Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBGEL:2024:3100

Rechtbank Gelderland
24-05-2024
09-09-2024
C/05/422779 / ES RK 23-298
Personen- en familierecht
Eerste aanleg - enkelvoudig,Op tegenspraak,Beschikking

Verdeling huwelijksgoederengemeenschap. Waarde IB claim aanmerkelijk belang aandelen

Rechtspraak.nl
Notamail 2024/213
Sdu Nieuws Personen- en familierecht 2024/518
V-N Vandaag 2024/2211
Vp-bulletin 2024/58 met annotatie van Redactie
V-N 2024/55.16 met annotatie van Redactie
Belastingadvies 2025/1-2.1

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Familie- en jeugdrecht

Zittingsplaats Arnhem

Zaakgegevens: C/05/422779 / ES RK 23-298 en C/05/428461 FA RK 23/3857

Datum uitspraak: 24 mei 2024

beschikking vaststelling wijze van verdeling

in de zaak van

[verzoekster] (nader te noemen: de vrouw),

wonende te [woonplaats] ,

advocaat mr. J.W.C. Giebels te Nijmegen,

tegen

[verweerder] (nader te noemen: de [verweerder] ), (nader te noemen: de man),

wonende te [woonplaats] ,

advocaat mr. W.M. Noordraven-Reijnen te Nijmegen.

1 Het verloop van de procedure

1.1.

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:

  • -

    de tussenbeschikking echtscheiding van 27 november 2023;

  • -

    de brief van de advocaat van de man van 25 januari 2024 met producties;

  • -

    de brief van de advocaat van de vrouw van 2 februari 2024 met producties;

  • -

    pleitnota van de man van 7 februari 2024.

1.2.

De zaak is besproken op de mondelinge behandeling van 7 februari 2024 met gesloten deuren. Daarbij waren aanwezig beide partijen, bijgestaan door hun advocaten.

2 De feiten

2.1.

De man en de vrouw zijn met elkaar getrouwd geweest. Bij beschikking van [datum] is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Het huwelijk is op [datum] ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand.

3 Het verzoek en het verweer

3.1.

De vrouw heeft de rechtbank verzocht de wijze van verdeling van de ontbonden gemeenschap vast te stellen. De man heeft tegen die wijze verweer gevoerd en eveneens de rechtbank verzocht de wijze van verdeling van de gemeenschap vast te stellen.

3.2.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4 De beoordeling

4.1.

Partijen hebben geen huwelijkse voorwaarden laten opstellen en zij zijn vóór 1 januari 2018 getrouwd. Dat betekent dat door het huwelijk van partijen een wettelijke gemeenschap van goederen is ontstaan.

4.2.

Door de indiening van het verzoekschrift tot echtscheiding is die gemeenschap op 20 juli 2023 ontbonden.1Dat betekent in beginsel dat de goederen die partijen op die datum (de zogenoemde ‘peildatum’) hadden, moeten worden verdeeld. Van de schulden die zij op de peildatum hadden, moet worden vastgesteld wie onderling welk deel daarvan moet betalen (ook wel de ‘interne draagplicht’ genoemd).

4.3.

Tot de wettelijke gemeenschap van goederen behoren alle goederen die al vóór het huwelijk samen van partijen of van één van hen waren en alle goederen die zij ieder tijdens het huwelijk en vóór de hiervoor genoemde datum van ontbinding hebben verkregen. Erfenissen, schenkingen en giften vallen eveneens in de gemeenschap, tenzij onder uitsluiting verkregen. Wat de schulden betreft, behoren tot de gemeenschap die schulden waarvan partijen al samen of één van hen schuldenaar waren vóór het huwelijk en alle schulden die zij ieder tijdens het huwelijk en vóór de hiervoor voornoemde datum van ontbinding zijn aangegaan.

4.4.

De rechtbank zal hierna eerst in kaart brengen welke goederen en schulden deel uitmaken van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap. Daarna zal de rechtbank per goed de wijze van verdeling gelasten en per schuld bepalen wie de schuld voor zijn of haar rekening zal nemen. Daarbij geldt als uitgangspunt dat ieder van partijen recht heeft op de helft van de waarde van de goederen en ieder van hen de helft van de schulden zal moeten dragen. Voor de waarde van de goederen geldt dat de rechtbank in beginsel kijkt naar de waarde die de goederen hebben op het moment van de feitelijke verdeling, tenzij partijen een peildatum hebben afgesproken.

Peildatum

4.5.

Partijen zijn het erover eens dat als peildatum, voor zowel de samenstelling als de waardering van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap, geldt 30 juni 2022. De rechtbank zal hiervan uitgaan.

4.6.

Partijen zijn het erover eens dat de volgende goederen en schulden tot de gemeenschap behoren. Voor zover partijen het eens zijn over de waardering van de goederen en schulden zal de rechtbank de waarde in dit overzicht aangeven.

