Kort geding. Verstekzaak. Huur en onderhoud PV-systeem (zonnepanelen). Geen plaats voor een declaratoire beslissing als een verklaring voor recht in kort geding. Voorshands voldoende aannemelijk dat de overeenkomsten beëindigd zijn, dan wel in een bodemprocedure beëindigd zullen worden. De elektronische verbinding dient om die reden verbroken te worden.
De zaak is mondeling behandeld op 8 augustus 2023, waarbij door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
2 De feiten
2.1.
WeMeVe B.V. (hierna: WeMeVe) is eigenaar van het PV-systeem gelegen op dak van het pand aan de [adres] .
2.2.
Op 9 juli 2020 is tussen WeMeVe en EUC een overeenkomst tot stand gekomen ten aanzien van het onderhoud, aanvraag vooroverleg Belastingdienst, en controles op subsidieverstrekking RVO, verzekering van de installatie en productie-inkomsten en verkoop van stroom en Garanties van Oorsprong ten aanzien van het PV-systeem.
2.3.
Op 1 januari 2022 is [eiser] opgericht, met als vennoten de heer [naam 1] (tevens enig aandeelhouder en bestuurder van WeMeVe) en WeMeVe.
2.4.
Op 31 oktober 2022 heeft WeMeVe het PV-systeem overgedragen aan [eiser] .
2.5.
Tussen [eiser] als verhuurder en EUC als huurder is op 31 oktober 2022 een huurovereenkomst tot stand gekomen ten aanzien van het PV-systeem.
2.6.
Daarnaast is op 31 oktober 2022 tussen [eiser] als opdrachtgever en EUC als opdrachtnemer een O&M-Overeenkomst tot stand gekomen met betrekking tot het onderhoud en de monitoring van het PV-systeem.
2.7.
Bij brief van 21 juli 2023 heeft de gemachtigde van [eiser] EUC een verklaring tot vernietiging dan wel ontbinding van voornoemde overeenkomsten gezonden.
3 Het geschil en de beoordeling daarvan
3.1.
[eiser] vordert:
te verklaren dat de gemengde overeenkomst op 24 juli 2023 is geëindigd zonder dat [eiser] aan EUC een opzegvergoeding verschuldigd is;
te beslissen dat EUC wordt bevolen om binnen twee dagen na de betekening van dit vonnis de elektronische verbinding tussen (het monitoringsysteem van) EUC en het PV-systeem te beëindigen en beëindigd te houden op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag dat EUC dat mocht nalaten;
te beslissen dat EUC wordt bevolen om binnen twee dagen na de betekening van dit vonnis de factuur bedoeld in artikel 5 van de huurovereenkomst die betrekking heeft op de kalendermaand april 2023 op te stellen en aan [eiser] te doen toekomen op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag dat EUC dat mocht nalaten;
te beslissen dat EUC wordt veroordeeld in de proceskosten en gebruikelijke nakosten;
te beslissen dat dit vonnis ten aanzien van de bevelen en de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad zal zijn, niettegenstaande daartegen door EUC aan te wenden rechtsmiddelen.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering het volgende ten grondslag.
Tussen partijen gelden een huurovereenkomst en een onderhoudsovereenkomst ten aanzien van de huur en de monitoring en het onderhoud van een PV-systeem. Deze overeenkomsten zijn tot stand gekomen onder invloed van dwaling en daarom vernietigbaar, althans EUC is tekortgekomen in de nakoming van deze overeenkomsten, reden waarom ze ontbonden dan wel opgezegd kunnen worden. [eiser] heeft de overeenkomsten bij brief van 21 juli 2023 beëindigd. [eiser] wil graag met een andere partij kunnen contracteren en heeft er daarom belang bij om op korte termijn vrij over het systeem te kunnen beschikken. Doordat EUC heeft nagelaten een factuur over de maand april 2023 te zenden, kan [eiser] bovendien geen correcte belastingaangifte doen.
3.3.
De dagvaarding is op de bij de wet voorgeschreven wijze betekend aan het adres van EUC. Zij is niet verschenen in deze procedure, zodat tegen haar verstek wordt verleend.
