RECHTBANK Gelderland
Zaaknummer: C/05/401670 / HA ZA 22-129 / 1521/871
Vonnis van 2 augustus 2023
SENEFELDER MISSET DOETINCHEM B.V.,
(statutair) gevestigd te Doetinchem,
eisende partij,
hierna te noemen: Senefelder ,
advocaten: mrs. M.R. het Lam en M.A.R.I.A. Vreeke te 's-Gravenhage,
LIANDER N.V.,
(statutair) gevestigd te Arnhem,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Liander,
advocaten: mrs. J.C.F. van den Bogaerd en J.E. Janssen te Amsterdam.
Inleiding
Na een kortgeding procedure heeft Senefelder Liander opgedragen de oude aansluiting van haar drukkerij op het openbare elektriciteitsnetwerk te vervangen door een nieuwe, zogenaamde AC6-aansluiting. De vraag die voorligt is of Senefelder tot het geven van deze opdracht is overgegaan door onrechtmatig handelen van Liander zodat Liander de door Senefelder gemaakte kosten voor de nieuwe aansluiting moet vergoeden.
1 De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 14 september 2022
- de akte houdende overlegging producties van Senefelder met productie 47
- de akte houdende overlegging producties van Liander met producties 2 tot en met 6
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling, gehouden op 1 maart 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2 De feiten
2.1.
Aan de [aares+plaats] is een drukkerij gevestigd. Omstreeks mei 1983 is de drukkerij aangesloten op het openbare elektriciteitsnet. In de brief van 20 mei 1983 van de Provinciale Gelderse ElektriciteitsMaatschappij (PGEM) aan de toenmalig eigenaar van de drukkerij ( [bedrijf 1] ) staat, voor zover relevant, het volgende:
(…)
De hoogspanningsruimte ‘het inkoopstation’ zal worden ingericht met twee kabelschakelaars, een 10 kV-meetveld1 en vijf transformatoren. (…) De railverbindingen tussen de transformatoren en uw verdeelinrichtingen zullen door ons worden verzorgd.
(…)
De hoogspanningsruimte ‘het inkoopstation’ zal ‘in’ en ‘uit’ worden aangesloten op ons (…)distributienet. Wij schatten de benodigde lengte hoogspanningskabel op 2x100m. (…)
De op te stellen hoogspanningsinstallatie is, in verband met beperkt kortsluitvermogen, geschikt voor een af te nemen vermogen van 4,5 MVA. Wanneer in de toekomst uw maximale belasting boven deze waarde zou uitstijgen dan moet in een nieuw te bouwen inkoopstation een ander type schakelinstallatie worden gemonteerd. Tevens zal dan ten behoeve van uw bedrijf een directe 10 kV kabelverbinding met het onderstation moeten worden gerealiseerd. De kosten van deze voorzieningen komen voor uw rekening.
2.2.
Tussen de toenmalig eigenaar van de drukkerij en toenmalig netbeheerder Continuon is een aansluit- en transportovereenkomst tot stand gekomen voor een maximale transportcapaciteit van 4,5 MVA2. Ook tussen een opvolgend eigenaar van de drukkerij ( Senefelder Misset B.V.) en netbeheerder Continuon bestond een dergelijke aansluit- en transportovereenkomst. In het ‘aanhangsel gegevens afnemer’ bij die aansluit- en transportovereenkomst staat vermeld dat de drukkerij is aangesloten op het MS-net3 met een spanningsniveau van 10 kV.
2.3.
Op 1 augustus 1998 is de Elektriciteitswet 1998 ingevoerd teneinde het transport en de distributie van elektriciteit te reguleren. Op deze wet zijn later de Tarievencode Elektriciteit (TCE) en de Netcode Elektriciteit (NCE) gebaseerd.
2.4.
De Elektriciteitswet 1998 en de TCE voorzien in een systeem van standaardaansluitingen zoals weergegeven in Bijlage A (A.1 tot en met A.6) bij de TCE. In deze bijlage staat per type aansluiting een omschrijving van de drie wettelijke elementen van de aansluiting (de knip, de verbinding en de beveiliging).
Bijlage A.4 en A.5 betreffen aansluitingen met een capaciteit van 0,3 MVA tot en met 3 MVA. Bijlage A.6 betreft een aansluiting met een capaciteit van 3 tot 10 MVA en heeft twee of meer kabels in één tracé die zijn aangesloten op een MS-rail van een (HS4/MS) transformatorstation.