Activa:

  1. de woning aan [adres] in [plaats] met een waarde van € 650.000;

  2. de spaarhypotheekpolis aangegaan bij Reaal met polisnummer [nummer 1] ten bedrage van € 67.389,79;

  3. de spaarhypotheekpolis aangegaan bij Reaal met polisnummer [nummer 2] ten bedrage van € 44.794,05;

  4. e aandelen in de besloten vennootschap [naam B.V.] ;

  5. de bankrekening met nummer [nummer 3] op naam van de vrouw ten bedrage van € 1.849,52;

  6. de bankrekening met nummer [nummer 4] op naam van de vrouw ten bedrage van € 266,47;

  7. de bankrekening met nummer [nummer 5] op naam van de vrouw ten bedrage van € 0,45;

  8. de bankrekening met nummer [nummer 6] op naam van de man ten bedrage van € 1.024,11;

  9. de bankrekening met nummer [nummer 7] op naam van de man ten bedrage van € 13.317;

  10. de aandelen/effecten bij ABN AMRO [nummer 8] op naam van de man ten bedrage van € 23.573,20;

  11. de aandelen/effecten bij [nummer 3] op naam van de vrouw ten bedrage van € 917,46;

  12. de aandelen/effecten bij Robeco [nummer 9] op naam van de man ten bedrage van € 27.372,26;

  13. de aandelen/effecten bij Synvest op naam van de man ten bedrage van € 51.362,82;

  14. de inboedel van de voormalige echtelijke woning;

  15. de paarden [paard 1] en [paard 2] met trailer en toebehoren;

  16. de bezittingen die behoren tot de eenmanszaak van de vrouw;

  17. de sportauto Jaguar ten bedrage van € 54.023,50;

  18. de polis bij Avéro van de vrouw met nummer [nummer 10] verminderd met 37% belastinglatentie, ten bedrage van € 12.302;

  19. de polis bij Nationale Nederlanden van de vrouw eindigend op nummer [nummer 11] verminderd met 37% belastinglatentie, ten bedrage van € 42.081;

  20. de FOR van de eenmanszaak van de vrouw verminderd met 37% belastinglatentie, ten bedrage van € 31.905;

  21. de polis bij Avéro van de man met nummer [nummer 12] verminderd met 37% belastinglatentie, ten bedrage van € 17.439;

  22. de oudedagsvoorziening van de man in [naam B.V.] verminderd met 37% belastinglatentie, ten bedrage van € 98.805;

  23. teruggave IB 2020 van de man ten bedrage van € 3.921;

  24. teruggave IB 2020 van de vrouw ten bedrage van € 20.440;

  25. teruggave ZVW 2020 van de vrouw ten bedrage van € 1.548;

  26. teruggave IB 2021 van de man ten bedrage van € 2.368;

Passiva:

  1. de hypothecaire geldlening bij De ABN AMRO Bank met leningnummer [nummer 13] ten bedrage van € 127.059;

  2. de eigenwoning schuld aangegaan bij de onderneming van de man, [naam B.V.] , ten bedrage van € 183.050;

  3. de schuld in rekening courant aan [naam B.V.] ten bedrage van € 83.173,47;

  4. e schulden die behoren tot de eenmanszaak van de vrouw;

  5. aanslag IB 2021 van de vrouw ten bedrage van € 10.751;

  6. aanslag Zvw 2021 van de vrouw ten bedrage van € 1.755;

4.7.

Tussen partijen is in geschil of de volgende goederen en schulden aanwezig zijn en/of tot de gemeenschap behoren:

  1. het paard [paard 3] ;

  2. de sieraden van partijen;

  3. de erfenis die de man van zijn ouders heeft ontvangen voor zover meer dan € 30.000;

  4. teruggave/ aanslag IB 2022 van de man;

  5. teruggave/ aanslag IB 2022 van de vrouw;

  6. teruggave/ aanslag Zvw 2022 van de vrouw.

4.8.

Partijen verschillen verder van mening over de verdeling van de leveringskosten verbonden aan de toekomstige levering van de onroerende zaak en de aandelen in [naam B.V.] aan de man.

4.9.

Partijen zijn het erover eens dat de vrouw een voorschot van de man heeft ontvangen van € 1.055.000 in verband met de verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap.

De woning, de (hypothecaire) geldleningen en de spaarpolissen (posten a, b, c, aa en bb)

4.10.

Partijen zijn het erover eens dat de woning aan [adres] in [plaats] en de rechten van de daaraan verbonden spaarpolissen aangegaan bij Reaal onder polisnummers [nummer 14] en [nummer 2] worden toegedeeld aan de man, onder de verplichting de lasten uit de daaraan gekoppelde hypothecaire geldlening bij de ABN AMRO Bank met leningnummer [nummer 13] en de eigenwoning schuld aangegaan bij [naam B.V.] volledig voor zijn rekening te nemen, waarbij de vrouw zal worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. Partijen zijn het erover eens dat overwaarde van de woning € 452.074,84 bedraagt, zodat de man aan de vrouw € 226.037,42 moet betalen.

Leveringskosten

4.11.

De levering van de woning moet plaatsvinden bij een notaris.2 Partijen verschillen met elkaar van mening over de vraag wie deze kosten van de notaris en andere leveringskosten moet betalen.

4.12.

Volgens de vrouw moeten deze notariskosten en overige leveringskosten van de woning volledig voor rekening van de man komen, omdat de woning en spaarpolissen aan hem worden toegedeeld. Als de woning aan een derde zou zijn verkocht, zou de vrouw ook geen notariskosten hoeven te betalen. Bovendien heeft zij zelf notariskosten moeten betalen in verband met de aankoop van een nieuw huis.

4.13.