3.4.
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De rechter moet daarom eerst beoordelen of [eiser] ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de rechter moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
3.5.
Het spoedeisend belang van de vordering vloeit voort uit de stellingen van [eiser] .
3.6.
De door [eiser] gevorderde verklaring voor recht dat de gemengde overeenkomst op 24 juli 2023 is geëindigd zonder dat [eiser] aan EUC een opzegvergoeding verschuldigd is, verdraagt zich niet met het voorlopige karakter van een kort geding procedure. Hierin is geen plaats voor een declaratoire beslissing als een verklaring voor recht. De door [eiser] gevorderde verklaring voor recht zal dan ook worden afgewezen (HR 2 april 1976, NJ 1977, 361 en HR 31 maart 2023, ECLI:NL:HR:2023:503).
3.7.
[eiser] vordert verder te beslissen dat EUC wordt bevolen om binnen twee dagen na de betekening van dit vonnis de elektronische verbinding tussen (het monitoringsysteem van) EUC en het PV-systeem te beëindigen en beëindigd te houden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag dat EUC dat mocht nalaten.
Niet weersproken is ten eerste dat EUC tekort is geschoten ten aanzien van in ieder geval haar verplichting tot verzending en betaling van de factuur van april 2023, ten tweede dat met de verklaring tot beëindiging van 21 juli 2023 de overeenkomsten per 24 juli 2023 zijn geëindigd, ten derde dat EUC daarna niet is overgegaan tot beëindiging van de elektronische verbinding en ten laatste dat nadien de tekortkoming is voortgezet, nu over de maand juni 2023 evenmin een factuur is verzonden of betaald. Gelet hierop is voorshands voldoende aannemelijk dat in een bodemprocedure tot het oordeel zal worden gekomen dat de huurovereenkomst en O&M overeenkomst zijn geëindigd, althans dat deze overeenkomsten in die procedure beëindigd zullen worden en geoordeeld zal worden dat de elektronische verbinding tussen (het monitoringssysteem van) EUC en het PV-systeem om die reden eveneens beëindigd dient te worden. De gevorderde beëindiging van de verbinding wordt om die reden toegewezen.
De gevorderde dwangsom zal worden beperkt als volgt.
3.8.
Het gevorderde bevel aan EUC om binnen twee dagen na de betekening van dit vonnis de factuur bedoeld in artikel 5 van de huurovereenkomst die betrekking heeft op de kalendermaand april 2023 op te stellen en aan [eiser] te doen toekomen wordt eveneens toegewezen, nu deze vordering niet is betwist en deze de kantonrechter evenmin onrechtmatig of ongegrond voor komt.
De gevorderde dwangsom zal worden beperkt als volgt.
3.9.
EUC is de partij die grotendeels ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
€
109,44
- griffierecht
€
128,00
- salaris gemachtigde
€
529,00
Totaal
€
766,44
3.10.
De gevorderde nakosten worden toegewezen tot het maximum van € 132,00, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.
3.11.
De tevens gevorderde uitvoerbaar bij voorraad verklaring is niet betwist en zal daarom worden toegewezen.
4 De beslissing
De kantonrechter
4.1.
beveelt EUC om binnen twee dagen na de betekening van dit vonnis de elektronische verbinding tussen (het monitoringsysteem van) EUC en het PV-systeem te beëindigen en beëindigd te houden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van
€ 500,00 per dag dat EUC dat mocht nalaten met een maximum van € 25.000,00,
4.2.
beveelt EUC om binnen twee dagen na de betekening van dit vonnis de factuur bedoeld in artikel 5 van de huurovereenkomst die betrekking heeft op de kalendermaand april 2023 op te stellen en aan [eiser] te doen toekomen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per dag dat EUC dat mocht nalaten met een maximum van € 10.000,00;
4.3.
veroordeelt EUC in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot dit vonnis vastgesteld op € 766,44, en € 132,00 aan kosten die na dit vonnis zullen ontstaan, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Weerkamp - Beens en in het openbaar uitgesproken op 14 augustus 2023.
693 / 918
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: