Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBGEL:2024:1345

Rechtbank Gelderland
12-03-2024
26-03-2024
432172
Civiel recht
Eerste aanleg - enkelvoudig

Afgifte administratie aan faillissementscurator, artikel 92 en 105b Fw

Rechtspraak.nl
INS-Updates.nl 2024-0071
RI 2024/37
JOR 2024/175 met annotatie van mr. F.B. Bosvelt
Sdu Nieuws Insolventierecht 2024/158

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht

Zittingsplaats Zutphen

Zaaknummer: C/05/432172 / KZ ZA 24-22

Vonnis in kort geding van 12 maart 2024

in de zaak van

MR. PAUL FREDERIK SCHEPEL,

in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [onder curatele],

gevestigd te [plaats 1] ,

eiser,

hierna te noemen: de curator,

advocaat: mr. P.F. Schepel te Deventer,

tegen

ADMINISTRATIEKANTOOR [gedaagde] B.V.,

gevestigd te [plaats 2] ,

gedaagde,

hierna te noemen: [gedaagde] ,

vertegenwoordigd door haar bestuurder verschenen.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling van 5 maart 2024.

2 De feiten

2.1.

Bij vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 9 januari 2024 is [onder curatele] (hierna: [onder curatele] ) in staat van faillissement verklaard met aanstelling van mr. P.F. Schepel tot curator (productie 1 van de curator).

2.2.

[gedaagde] is een belastingadviesbureau en administratiekantoor.

2.3.

Bij e-mailbericht van 31 januari 2024 (productie 2 van de curator) is de heer [betrokkene 1] , bestuurder van [gedaagde] , namens de curator als volgt bericht:

“(…)

Van uw collega (…) begreep ik dat ik mij tot u kan wenden ter zake de loonadministratie van [onder curatele] . Graag vraag ik uw aandacht voor het volgende.

De werknemers van de gefailleerde vennootschap hebben al enige tijd geen salaris meer ontvangen en hebben zich tot het UWV gewend voor een aanvraag faillissementsuitkering. Voor deze aanvraag zijn echter diverse (loon)gegevens nodig. Van een groot aantal werknemers heb ik begrepen dat zij nooit loonstroken van de heer [betrokkene 2] hebben ontvangen. Het UWV heeft mij daarom gevraagd of ik toegang heb of kan krijgen tot de digitale salarisadministratie van [onder curatele] Ik heb de heer [betrokkene 2] gevraagd om mij de benodigde informatie te verstrekken maar hij geeft niet thuis.

In het belang van de werknemers zou ik het daarom bijzonder op prijs stellen als ik toegang zou kunnen krijgen tot het online portaal waar de loonstroken van de werknemers beschikbaar zijn, zodat ik deze loonstroken aan het UWV kan toesturen. Alternatief zou kunnen zijn dat ik van u de loonstroken over de laatst zes maanden ontvang.

(…)”

2.4.

Op het verzoek van de curator per e-mailbericht van 7 februari 2024 is namens [gedaagde] gereageerd dat [betrokkene 1] zich niet geroepen voelt om kosteloos te voldoen aan het verzoek omdat de openstaande schuld bij [gedaagde] al hoog genoeg is.

2.5.

Bij e-mailbericht van 8 februari 2024 is [gedaagde] namens de curator gewezen op artikel 105b van de Faillissementswet (Fw) en medegedeeld dat [gedaagde] op grond van dit artikel verplicht is om kosteloos aan het verzoek te voldoen.

2.6.

Bij e-mailbericht van 14 februari 2024 is namens [gedaagde] aan de curator bericht dat artikel 105b Fw niet van toepassing is omdat zijn verzoek door [gedaagde] vervaardigde stukken betreft. Daarbij is aangegeven dat de door [onder curatele] verstrekte urenlijsten wél opgehaald kunnen worden, evenals circa 20 administratiedozen.

3 Het geschil

3.1.