Volgens de man moeten partijen allebei de helft van de notariskosten betalen, omdat het hier gaat om kosten van verdeling. De man beroept zich op een uitspraak van de rechtbank Rotterdam 30/06/2021, ECLI:NL:2021:6251, waarin de kosten tussen partijen worden verdeeld.

4.14.

De rechtbank is van oordeel dat de kosten ten laste van de man komen. Deze kosten komen bij levering aan een derde ten laste van de koper aan wie geleverd wordt. In dit geval wordt geleverd aan de man. Het enkele feit dat de man geen derde is, kan er niet voor zorgen dat de vrouw de helft van deze kosten zou moeten dragen.

De aandelen in [naam B.V.] (posten d en A)

4.15.

Partijen zijn het er over eens dat de aandelen een waarde hebben van € 4.048.202. Op deze waarde moeten een aantal correcties worden toegepast.

Jaguar

4.16.

Partijen zijn het eens met een correctie van de aandelen in negatieve zin van € 800 voor wat betreft de Jaguar die tot het ondernemingsvermogen behoort.

Coronasubsidie

4.17.

Partijen zijn het eens met een correctie van de aandelen in negatieve zin van € 4.714 voor wat betreft de terug te betalen coronasubsidie.

Advocaatkosten

4.18.

Uit de stukken is gebleken dat [naam B.V.] de advocaatkosten die de man in het kader van de echtscheidings- en verdelingsprocedure heeft gemaakt van € 10.612,79 heeft betaald. Naar de mening van de vrouw dient de waarde van de aandelen met dit bedrag te worden gecorrigeerd. De vrouw stelt dat de adviseurs van partijen op dit punt overeenstemming hadden en dat door de adviseur van de man aan de adviseur van de vrouw telefonisch is bevestigd dat de waardering op dit punt zou worden gecorrigeerd.

4.19.

Volgens de man behoeft de waardering van de aandelen in [naam B.V.] niet te worden gecorrigeerd met de betaalde advocaatkosten. Het gaat om kosten die voor de peildatum zijn gemaakt, die vanuit de gemeenschap behoren te worden betaald. Als de man deze kosten privé zou hebben betaald, zouden zijn liquide middelen met eenzelfde bedrag zijn verminderd. Het is dus een vestzak-broekzakverhaal. De man betwist dat zijn adviseur aan de adviseur van de vrouw heeft bevestigd dat de waardering op dit punt zou worden gecorrigeerd.

4.20.

De rechtbank corrigeert de waarde van de aandelen van [naam B.V.] met een bedrag van € 10.612,79. De advocaatkosten van de man in de echtscheidingsprocedure zijn privékosten en horen dus niet thuis op de balans. Dat anders zijn liquide middelen lager zouden zijn, maakt dit niet anders.

[paard 3]

4.21.

De vrouw stelt dat het paard [paard 3] eigendom is van de man in privé en dat de waarde tot de gemeenschap behoort. De vrouw wil [paard 3] toegedeeld krijgen tegen een waarde van € 35.000. Volgens de vrouw is dit de waarde exclusief btw.

4.22.

Volgens de man is het paard [paard 3] als belegging door [naam B.V.] gekocht voor een bedrag van € 15.000 inclusief btw. Dit blijkt volgens hem uit de koopovereenkomst die hij met de heer [naam 1] heeft gesloten. De man stelt primair dat hij deze koopovereenkomst heeft gesloten als directeur-grootaandeelhouder van [naam B.V.] . Subsidiair stelt hij dat hij het paard ex artikel 1: 197 BW heeft ingebracht in de onderneming. Hiertoe was hij bevoegd.

4.23.

De rechtbank is van oordeel dat de man [paard 3] in privé heeft aangekocht en niet als directeur-grootaandeelhouder van [naam B.V.] . Zij overweegt daartoe als volgt. Uit de koopovereenkomst van 21 juli 2020 die is opgesteld door advocaat mr. Wensing, blijkt dat [paard 3] (die daarin [andere naam paard 3] wordt genoemd) door [naam 1] als verkoper is verkocht aan de heer [naam verweerder] (privé) als koper voor een bedrag van € 15.000. In artikel 7 van de overeenkomst is bepaald dat de koopsom door de koper vóór de levering aan de verkoper moet zijn voldaan. In de koopovereenkomst is verder opgenomen dat de verkoper het paard zal leveren aan de koper. Uit deze koopovereenkomst blijkt niet dat de man [paard 3] gekocht heeft als directeur-grootaandeelhouder van [naam B.V.] . Daarmee staat vast dat [paard 3] is gekocht is door de man in privé en (blijkens de koopovereenkomst) is geleverd is aan de man in privé en dat de man in 2020 eigenaar is geworden van [paard 3] . Dat [naam B.V.] op 31 juli 2020 een bedrag van € 15.000 heeft betaald, maakt dit niet anders. Ook niet als vast zou komen te staan dat dit bedrag aan [naam 1] zou zijn betaald voor de aankoop van [paard 3] . Voor de vaststelling van de eigendom is het namelijk niet relevant wie de koopsom heeft betaald. Nog los daarvan staat ook niet zonder meer vast dat dit bedrag is betaald voor de aankoop van [paard 3] . Dit bedrag is na de levering van het paard aan de man overgemaakt en als heeft als omschrijving ‘in verband met de aankoop [naam 2] ’. Daarnaast is het bedrag overgemaakt aan [naam 3] .

4.24.

