist dat zich niemand (vlak) voor de vrachtwagen bevond.
In het verkeer heeft iedere verkeersdeelnemer in het algemeen en een beroepschauffeur in het bijzonder de plicht om adequaat te reageren in verkeerssituaties. Op verdachte rustte, als professioneel vrachtwagenchauffeur, een bijzondere zorgplicht, de zogeheten ‘garantenstellung’. Die gold temeer nu hij reed in een beladen vrachtwagen met een zeer grote massa, waardoor andere weggebruikers ten opzichte van deze vrachtwagen zeer kwetsbaar waren.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat verdachte verwijtbaar aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld. Van andere (verkeers)fouten dan hierboven is uit het dossier niet gebleken. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook geen sprake van geweest van onachtzaamheid, dan wel zeer aanmerkelijke onvoorzichtigheid of onoplettendheid. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van de woorden ‘zeer’ en ‘onachtzaam’ in de tenlastelegging.
De schuld van verdachte wordt aangemerkt als de lichtste variant van de schuld als bedoeld in artikel 6 WVW 1994 en valt derhalve binnen het bereik van de schuld als bedoeld in dit artikel. De rechtbank acht het primair tenlastegelegde bewezen.
3 De bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op of omstreeks 4 augustus 2022 te Huissen, in de gemeente Lingewaard, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto, vrachtwagen), daarmede rijdende over de weg, de Polseweg, zeer, aanmerkelijk, onvoorzichtig en onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
- terwijl het door hem bestuurde voertuig een (rijklare) massa van 19020 kilogram had,
- ter hoogte van de kruising van de Polseweg met de Stadswal en/of de Karstraat, met het door hem bestuurde motorrijtuig in strijd met het gestelde in artikel 79 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, niet voor de voor verdachte van toepassing zijnde en op het wegdek van die weg (de Polseweg) aangebrachte stopstreep is gestopt en/of
- dat door verdachte bestuurde motorrijtuig geheel of gedeeltelijk, -voorbij voormelde stopstreep-, op de voor fietsers op voormeld wegdek aangebrachte opstelplaats tot stilstand heeft gebracht, voor een in zijn richting gekeerd zijnde en rood licht uitstralend verkeerslicht en/of
- terwijl voormeld motorrijtuig aldaar stilstond en/of zich een persoon met een fiets voor dat motorrijtuig heeft opgesteld, althans zich aldaar heeft bevonden,
- niet of in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten of zich verkeer dicht rechts naast dan wel voor dat motorrijtuig bevond en/of
- met dat motorrijtuig is opgetrokken, terwijl zich voor dat motorrijtuig voormeld persoon met een fiets bevond en/of
- is verdachte met dat motorrijtuig gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met, die persoon met die fiets, ten gevolge waarvan die persoon ten val is gekomen en/of door dat motorrijtuig is overreden, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.