2.5.
Netbeheerder Continuon is voor een aansluiting op een 10 kV MS-kabel een maximale aansluitcapaciteit van 3,5 MVA (deelmarktgrens) gaan hanteren. Per 1 januari 2004 is Continuon gefuseerd met twee andere netbeheerders die een deelmarktgrens van 2 MVA hanteerden. De ACM stelde als voorwaarde voor de fusie dat de deelmarktgrens moest worden geharmoniseerd zodat de nieuwe netbeheerder alle afnemers binnen één verzorgingsgebied gelijk zou behandelen. Met een tariefbesluit heeft de ACM de deelmarktgrens van 2 MVA goedgekeurd. Daarop heeft Continuon voor bestaande afnemers overgangsrecht toegepast zodat bestaande aansluitingen zolang mogelijk gehandhaafd konden blijven.
2.6.
Continuon is in rechte opgevolgd door Liander. De deelmarktgrens van 2 MVA en het gehanteerde gedoogbeleid is niet gewijzigd.
2.7.
Liander hanteert aansluitcategorieën met grenzen die afwijken van de TCE. De zogenaamde AC5 aansluiting op het lokale MS-net (ook wel MS-ring) wordt begrensd met een capaciteit van 1 tot 2 MVA. Een aansluiting met een capaciteit van 2 tot 5 MVA wordt door Liander gerealiseerd rechtstreeks op de 10 kV MS-rail in het dichtstbijzijnde onderstation (OS). De verbinding bestaat uit twee of meer kabels in één tracé, conform Bijlage A onder A.6. Dit is bij Liander de zogenaamde AC6(a)-aansluiting.
2.8.
Op 26 april 2019 is de toenmalig eigenaar van de drukkerij ( Senefelder Misset B.V.) door deze rechtbank failliet verklaard.
De curator heeft de aansluit- en transportovereenkomst met Liander beëindigd.
2.9.
Op 8 mei 2019 heeft Senefelder de drukkerij uit het faillissement overgenomen.
2.10.
Met een e-mail van 14 mei 2019 heeft Energie Makelaar B.V. namens Senefelder Liander verzocht om Senefelder op grond van artikel 23 en 24 Elektriciteitswet 1998 met ingang van 21 mei 2019 aan te sluiten op het elektriciteitsnetwerk (inhuisverzoek).
2.11.
Daarop is tussen Senefelder en Liander een geschil ontstaan. Senefelder wenste met Liander een aansluit- en transportovereenkomst te sluiten voor de bestaande aansluiting met een aansluitcapaciteit van 4,5 MVA. Liander was bereid om voor de bestaande aansluiting een contract aan te bieden voor 2 MVA met een gedoogsituatie tot 3 MVA. Indien Senefelder een grotere capaciteit wenste, zou zij een aanvraag moeten doen voor een AC6 aansluiting op de 10 kV MS-rail in het dichtstbijzijnde HS/MS-onderstation en zou de bestaande aansluiting moeten worden vervangen.
2.12.
Op 31 oktober 2019 heeft Senefelder Liander bij deze rechtbank in kort geding gedagvaard. Tijdens de mondelinge behandeling op 19 november 2019 hebben partijen besloten de zaak eerst via een geschillenprocedure voor te leggen aan de Autoriteit Consument & Markt (ACM).
2.13.
Op 12 maart 2020 heeft Senefelder de aanvraag voor de geschillenprocedure bij de ACM ingediend. Tijdens die procedure kreeg Senefelder beschikking over informatie op basis waarvan zij de geschillenprocedure bij de ACM bij brief van 21 juli 2020 heeft ingetrokken en de procedure in kort geding heeft voortgezet.
2.14.
In die procedure heeft Senefelder een huurovereenkomst tussen de toenmalig eigenaar van de drukkerij en Nuon Tecno B.V. overgelegd van 7 oktober 2005. In Bijlage C staat het volgende aansluitschema:
AFBEELDING I
Ook heeft Senefelder een dienstverleningsovereenkomst tussen de toenmalig eigenaar van de drukkerij en Kenter B.V. overgelegd van 15 juli 2019. In Bijlage C staat het volgende aansluitschema:
AFBEELDING II
2.15.