Ook de facturen van de heer [naam 4] voor de stallingskosten leveren geen bewijs op voor de eigendom van [naam B.V.] . De stallingsovereenkomst met de heer [naam 4] is gesloten door de man (privé), waarbij hij in artikel 2 heeft verklaard dat het paard hem in eigendom toebehoort en dat er geen eigendomsrecht of beperkt recht van een derde op rust. De facturen van de stallingskosten staan op naam van de besloten vennootschap [naam dochteronderneming] , in welke onderneming [naam B.V.] deelneemt. De kosten van het paard [paard 3] zijn echter meegenomen in de balans van [naam B.V.] en niet in de deelneming van de dochtermaatschappij [naam dochteronderneming] .

4.25.

Met betrekking tot de subsidiaire stelling van de man dat hij [paard 3] ex artikel 1: 97 BW heeft ingebracht in [naam B.V.] overweegt de rechtbank dat artikel 1: 97 BW gaat over het bestuur van de goederen van de gemeenschap. Op grond van artikel 3: 170 BW juncto 1: 97 BW zijn daden van bestuur handelingen die dienen tot gewoon onderhoud of tot behoud van een gemeenschappelijk goed en in het algemeen handelingen die geen uitstel kunnen lijden. Het vervreemden van een goed, hetgeen de inbreng in de onderneming is, is geen daad van bestuur in de zin van artikel 1: 97 BW, zodat [paard 3] ook niet op deze grond tot het ondernemingsvermogen is kunnen gaan behoren zonder medewerking van de vrouw.

4.26.

Tijdens de mondelinge behandeling heeft de man aangevuld dat [paard 3] formeel tot het ondernemingsvermogen behoort, maar dat hij er niet op tegen is [paard 3] uit dit vermogen te halen en toe te delen aan de vrouw.

4.27.

De rechtbank zal als wijze van verdeling van [paard 3] vaststellen dat [paard 3] wordt toegedeeld aan de vrouw voor een waarde van € 35.000 inclusief BTW. Het bedrag exclusief BTW van € 28.926 dient vervolgens te worden verminderd met de nog te betalen kosten van € 8.265 en de helft van de meerwaarde ad € 4.132 die partijen bij verkoop aan de heer [naam 4] zullen betalen, zodat de vrouw een uitkering wegens overbedeling aan de man moet voldoen van ( € 16.529 x 50%=) € 8.264.

4.28.

Omdat de vrouw haar stelling dat bij de berekening van de uitkering wegens overbedeling rekening moet worden gehouden met de belastinglatentie op basis van de contante waarde, verder niet heeft toegelicht of onderbouwd, wijst de rechtbank dit af.

4.29.

De waardering van de aandelen dient op dit onderdeel niet te worden gecorrigeerd, omdat met het aandeel van [naam B.V.] in de meerwaarde van [paard 3] geen rekening wordt gehouden.

Waardering latente aanmerkelijkbelang claim (hierna: AB-claim)

4.30.

De vrouw voert aan dat bij de waardering van de aandelen rekening moet worden gehouden met de contante waarde van de AB-claim en niet met de nominale waarde.

4.31.

De vrouw beroept zich op de uitspraak van de Hoge Raad van 22 april 2022:ECLI:NL:HR:2022:583 en stelt dat de Hoge Raad daarin heeft beslist dat de waardedrukkende invloed van de belastingclaim op AB-aandelen gewaardeerd moet worden op de contante waarde van het geldende belastingtarief en niet op de nominale waarde. In navolging van de rekensom van haar financieel adviseur de heer [naam 5] stelt zij de belastinglatentie op 8,22%. Dit is de contante waarde van die claim, gebaseerd op de volgende uitgangspunten: het nominale tarief 2022 in box 2 is 26,9%. Het gemiddelde netto rendementspercentage van het vermogen in de vennootschap is 6,44%, waarbij gerekend wordt met voortzetting van de onderneming door de man gedurende 19 jaar.

4.32.

De man stelt zich op het standpunt dat de Hoge Raad zich in dat arrest niet heeft uitgesproken over de waardering van de latente AB-claim. Onder verwijzing naar meerdere artikelen stelt hij dat de latente belastingclaim gelijk is aan het bedrag van de AB-heffing die zou moeten worden betaald bij een verkoop van een BV of uitkering van het vermogen op de peildatum en dat is 26,9%.

4.33.

Tijdens de mondelinge behandeling geeft de advocaat van de vrouw aan dat het inderdaad zo is dat de man geen rendement zal kunnen behalen op het vermogen van de vennootschap, die in het kader van de verdeling aan de vrouw wordt uitgekeerd. Dat zou in de berekening van de heer [naam 5] gecorrigeerd kunnen worden. Maar dan kom je nog niet uit op een belastinglatentie van 26,9%.

4.34.

De rechtbank overweegt als volgt. De aandelen van [naam B.V.] staan juridisch op naam van de man. Op grond van de wettelijke gemeenschap zijn beide partijen, ieder voor een gelijk deel (50%) aanmerkelijk belanghouder. Partijen zijn het erover eens dat de aandelen aan de man zullen worden toegedeeld tegen een waarde van € 4.048.202 en met inachtneming van de hiervoor besproken correcties. De vrouw vervreemdt haar belang bij de levering van de aandelen aan de man. Normaliter betekent ‘vervreemden’ fiscaal afrekenen over de meerwaarde (overdrachtsprijs - verkrijgingsprijs) tegen het box 2 tarief van 26,9%. Artikel 4.17 Wet IB voorkomt deze afrekening als aan de voorwaarden uit dit artikel wordt voldaan. De man verkrijgt door de levering 100% van de aandelen in ruil waarvoor hij de helft van de genoemde waarde aan de vrouw betaalt. De man zal eveneens gebruik maken van de mogelijkheid om de heffing van inkomstenbelasting ter zake van dit aanmerkelijk belang ‘door te schuiven’.