De curator vordert bij vonnis:

I. [gedaagde] te veroordelen om binnen twee dagen na dit vonnis alle administratie die betrekking heeft op [onder curatele] en met name alle loonadministratie, in welke vorm dan ook, aan de curator beschikbaar te stellen in zodanige vorm dat het voor hem leesbaar is;

II. [gedaagde] te veroordelen een dwangsom van € 2.500,00 per dag aan hem te betalen indien zij niet behoorlijk en/of niet tijdig aan deze veroordeling voldoet tot een maximum van € 100.00,00;

III. [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten, bestaande uit:

  1. het griffiegeld dat de curator aan de rechtbank moet betalen voor deze zaak;

  2. het salaris advocaat;

  3. het nasalaris van € 178,00 zonder betekening en € 270,00 met betekening van het vonnis; en

  4. e wettelijke rente bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten vanaf 14 dagen na het vonnis;

IV. de uitspraak uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

3.2.

De curator legt onder meer aan zijn vorderingen ten grondslag dat hij (spoedeisend) belang heeft bij de loonadministatie in verband met de loongarantieregeling voor de 85 personeelsleden die in dienst waren van [onder curatele] en hun rechten/uitkering die het UWV niet kan vaststellen zonder die loonadministratie. Daarnaast heeft hij de administratie nodig om onderzoek te kunnen doen naar de oorzaken van het faillissement en eventuele onregelmatigheden in de aanloop daarheen. Hij baseert zijn vordering op artikel 92 Fw, waarin staat dat de curator alle bescheiden en andere gegevensdragers van de gefailleerde onder zich dient te nemen, en op grond van artikel 105b lid 2 Fw, waarin is bepaald dat een derde ten aanzien van de administratie van de gefailleerde geen beroep op een retentierecht kan doen als de curator die administratie heeft opgevraagd. De curator heeft ter zitting erkend dat hij inmiddels een groot aantal dozen met administratie heeft ontvangen van [gedaagde] . Hij stelt echter dat dit slechts een deel van de stukken betreft en dat hij recht heeft op afgifte van de gehele (loon)administratie.

3.3.

[gedaagde] voert ten verwere samengevat aan dat zij een groot deel van de administratie van [onder curatele] (bijna 40 dozen) al aan de curator heeft afgegeven en dat de loonadministratie door haar vervaardigde stukken zijn en dus van haar zijn. Ter zitting is namens [gedaagde] nog gesteld dat stukken die de bestuurder van [onder curatele] aan haar beschikbaar heeft gesteld geen onderdeel zijn van de administratie. Ten slotte stelt [gedaagde] dat haar dossier van [onder curatele] niet compleet is en zij daardoor niet alle gevorderde stukken kan overleggen.

3.4.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4 De beoordeling

4.1.

De voorzieningenrechter overweegt allereerst dat [gedaagde] het spoedeisend belang bij de vorderingen niet heeft betwist. Uit de omstandigheid dat de loonadministratie nodig is voor de doorbetaling van de werknemers van [onder curatele] door het UWV volgt bovendien in voldoende mate dat sprake is van een spoedeisend belang bij de vordering tot afgifte daarvan.

4.2.

Bij de beoordeling van de vorderingen geldt het volgende als uitgangspunt.

In artikel 92 Fw is bepaald dat de curator de bescheiden en andere gegevensdragers van de gefailleerde onder zich moet nemen. Op grond van artikel 105a lid 2 Fw lid 2 in verbinding met artikel 106 Fw dient de gefailleerde de administratie terstond aan de curator te overhandigen. In artikel 105b Fw is bepaald dat derden die in de uitoefening van hun beroep of bedrijf, die de administratie van de gefailleerde geheel of gedeeltelijk onder zich hebben, die administratie desgevraagd volledig aan de curator ter beschikking moeten stellen. Daarbij is in het tweede lid bepaald dat die derden, in afwijking van artikel 60 Fw, geen beroep kunnen doen op een retentierecht ten aanzien van de administratie van gefailleerde als de curator de administratie heeft opgevraagd.

4.3.

Niet in geschil is dat [gedaagde] de administratie voor [onder curatele] verzorgde in de jaren voor het faillissement en dat zij aldus is aan te merken als derde in de zin van artikel 105b Fw. Dat betekent dat [gedaagde] op grond van voornoemde bepalingen gehouden is om op verzoek van de curator de administratie van [onder curatele] aan de curator te overhandigen. Voor zover [gedaagde] stelt – zoals uit het e-mailbericht van 7 februari 2024 kan worden afgeleid – dat zij nog een vordering op [onder curatele] heeft en om die reden niet bereid is tot afgifte van de administratie, geldt dat [gedaagde] op grond van artikel 60 Fw geen beroep kan doen op een retentierecht, zodat een openstaande schuld aan haar niet afdoet aan de verplichting om de administratie (kosteloos) aan de curator af te geven.