Bij vonnis in kort geding van 9 november 2020 is de vordering van Senefelder om Liander te veroordelen om op basis van de op dat moment bestaande aansluiting te contracteren voor de door Senefelder gewenste aansluit- en transportcapaciteit, afgewezen. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de op dat moment bestaande aansluiting van Senefelder op het elektriciteitsnet van Liander voorshands geoordeeld niet kan worden gekwalificeerd als een exclusieve maatwerk AC6 aansluiting voor enkel Senefelder als afnemer.
2.16.
Daarop heeft Senefelder Liander bij brief van 23 november 2020 verzocht de bestaande aansluiting te vervangen door een standaard AC6 aansluiting. In diezelfde brief heeft Senefelder Liander aansprakelijk gehouden voor alle schade die zij als gevolg daarvan ondervindt, zoals de kosten voor de nieuwe AC6 aansluiting op OS Doetinchem.
2.17.
Liander heeft op 1 december 2020 een offerte uitgebracht voor het aanleggen van de nieuwe aansluiting. De offerte sluit op een bedrag van € 411.547,22 exclusief btw.
2.18.
Op 9 mei 2021 heeft Liander de nieuw gerealiseerde standaard AC6 aansluiting opgeleverd en is deze door Senefelder in gebruik genomen.
2.19.
Senefelder heeft voor de verwijdering van de oude aansluiting en het aanleggen van de nieuwe aansluiting een totaalbedrag van € 497.972,13 inclusief btw aan Liander voldaan, te weten € 10.826,13 voor de verwijdering van de oude aansluiting en € 487.146,00 voor de aanleg van de nieuwe aansluiting.
2.20.
Bij brief van 20 januari 2022 heeft Senefelder Liander verzocht voormeld bedrag en overige door haar geleden schade binnen vier weken te vergoeden. Liander weigert dit.
3 Het geschil
3.1.
Senefelder vordert - samengevat - veroordeling van Liander tot betaling van primair € 608.624,48, te vermeerderen met rente, alsmede tot handhaving van de huidige (AC6) aansluiting en subsidiair tot betaling van € 10.826,13, te vermeerderen met rente, een en ander met veroordeling van Liander in de proceskosten (tevens buitengerechtelijke kosten), eveneens vermeerderd met rente.
3.2.
Senefelder baseert haar vordering op de stelling dat Liander op basis van de oorspronkelijk bestaande aansluiting de door Senefelder gevraagde aansluit- en transportdienst had moeten aanbieden (4,5 MVA/3 MW). Door dit niet te doen heeft Liander de op haar rustende wettelijke aansluit- en transportplicht (artikel 23 lid 1 en 24 lid 1 Elektriciteitswet 1998) geschonden en onrechtmatig gehandeld. Door de aanbieding voor de gevraagde capaciteit afhankelijk te stellen van de voorwaarde de aansluiting te wijzigen in een nieuwe aansluiting, heeft Liander eveneens in strijd gehandeld met artikel 26a lid 1 Elektriciteitswet 1998. Omdat de noodzaak voor wijziging van de aansluiting ontbrak, is de door Liander opgelegde voorwaarde (de offerte van 1 december 2020) niet redelijk. De Elektriciteitswet 1998 beschermt Senefelder tegen het in rekening gebracht krijgen van onnodige kosten voor het verwijderen en vervangen van de bestaande aansluiting omdat daartoe geen noodzaak of instemming van Senefelder was. Senefelder heeft onnodig € 608.624,48 aan kosten moeten maken; het gaat om € 10.826,13 voor verwijdering van de oude aansluiting, € 487.146,00 voor de aanleg van de nieuwe aansluiting, € 93.278,26 aan kosten voor derden voor de verwijdering en de aanleg nieuwe aansluiting, alsmede € 17.374,09 voor de inzet van noodaggregaten. Voor zover de drie verbindingen (OS Doetinchem, Bakoven en Handelsraad) zouden kwalificeren als een ‘net’ in de zin van artikel 1 lid 1 onder i Elektriciteitswet 1998, vordert Senefelder subsidiair een vergoeding van de door haar gemaakte kosten voor het verwijderen van een deel van het openbare net ter grootte van € 10.826,13. Deze kosten voor het openbare net komen niet voor haar rekening, aldus Senefelder .
3.3.