4.35.

Zonder doorschuiven zouden beide partijen een bedrag aan inkomstenbelasting ter grootte van 26,9% van de waarde van de aandelen op de peildatum verschuldigd zijn. Zij strijden over de vraag of het doorschuiven bij de man meebrengt dat de latent verschuldigde inkomstenbelasting in aanmerking dient te worden genomen voor een lager bedrag dan overeenkomt met 26,9% van de waarde van de aandelen op de peildatum.

4.36.

Hoewel de Hoge Raad geen concreet standpunt heeft ingenomen over de waardering van de AB-claim, volgt uit de uitspraak wel dat de Hoge Raad niet de nominale leer aanhangt als het gaat om de waardering van een vordering. In de onderhavige zaak is er geen sprake van een vordering, maar van een daadwerkelijke uitkering van de helft van de waarde. En net zoals de man rendement kan halen op de nu niet betaalde doorgeschoven inkomstenbelasting, kan de vrouw dat ook. Zij kan bovendien met haar uitkering wegens overbedeling rendement halen. Zij wordt dus op geen enkele wijze benadeeld doordat de man de door hem verschuldigde inkomstenbelasting vanwege de AB-claim niet meteen afrekent, maar op een later moment in de toekomst.

4.37.

De rechtbank oordeelt dat bij deze vermogensafrekening – waarbij daadwerkelijk de helft van de waarde van de aandelen aan de vrouw wordt uitgekeerd - de waarde van de aandelen (net als de waarde van alle andere vermogenscomponenten) wordt vastgesteld op het bedrag dat zou zijn ontvangen bij verkoop daarvan op de peildatum. Dit uitgangspunt zal dan ook moeten worden gehanteerd bij de bepaling van de waarde van de AB-claim. De rechtbank oordeelt dan ook dat rekening moet worden gehouden met een verschuldigde dividendbelasting van 26,9%.

Berekening van de uitkering wegens overbedeling van de aandelen in [naam B.V.]

4.38.

De rechtbank stelt als wijze van verdeling vast dat de aandelen aan de man worden toegedeeld onder de verplichting aan de vrouw een uitkering te betalen van € 1.474.847,30.

4.39.

Dit bedrag is berekend als volgt. Het uitgangspunt is een waarde van de aandelen ad € 4.048.202. Deze waarde worden gecorrigeerd in positieve zin met het bedrag van € 10.613 (advocaatkosten) en in negatieve zin met de bedragen € 4.714 (coronasubsidie) en € 800 (Jaguar). De waarde van de aandelen bedraagt dan € 4.053.301. De belastinglatentie bedraagt (€ 4.053.301 - € 18.151 =) € 4.053.150 x 26,9% = € 1.085.455,30. De waarde van [naam B.V.] na dividendbelasting is (€ 4.053.301 - € 1.085.455,30 =) € 2.967.845,70. Hiervan komt 50% toe aan de vrouw, derhalve € 1.483.922,80.

Kosten van levering

4.40.

De vrouw stelt dat de kosten van levering van de aandelen geheel voor rekening van de man komen. De man stelt zich op het standpunt dat de kosten van levering moeten worden gedeeld. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de vrouw onvoldoend gemotiveerd aangevoerd waarom moet worden afgeweken van de verdeling van de kosten bij helfte. Partijen dienen ieder de helft van de leveringskosten te betalen.

Inboedel (posten n en o)

4.41.

Partijen hebben geen (volledige) overeenstemming bereikt over de verdeling van de inboedel. De vrouw verzoekt de rechtbank de wijze van verdeling van de inboedel vast te stellen, tenzij de man er alsnog mee instemt dat de Italiaanse tuinset aan haar wordt toegedeeld, in welk geval uitvoering kan worden gegeven aan hetgeen partijen hebben besproken bij de heer [naam 6] .

4.42.

De man wenst de inboedel zoals eerder door partijen bij de heer [naam 6] besproken te verdelen en vastgelegd in een overzicht. De tuinset wordt dan aan de man toegedeeld. Partijen zullen voor de vrouw een soortgelijke nieuwe aanschaffen.

[paard 1] en [paard 2] met trailers en toebehoren

4.43.

Beide partijen zijn het er over eens dat de paarden met trailer en toebehoren tot de inboedel behoren en bij de verdeling van de inboedel dienen te worden betrokken.

Sieraden

4.44.

De man stelt zich op het standpunt dat ook alle sieraden van partijen tot de inboedel behoren. Nu daartegen geen verweer is gevoerd, zal de rechtbank aldus beslissen.

De bankschroef

4.45.

Partijen verschillen van mening aan wie de bankschroef van de vader van de vrouw moet worden toegedeeld. De bankschroef behoort tot de inboedel.

Conclusie

4.46.

De rechtbank merkt op dat inboedelgoederen zich er het beste voor lenen om tussen partijen te worden verdeeld, waarbij ieder een deel van de goederen krijgt. Ondanks dat de goederen voor partijen een zekere waarde kunnen hebben, is de economische waarde van inboedelgoederen vaak beperkt.