4.4.

[gedaagde] stelt zich op het standpunt dat zij al heel veel stukken van Yumi aan de curator heeft overhandigd en dat zij de loonadministratie niet hoeft te overhandigen omdat zij die heeft vervaardigd. Ter zitting is namens [gedaagde] bovendien gesteld dat de aan haar door de heer [betrokkene 2] , bestuurder van [onder curatele] , beschikbaar gestelde stukken geen onderdeel zijn van de administratie en dus niet hoeven te worden overgelegd.

4.5.

De voorzieningenrechter volgt [gedaagde] hierin niet. De verplichting tot afgifte op grond van artikel 105b Fw geldt mede voor stukken die van de klant ( [onder curatele] ) zijn en voor stukken die de derde ( [gedaagde] ) in opdracht van de klant heeft vervaardigd en/of bewerkt. Voor het kunnen uitoefenen van zijn wettelijke taak – het doen van onderzoek naar de achtergronden en de oorzaken van het faillissement en het te gelde maken van mogelijke activa – heeft de curator immers belang bij alle stukken die tot de administratie van [onder curatele] behoren. Niet tot de administratie behoren interne aantekeningen en/of berekeningen van [gedaagde] : die behoren misschien tot het dossier dat [gedaagde] van [onder curatele] heeft, maar niet tot de administratie, zodat zij die niet op grond van artikel 105b Fw hoeft af te geven aan de curator.

4.6.

Het voorgaande brengt met zich dat [gedaagde] de administratie, waaronder de loonadministratie, aan de curator dient af te geven met dien verstande dat [gedaagde] slechts kan afgeven wat zij heeft. Ter zitting is namens [gedaagde] verklaard dat zij niet beschikt over gegevens met betrekking tot gewerkte uren in november en december 2023. Dat betekent, zoals de curator ter zitting ook onderkende, dat [gedaagde] de loonadministratie over die maanden niet kan afgeven en de vordering voor dat deel niet toewijsbaar is. De vordering ten aanzien van de gehele (loon)administratie waar zij wél over beschikt, zal worden toegewezen, met dien verstande dat de voorzieningenrechter het redelijk acht te bepalen dat [gedaagde] die administratie binnen 5 werkdagen dient over te leggen. Voor zover [gedaagde] stelt dat er mogelijk praktische problemen zijn als gevolg van haar beperkte toegang tot de digitale portal, waardoor het moeilijk zal zijn om alle gegevens aan de curator beschikbaar te stellen, wijst de voorzieningenrechter erop dat de praktische invulling niet afdoet aan de verplichting tot afgifte aan de curator van de administratie waarover zij beschikt en dat het raadzaam is om hierover met de curator te overleggen.

4.7.

[gedaagde] heeft geen verweer gevoerd tegen de gevorderde dwangsom, zodat deze toewijsbaar is zoals gevorderd. Gelet op het belang van de curator en de werknemers van [onder curatele] bij de (loon)administratie acht de voorzieningenrechter de hoogte en het maximum van de te verbeuren dwangsom redelijk.

4.8.

[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van de curator worden begroot op:

- kosten van de dagvaarding

139,30

- griffierecht

688,00

- salaris advocaat

1.107,00

- nakosten

178,00

(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)

Totaal

2.112,30

4.9.

De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5 De beslissing

De voorzieningenrechter

5.1.

veroordeelt [gedaagde] om binnen vijf werkdagen na betekening van dit vonnis alle administratie waarover zij beschikt en die betrekking heeft op [onder curatele] en met name de loonadministratie tot en met oktober 2023, in welke vorm dan ook, aan de curator beschikbaar te stellen in zodanige vorm dat het voor hem leesbaar is,

5.2.

veroordeelt [gedaagde] om aan de curator een dwangsom te betalen van € 2.500,00 voor iedere dag dat zij niet aan de veroordeling in 5.1 voldoet, tot een maximum van € 100.000,00 is bereikt,

5.3.

veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 2.112,30, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,

5.4.

veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,

5.5.

verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.J.M. Weijnen en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2024.

JO/AW

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.