Liander voert verweer. De oorspronkelijke aansluiting waar Senefelder gebruik van maakte was een aansluiting op het lokale middenspanningsnet (10 kV) en is altijd bedoeld geweest als een aansluiting op het netvlak van de MS-ring, thans gedefinieerd als een
AC5 aansluiting met een maximum van 2 MVA. Het was dus geen AC6 aansluiting uitsluitend bestemd voor één klant. Met het door Liander gedane aanbod heeft zij haar aansluit- en/of transportplicht niet geschonden. Senefelder kan geen rechten ontlenen aan de inhoud van overeenkomsten die in strijd zijn met huidig dwingend recht, te weten de Elektriciteitswet 1998 en de daarop gebaseerde regelgeving waaronder de TCE en de NCE. Na het kort geding heeft Senefelder onverplicht een AC6 aansluiting aangevraagd omdat zij een aansluitcapaciteit van meer dan 2 MVA nodig had. De kosten voor het realiseren van een nieuwe aansluiting komen overeenkomstig de verplichtingen uit de Elektriciteitswet 1998 en de TCE voor rekening van Senefelder . Op grond van de artikelen 2.4.3 en 2.4.4 van de TCE moeten de kosten voor verwijdering van de oude aansluiting gedragen worden door de afnemer die daarom verzoekt. Liander concludeert daarom tot afwijzing van de vorderingen van Senefelder , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Senefelder in de kosten van deze procedure.
4 De beoordeling
4.1.
Het staat vast dat de oorspronkelijke overeenkomst tussen het failliete Senefelder Misset B.V. en Liander door de curator is opgezegd. Daarom was Senefelder als nieuwe afnemer bij Liander gehouden een nieuwe overeenkomst met Liander af te sluiten. Daartoe heeft Senefelder een inhuisverzoek gedaan op basis van de toen bestaande aansluiting. Op grond van de Elektriciteitswet 1998 is Liander als netbeheerder verplicht een ieder die daarom verzoekt te voorzien van een aansluiting op het net, tegen vooraf vastgestelde tarieven. Tussen partijen is niet in geschil dat Liander het inhuisverzoek moest beoordelen naar de huidige wet- en regelgeving. In geschil is of Liander op basis van die wet- en regelgeving gehouden was het door Senefelder verzochte tarief bij een aansluitcapaciteit van 4,5 MVA aan te bieden op basis van de oorspronkelijk aansluiting. In dat kader is tussen partijen in geschil hoe de oorspronkelijke aansluiting moet worden gekwalificeerd. Tussen partijen is niet in geschil dat als die aansluiting kwalificeert als een AC6 aansluiting voor één afnemer, Liander op basis van de oorspronkelijke aansluiting een aansluit- en transportovereenkomst had kunnen aanbieden voor 4,5 MVA.5 Ook is tussen partijen niet in geschil dat een AC6 aansluiting bestemd is voor één afnemer.
Kwalificatie oorspronkelijke aansluiting
4.2.
Senefelder meent dat de oorspronkelijke aansluiting, die uitstekend functioneerde, een technische capaciteit had van maximaal 4,5 MVA en rechtstreeks was aangesloten op OS Doetinchem. De aansluiting met drie in plaats van twee verbindingen betrof feitelijk een gecombineerde aansluiting bestaande uit een verbinding op een HS/MS transformatorstation (als bedoeld in Bijlage A.6 van de TCE) en twee verbindingen op het lokale MS-distributienet (als bedoeld in Bijlage A.5 van de TCE ).6 Daarmee kwalificeerde de aansluiting als een ‘maatwerkaansluiting’7. Door de rechtstreekse aansluiting op het onderstation voldeed de aansluiting volgens Senefelder aan de huidige wet- en regelgeving8 en had Liander een contract voor 4,5 MVA moeten aanbieden.
4.3.
Liander betwist dit. Volgens haar liep de kabel vanuit OS Doetinchem ná de inkoopruimte van Senefelder door en voorzag deze kabel ook (de inkoopruimte van) afnemer ‘Handelsraad’ van spanning en stroom. Senefelder was dus niet de enige afnemer via de kabel vanaf OS Doetinchem. Haar aansluiting maakte deel uit van een MS-ringstructuur9, een zogenaamd vermaasd netwerk. Het ging volgens Liander om een aansluiting als bedoeld in Bijlage A.4 van de TCE met de toevoeging dat de 10 kV-rail waarop de kabels waren aangesloten voor rekening en onder beheer van Liander was uitgebreid met een extra schakelkast voor een derde netkabel.10 Deze derde kabel maakte op haar beurt onderdeel uit van een MS-ring met onder andere inkoopruimte ‘Bakoven’ als afnemer vóór Senefelder . Deze laatste aansluiting stond ‘uit’; enkel in geval van een storing of onderhoudswerkzaamheden zou Senefelder , na het uitvoeren van schakelhandelingen, via deze kabel van spanning worden gevoed.11 Liander kwalificeert de oorspronkelijke aansluiting op basis van de huidige wet- en regelgeving als een AC5 aansluiting die gelet op de gereguleerde grenzen van aansluitingen op het lokale MS-net een maximum aansluitcapaciteit kent van 2 MVA.12
4.4.