4.47.

De rechtbank gelast de wijze van verdeling van de inboedel als volgt. Partijen dienen om de beurt één goed te kiezen uit de lijst overgelegd als productie 19 bij de brief van de advocaat van de man van 25 januari 2024, inclusief de sieraden van beide partijen, de paarden [paard 1] en [paard 2] met trailer en toebehoren en de bankschroef van de vader van de man, waarbij de vrouw als verzoekende partij als eerste een inboedelgoed mag kiezen.

De saldi op de bankrekeningen (posten e, f, g, h, i)

4.48.

Wat de bankrekeningen betreft, geldt het volgende. Een bankrekening met een positief saldo is in feite een vordering die partijen hebben op de bank (het geld wat je van de bank te goed hebt). De waarde of omvang van die vordering is gelijk aan de hoogte van het saldo.

4.49.

Omdat de rekening met nummers [nummer 3] , [nummer 4] en [nummer 5] op naam van de vrouw staan en aan haar worden toegedeeld, moet zij de helft van de saldi ad € 2.116,44, derhalve € 1.058,22 uitkeren aan de man.

4.50.

Omdat de rekening met nummers [nummer 6] en [nummer 7] op naam van de man staan en aan hem worden toegedeeld, moet hij de helft van de saldi ad € 14.341,12, derhalve € 7.170,56 uitkeren aan de vrouw.

De waarde van de aandelen en effecten (posten j, k, l, m)

4.51.

Partijen zijn het eens over de wijze van verdeling waarbij de aandelen/effecten bij de ING onder nummer [nummer 3] aan de vrouw worden toegedeeld, onder de verplichting om de helft van de waarde van € 917,46, derhalve € 458,73 uit te keren aan de man.

4.52.

Partijen zijn het eens over de wijze van verdeling waarbij de aandelen/effecten bij de ABN AMRO Bank onder nummer [nummer 8] , bij Robeco onder nummer [nummer 9] en bij Synvest onder nummer [nummer 15] aan de man worden toegedeeld, onder de verplichting om de helft van de waarde van in totaal € 103.308,28, derhalve € 51.154,14 uit te keren aan de vrouw.

De bezittingen en schulden die horen bij de eenmanszaak van de vrouw (posten p en dd)

4.53.

De rechtbank stelt voorop dat een eenmanszaak niet een zogenoemd ‘afgescheiden vermogen’ heeft. Dit betekent dat de bezittingen (activa) op de balans van de eenmanszaak in de gemeenschap van goederen vallen en dat de schulden (passiva) op de balans verhaalbaar zijn op de gemeenschap. De eenmanszaak is dus niet als geheel een goed dat verdeeld kan worden. Slechts de bezittingen van de eenmanszaak kunnen worden verdeeld en wat de schulden betreft geldt als hoofdregel dat beide echtgenoten voor de helft draagplichtig zijn.

4.54.

De vrouw stelt dat de waarde van de bezittingen en schulden van haar eenmanszaak een waarde vertegenwoordigen van € 25.989 negatief. Zij verwijst naar productie 7 bij de brief van haar advocaat van 7 februari 2024, waarin de waardering is berekend door haar financieel adviseur.

4.55.

In deze berekening is meegenomen een (af)waardering van de Austin Healy die tot de activa van de eenmanszaak behoort. Deze is door [naam 7] in opdracht van de vrouw op 13 mei 2023 getaxeerd tegen een waarde van € 8.000, terwijl deze auto op de balans stond voor een bedrag van € 9.300.

4.56.

In de berekening is verder meegenomen een (af)waardering van de Landrover Evoque die tot de activa van de eenmanszaak behoort. Deze is door [naam 8] in opdracht van de vrouw op 26 april 2023 getaxeerd tegen een waarde van € 13.239, terwijl deze auto op de balans stond voor een bedrag van € 17.390.

4.57.

De vrouw vult tijdens de mondelinge behandeling aan dat zij beide auto’s heeft laten taxeren, omdat de man daar niet toe overging. Zij kende de taxateur [naam 7] niet. Deze taxateur heeft een reële taxatie gedaan op basis van de toestand van de auto, met een versleten koppeling. De Landrover heeft zij naar [naam 8] gereden. [naam 8] heeft het taxatierapport gebaseerd op de auto zelf, maar alsof de motor niet kapot was (geweest).

4.58.

De man stelt zich op het standpunt dat de waarde van de bezittingen en schulden van de eenmanszaak dient te worden gecorrigeerd omdat de waardes van zowel de Austin Healy als de Landrover Evoque te laag zijn meegenomen. De man stelt dat de Austin Healy een waarde vertegenwoordigt van € 17.500. Hij baseert zich daarbij op verkoopprijzen van vergelijkbare auto’s op internet. De waarde zoals door [naam 7] vastgesteld zou slechts zijn voor verzekeringsdoeleinden en zou niet de werkelijke waarde vertegenwoordigen. De Landrover Evoque zou niet een waarde vertegenwoordigen van € 13.329, maar € 28.851. De man baseert zich daarbij op Autotelex PRO waarbij hij het merk en het kenteken van de auto heeft ingevoerd. De man stelt dat de motor van de Landrover na de peildatum kapot is gegaan en dat [naam 8] dit aspect heeft meegenomen.

