3.2.
bepaalt dat aan prof. [deskundige] de volgende vragen zullen worden voorgelegd:
Inleiding
In deze zaak staat het handelen van dr. [betrokkene 2] , internist, ter discussie. Uw onderzoek(s-rapport) heeft als doel dat de rechter over het handelen van de betrokken arts kan oordelen; is er juist gehandeld door de arts? Het handelen van de betrokken arts moet de rechter toetsen aan een norm die geduid wordt als de norm van het goed hulpverlenerschap. Die norm vereist kennis van de medisch professionele standaard en de manier waarop de betrokken arts de geneeskundige behandeling heeft verricht. Om die toets te kunnen doen, is het noodzakelijk dat de rechter door u als medische deskundige wordt voorgelicht, om zo voorzien te worden van feitelijke informatie over de medische praktijk en het handelen van de betrokken arts. U wordt als medisch deskundige niet gevraagd om te oordelen over de aansprakelijkheid. Bij uw beoordeling moet u dan ook uit gaan van objectieve maatstaven. Leeftijd, rang en ervaring van de arts zijn voor de toets niet van belang.
In dit kader worden u onderstaande vragen gesteld. Het zal niet mogelijk zijn om alle vragen met zekerheid te beantwoorden. Van u wordt ook niet gevraagd zekerheid te geven. Wel wordt gevraagd of u, vanuit uw kennis en ervaring op uw vakgebied, de geformuleerde vragen wilt beantwoorden, naar de stand van de wetenschap op het moment waarop de geneeskundige behandeling plaats had, uw antwoorden te motiveren en zo mogelijk te verwijzen naar relevante literatuur. Het begrip ‘medisch professionele standaard’ moet u steeds opvatten als het geheel van regels en normen waaraan de hulpverlener is gehouden, die blijken uit de opleiding(s-eisen) voor medici, inzichten en ervaring uit de geneeskundige praktijk, wetenschappelijke literatuur, protocollen en gedragsregels.
1. Wilt u op basis van het medisch dossier, de anamnese, en uw gesprekken met partijen (voor zover verricht) een beknopte chronologische beschrijving geven van het beloop van de geneeskundige behandeling van [eiser] in de periode van 2014-2019?
U moet de volgende vraag (2) zo feitelijk mogelijk beantwoorden. U hoeft niet aan te geven in hoeverre een eventuele afwijking aanvaardbaar, redelijk of verwijtbaar is.
2. a. Heeft de behandelend internist drs. [betrokkene 2] gedurende de behandeling van [eiser] van 30 januari 2014 tot 23 augustus 2019 naar uw oordeel gehandeld volgens de op dat moment voor haar geldende professionele standaard(en)?
b. Indien niet volgens de professionele standaard(en) is gehandeld, kunt u dan vermelden in hoeverre dat niet is gebeurd en hoe er anders had moeten en kunnen worden gehandeld?
3. Kunt u aangeven of, en zo ja op welk moment, drs. [betrokkene 2] de buikpijnklachten van [eiser] in verband had moeten brengen met het aangetroffen concrement pyelum zoals te zien op de CT-colon van 18 februari 2014?
4. Kunt u aangeven of [betrokkene 2] [eiser] had moeten doorverwijzen naar een uroloog. Indien doorverwijzing had moeten plaatsvinden, wilt u in uw beantwoording ook erop ingaan of doorverwijzing had moeten plaatsvinden naar aanleiding van de CT-colon en het verslag van de radioloog [betrokkene 3] (beiden van 18 februari 2014), of in mei 2014 nadat de behandelingen aan de hernia’s epigastrica en de darmpoliepen hadden plaatsgevonden, of wellicht op een later concreet moment?
5. Kunt u aangeven of, en zo ja op welk moment, [eiser] naar aanleiding van de CT-colon en/of het verslag van de radioloog [betrokkene 3] (beiden van 18 februari 2014) had moeten worden geïnformeerd over a. het aangetroffen concrement pyelum en b. de mogelijke behandelwijze daarvan?
6. Kunt u aangeven of, en zo ja op welk moment, [eiser] had moeten worden geadviseerd de niersteen te laten verwijderen?
7. Indien uw antwoord op vraag 6 bevestigend luidt, zijn er redenen op grond waarvan een redelijk handelend patiënt zou hebben afgezien van die behandeling? Zo ja, welke redenen en waren die redenen aanwezig bij [eiser] ?
8. Kunt u aangeven of de buikpijnklachten waarvoor [eiser] in 2014 door de huisarts is doorverwezen naar het CWZ kunnen zijn veroorzaakt door het op de CT-colon van 18 februari 2014 aangetroffen concrement pyelum? Wilt u bij uw antwoord ook betrekken of de buikpijnklachten, geheel of gedeeltelijk, (mede) konden worden veroorzaakt door de overige medische problematiek bij [eiser] , waaronder de hernia’s epigastrica, darmpoliepen, levercyste, slokdarmontsteking, ACNES en/of rectumcarcinoom?
9. Indien uw antwoord op vraag 8 (gedeeltelijk) bevestigend luidt, kunt u dan vermelden (in percentages) in hoeverre het aangetroffen concretement pyelum en/of de overige medische problemen de buikklachten kunnen hebben veroorzaakt en vermelden met welke mate van waarschijnlijkheid u tot dat oordeel komt?
10. Kunt u voormelde vragen vanuit uw expertise beantwoorden of is daarvoor (ook) een deskundig oordeel van een arts met een ander specialisme, zoals bijvoorbeeld een uroloog, noodzakelijk?
11. Heeft u nog opmerkingen die van belang zouden kunnen zijn voor de beoordeling van deze zaak door de rechter?