De rechtbank overweegt als volgt. Partijen zijn het er over eens dat de drukkerij in de oorspronkelijke situatie met drie 10 kV-kabels (aansluitverbindingen) was aangesloten op het net van Liander13 zodat de aansluiting in die zin een ‘maatwerkaansluiting’ was. Ook is niet in geschil dat één van de drie kabels rechtstreeks afkomstig was van OS Doetinchem en dat de drukkerij in normale schakelstand via die kabel van elektriciteit werd voorzien. Vast staat dat de oorspronkelijk aansluiting is aangelegd vóór de wetswijziging van 1998. Het enkele feit dat de kabel het door Senefelder verlangde transportvermogen van 4,5 MVA technisch aankon, zoals Senefelder stelt, is niet voldoende om de aansluiting te kwalificeren als een AC6 aansluiting. Bepalend is of Senefelder via de kabel vanuit OS Doetinchem enig afnemer was, zoals Senefelder stelt14 en Liander betwist15.
4.5.
Uit de door Liander overgelegde schematische weergave van de oorspronkelijke aansluitsituatie in de omgeving van Senefelder16 blijkt dat de drukkerij zich op een knooppunt van het vermaasde netwerk bevond. In de gebruikte schakelstand werd na de drukkerij ook inkoopstation ‘Handelsraad’ via de 10 kV-rail in het inkoopstation van Senefelder door de kabel vanaf OS Doetinchem gevoed. Ook inkoopstation ‘Handelsraad’ bevond zich op een zogenaamd knooppunt in het vermaasde netwerk en beschikte, net als de drukkerij, over drie kabels. Als Senefelder wordt gevolgd in haar standpunt dat de drukkerij enig afnemer was via de kabel vanaf OS Doetinchem, zou dit betekenen dat inkoopstation ‘Handelsraad’ niet via die kabel werd gevoed maar via de kabel afkomstig van afnemer ‘Bakoven’. Los van het feit dat dit niet blijkt uit voormelde schermweergave, kan de rechtbank Senefelder niet in deze redenering volgen. Immers, als ‘Bakoven’ en ‘Handelsraad’ met elkaar zouden zijn verbonden op het vermaasde netwerk en de kabel vanuit OS Doetinchem enkel voor Senefelder was bestemd, zoals zij stelt, kwalificeert deze verbinding van één kabel niet als een AC6 aansluiting. Hiervoor zijn twee of meer kabels in één tracé nodig die rechtstreeks zijn aangesloten op een MS-rail van een onderstation.17
4.6.
Daarbij overweegt de rechtbank dat zij Senefelder niet kan volgen in haar stelling dat de 10 kV-rail waar de drie kabels op uitkwamen - en via welke rail inkoopstation ‘Handelsraad’ werd gevoed - onderdeel uitmaakte van de installatie van de drukkerij zodat deze rail uitsluitend kon dienen voor individueel transport van elektriciteit naar de installatie van Senefelder en niet voor collectief transport.18 Uit de overeenkomst tussen de toenmalig eigenaar en PGEM blijkt dat de 10 kV-rail destijds op kosten van PGEM is aangelegd. Verder blijkt uit Bijlage C bij de door Senefelder overgelegde huurovereenkomst met Nuon Tecno B.V.19 én de dienstverleningsovereenkomst met Kenter B.V.20 (zie r.ov. 2.14.) dat het eerste deel van de 10 kV-rail eigendom is van Liander. Anders dan Senefelder stelt21, bevindt blijkens deze bijlages het overdrachtspunt zich bij de drie in elkaar overlopende bolletjes (transformator), een fysiek punt waar een scheiding tussen de aansluiting van een net en de installatie wordt gerealiseerd. Senefelder niet heeft onderbouwd waarom het overdrachtspunt in het verleden niet juist zou zijn weergegeven en, anders dan op voormelde tekeningen, zou zijn gelegen bij de schakelaars/beveiliging tussen de drie kabels en de 10 kV-rail zoals zij stelt. De enkele stelling op zitting dat een overdrachtspunt niet midden op een 10 kV-rail gelegen kan zijn, is daartoe onvoldoende gelet ook op de transformator die zich eveneens op die 10 kV-rail bevindt. Een dergelijke constructie met de 10 kV-rail in het transformatorgebouw dat Senefelder huurt is wellicht niet conform de huidige regelgeving, maar maakt niet dat Senefelder reeds daarom enig afnemer is op de rechtstreekse kabel vanuit OS Doetinchem. Dat (een deel van) de 10 kV-rail eigendom is van Liander sluit aan op de hiervoor genoemde schematische tekeningen van Liander waaruit blijkt dat diezelfde 10 kV-rail werd gebruikt voor ‘Bakoven’ en ‘Handelsraad’. De kabel vanuit OS Doetinchem maakt via de 10 kV-rail en de daarop aangesloten andere twee kabels een lus naar OS Doetinchem.