4.59.

De rechtbank overweegt dat de waarde van zowel de Austin Healy als de Landrover is vastgesteld door ter zake deskundigen die de auto daadwerkelijk hebben gezien en beoordeeld. Tegenover deze taxaties legt de man slechts uitdraaien van internet over waarin hij de waarde van de auto’s fictief heeft laten vaststellen op basis van merk en kenteken. De rechtbank gaat uit van de overgelegde taxaties die zijn uitgevoerd door de vrouw. Omdat voor het overige geen verweer is gevoerd tegen de door de vrouw overgelegde waardering van haar eenmanszaak, zal de rechtbank als wijze van verdeling vaststellen dat de bezittingen van de eenmanszaak van de vrouw aan haar worden toegedeeld tegen de waarde van € 25.989 negatief, onder de verplichting om de schulden van de eenmanszaak volledig als eigen schuld te voldoen.

De sportauto van het merk Jaguar (post q)

4.60.

Partijen zijn het erover eens dat de auto als volgt wordt verdeeld: toedeling aan de man tegen een waarde van € 54.023,50, onder de verplichting aan de vrouw een uitkering wegens overbedeling te doen van € 27.011,75.

De rekening-courantschuld [naam B.V.] (post dd)

4.61.

Partijen zijn het eens dat de man deze schuld ten bedrage van € 83.173,47 voor zijn rekening zal nemen, waarbij de rechtbank vaststelt dat ieder der partijen een bedrag van € 41.586,74 moet dragen.

De aanvullende oudedagsvoorzieningen (posten s, t, u, v, w)

4.62.

Partijen zijn het over de wijze van verdeling eens, waarbij de polissen bij Avéro met nummer [nummer 10] , bij Nationale Nederlanden en de FOR van de eenmanszaak van de vrouw aan de vrouw worden toegedeeld, waarbij uitgegaan wordt van de waarde minus een belastinglatentie van 37,07%, onder de verplichting om de helft van de totale waarde ad € 86.288, derhalve € 43.144 aan de man uit te keren. De polissen bij Avéro met nummer [nummer 12] en de ODV van de man in [naam B.V.] worden aan de man toegedeeld, waarbij uitgegaan wordt van de waarde minus een belastinglatentie van 37,07% onder de verplichting om de helft van de totale waarde ad € 116.244, derhalve € 58.122 aan de vrouw uit te keren.

Belastingaanslagen dan wel -teruggaven (posten w, x, y, z, ee, ff, D, E, F).

4.63.

Partijen zijn het eens over de wijze van verdeling. De teruggaven IB en Zvw over de jaren 2020, 2021 en 2022 worden bij helfte gedeeld en beide partijen zijn voor de helft draagplichtig voor de aanslagen IB en Zvw over de jaren 2020, 2021 en 2022.. Uit hoofde van de teruggaven/aanslagen 2020 en 2021 dient de vrouw aan de man te vergoeden een bedrag van € 1.596,50. De teruggaven/aanslagen 2022 zijn nog niet bekend

Vergoedingsrecht man in verband met erfenis

4.64.

De man stelt dat hij tijdens het huwelijk onder uitsluiting een erfenis van zijn ouders heeft ontvangen. Hij stelt dat hij daarom een nominaal vergoedingsrecht heeft jegens de gemeenschap van € 44.000. Als bewijs legt de man verklaringen van zijn beide broers over waaruit blijkt dat de erfenis per persoon € 44.000 bedroeg. Hij biedt op dit punt nader bewijs aan door het horen van beide broers als getuigen.

4.65.

De vrouw stelt dat zij zich herinnert dat de man een erfenis heeft ontvangen, maar dat deze niet meer bedroeg van € 30.000. Tijdens de mondelinge behandeling betwist de vrouw dat de man een bedrag van € 44.000 met uitsluitingsclausule heeft geërfd.

4.66.

De rechtbank overweegt als volgt. Partijen zijn gehuwd in de algehele wettelijke gemeenschap van goederen. Erfenissen zijn in de huwelijksgemeenschap gevallen, tenzij sprake was van een uitsluitingsclausule. De echtgenoot die stelt dat er sprake is van een erfenis met uitsluitingsclausule, dient dit bij betwisting te bewijzen. Aangetoond zal moeten worden dat sprake is van een tijdig opgestelde en voldoende duidelijke uitsluitingsclausule.

4.67.

Uit de verklaringen van de broers van de man blijkt niet dat geërfd is onder uitsluitingsclausule. De man biedt ook geen bewijs aan van het bestaan van de uitsluitingsclausule. Het bewijsaanbod dat de man heeft gedaan ziet slechts op de hoogte van de ontvangen erfenis.

4.68.

Omdat de vrouw het vergoedingsrecht van de man jegens de gemeenschap erkent tot een bedrag van € 30.000, zal de rechtbank beslissen dat de vrouw aan de man moet vergoeden een bedrag van € 15.000.

Uitvoerbaar bij voorraad

4.69.

De rechtbank verklaart de beslissingen ‘uitvoerbaar bij voorraad’, zoals is verzocht, wat betekent dat deze beslissingen direct gelden ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Samenvattend

4.70.