4.7.
Gelet op het voorgaande staat vast dat de oorspronkelijke aansluiting van de drukkerij onderdeel uitmaakte van een vermaasde MS-ringstructuur met meerdere afnemers. De drukkerij was dus niet de enige afnemer op de 10 kV-kabel vanuit OS Doetinchem. Daar komt bij dat onweersproken is dat (de rechtsvoorganger van) Senefelder de tarieven voor een AC5 aansluiting betaalde.22 Gelet hierop was Liander niet gehouden op basis van de oorspronkelijke aansluiting een aansluit- en transportovereenkomst voor 4,5 MVA met een transportvermogen 3 MW aan te bieden. Liander heeft niet onrechtmatig gehandeld door voor de oorspronkelijke aansluiting op de MS-ring/MS-distributienet maximaal 2 MVA aan te bieden. De vordering van Senefelder tot terugbetaling dan wel vergoeding van de kosten voor het aanleggen van een AC6 aansluiting, wordt dan ook afgewezen.
4.8.
De subsidiaire vordering tot terugbetaling van € 10.826,13 wordt toegewezen.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat de drie kabels en (een deel van) de 10 kV-rail waren bedoeld voor collectief transport van elektriciteit en dat het overdrachtspunt zich bevond ter hoogte van de transformator verderop op die 10 kV-rail. Zoals Liander zelf stelt waren de drie kabels en (een deel van) de 10 kV-rail onderdeel van het net. 23 Verder stelt Liander dat een kabel (onderdeel van het) net is als deze bestemd is voor transport van elektriciteit voor meer dan één afnemer24 en dat deze onderscheiden moet worden van kabels die uitsluitend onderdeel uitmaken van een aansluiting25. Gelet hierop maakte de kabels in de oorspronkelijke aansluiting onderdeel uit van het net. Liander heeft niet onderbouwd gesteld op grond waarvan Senefelder gehouden zou zijn te betalen voor de verwijdering van (een deel van) het net. De regeling over de kosten voor verwijdering van een aansluiting waar Liander zich op baseert, te weten de artikelen 2.4.3 en 2.4.4 van de TCE, is op deze situatie niet van toepassing. Omdat een andere grondslag voor vergoeding van verwijdering van (een deel van) het net door Senefelder niet is gesteld en ook niet is gebleken, heeft Liander onrechtmatig gehandeld door deze kosten wel bij Senefelder in rekening te brengen. Omdat Liander de hoogte van de daarvoor door Senefelder gevorderde schadevergoeding niet heeft betwist, wordt € 10.826,13 toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 februari 2022.
4.9.
Senefelder vordert vergoeding van buitengerechtelijke kosten. Zij stelt echter niet dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. De vordering is dan ook niet toewijsbaar.
4.10.
Senefelder is de partij die overwegend ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Liander als volgt vastgesteld:
- griffierecht
|
€
|
5.737,00
|
|
- salaris advocaat
|
€
|
6.826,00
|
(2,00 punten × € 3.413,00)
|
Totaal
|
€
|
12.563,00
|
|
5 De beslissing
5.1.
veroordeelt Liander om aan Senefelder te betalen een bedrag van € 10.826,13, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van 18 februari 2022 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt Senefelder in de proceskosten, aan de zijde van Liander tot dit vonnis vastgesteld op € 12.563,00,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.F. van den Berg en in het openbaar uitgesproken op
2 augustus 2023.