De rechtbank stelt de wijze van verdeling als volgt vast:

Aan de vrouw wordt toegedeeld:

  1. de bankrekening met nummer [nummer 3] op naam van de vrouw ten bedrage van € 1.849,52;

  2. de bankrekening met nummer [nummer 4] op naam van de vrouw ten bedrage van € 266,47;

  3. de bankrekening met nummer [nummer 5] op naam van de vrouw ten bedrage van € 0,45;

  4. e aandelen/effecten bij [nummer 3] op naam van de vrouw ten bedrage van € 917,46;

  5. de helft van de inboedel van de voormalige echtelijke woning, vermeld op de door partijen opgestelde lijst (productie 19 bij brief van de advocaat van de man van 25 januari 2024), inclusief [paard 1] en [paard 2] met trailer en toebehoren, de sieraden van beide partijen en de bankschroef van de vader van de vrouw. Partijen zullen om de beurt één goed op die lijst mogen kiezen; de vrouw mag als verzoekende partij als eerste kiezen;

  6. de bezittingen die behoren tot de eenmanszaak van de vrouw;

  7. de polis bij Avéro met nummer [nummer 10] ten bedrage van € 12.302;

  8. de polis bij Nationale Nederlanden eindigend op [nummer 11] ten bedrage van € 42.081;

  9. de FOR van de eenmanszaak van de vrouw ten bedrage van € 31.905;

  10. [paard 3] tegen een waarde van € 16.529;

  11. teruggave IB 2020 van de vrouw ten bedrage van € 20.440;

  12. teruggave ZVW 2020 van de vrouw ten bedrage van € 1.548;

onder de verplichting om de schulden in de eenmanszaak, de aanslag IB 2021 ten bedrage van € 10.751 en de aanslag Zvw 2021 ten bedrage van € 1.755 volledig als eigen schulden te voldoen.

Aan de man wordt toegedeeld:

  1. de woning aan [adres] in [plaats] met een waarde van € 650.000;

  2. de spaarhypotheekpolis aangegaan bij Reaal met polisnummer [nummer 1] ten bedrage van € 67.389,79;

  3. de spaarhypotheekpolis aangegaan bij Reaal met polisnummer [nummer 2] ten bedrage van € 44.794,05;

  4. de aandelen in de besloten vennootschap [naam B.V.] , waarbij ieder van de partijen de helft van de leveringskosten moet betalen;

  5. de bankrekening met nummer [nummer 6] op naam van de man ten bedrage van € 1.024,11;

  6. de bankrekening met nummer [nummer 7] op naam van de man ten bedrage van € 13.317;

  7. de aandelen/effecten bij ABN AMRO [nummer 8] op naam van de man ten bedrage van € 23.573,20;

  8. de aandelen/effecten bij Robeco [nummer 9] op naam van de man ten bedrage van € 27.372,26;

  9. de aandelen/effecten bij Synvest op naam van de man ten bedrage van € 51.362,82;

  10. de helft van de inboedel van de voormalige echtelijke woning, vermeld op de door partijen opgestelde lijst (productie 19 bij brief van de advocaat van de man van 25 januari 2024), inclusief [paard 1] en [paard 2] met trailer en toebehoren, de sieraden van beide partijen en de bankschroef van de vader van de vrouw. Partijen zullen om de beurt één goed op die lijst mogen kiezen, waarbij de vrouw als verzoekende partij als eerste mag kiezen;

  11. de sportauto Jaguar ten bedrage van € 54.023,50;

  12. de polis bij Avéro met nummer [nummer 12] ten bedrage van € 17.439;

  13. de ODV van de man in [naam B.V.] ten bedrage van € 98.805;

  14. teruggave IB 2020 van de man ten bedrage van € 3.921;

  15. teruggave IB 2021 van de man ten bedrage van € 2.368;

onder de verplichting de leveringskosten in verband met de toedeling van het huis te betalen, de hypothecaire geldlening bij de ABN AMRO Bank met leningnummer [nummer 13] ten bedrage van € 127.059 en de eigenwoningschuld aangegaan bij [naam B.V.] , ten bedrage van € 183.050 als eigen schulden te voldoen en de vrouw te laten ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. En verder onder de verplichting om de schuld in rekening-courant aan [naam B.V.] ten bedrage van € 83.173,47 als eigen schuld te voldoen.

De man moet uit hoofde van overbedeling aan de vrouw betalen een bedrag van € 1.853.418,72. De vrouw moet uit hoofde van overbedeling aan de man betalen een bedrag van € 83.113,69. Daarnaast dient de vrouw een bedrag van € 15.000 aan de man te betalen in het kader van de door de man ontvangen erfenis. Deze bedragen kunnen met elkaar worden verrekend. Partijen zijn het er over eens dat het door de vrouw ontvangen voorschot op de verdeling van € 1.055.000 eveneens met de uitkering wegens overbedeling mag worden verrekend, zodat de man per saldo nog een bedrag van ( € 1.853.418,72 minus € 83.113,69 minus € 15.000 minus € 1.055.000) = € 700.305,03 aan de vrouw moet uitkeren.

5 De beslissing

De rechtbank:

5.1.

stelt de verdeling vast conform rechtsoverweging 4.70;

5.2.

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;

5.3.

wijst het meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mr. dr. E.L. de Jongh, rechter, in tegenwoordigheid van mr. D.S. Sweerman als griffier en in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2024.

Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:

- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,

- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.

Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

1 Artikel 1:99 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek

2 Artikel 3:89 van het Burgerlijk Wetboek

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.