Huur. Ontbinding en ontruiming afgewezen. Er was een betalingsachterstand en slecht betalingsgedrag, maar dit is opgelost door gedaagde. Wel belang bij procedure voor verhuurder.
Partijen worden hierna Woonwaarts en [gedaagde] genoemd.
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 21 juni 2024 en de daarin genoemde processtukken;
- de akte houdende vermindering van eis zijdens Woonwaarts;
- de mondelinge behandeling van 27 augustus 2024.
2 De feiten
2.1.
[gedaagde] huurt met ingang van 9 februari 2021 van Woonwaarts de woning aan de [adres] (hierna: de woning). De huurprijs bedroeg laatstelijk € 694,31 per maand. Dit bedrag moet steeds voor de eerste dag van de maand worden voldaan.
3 De vordering en het verweer
3.1.
Woonwaarts vordert, na vermindering van eis, dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. de tussen partijen bestaande huurovereenkomst ontbindt;
2. [gedaagde] veroordeelt om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis de woning met al de zijnen en al het zijne te ontruimen en te verlaten en met afgifte van de sleutels ter algehele en vrije beschikking te stellen van Woonwaarts;
3. [gedaagde] veroordeelt om aan Woonwaarts te betalen de maandelijkse huur van € 694,31 vanaf 1 mei 2024 tot de datum van ontbinding van de huurovereenkomst;
4. [gedaagde] veroordeelt om aan Woonwaarts te betalen een gebruiksvergoeding gelijk aan de maandelijkse huur van € 694,31 vanaf de ontbinding van de huurovereenkomst tot de dag van ontruiming;
5. [gedaagde] veroordeelt tot betaling aan Woonwaarts van de proceskosten.
3.2.
Woonwaarts legt aan haar vordering ten grondslag dat sprake is van een structurele en ernstige tekortkoming door [gedaagde] in de nakoming van de uit de huurovereenkomst voortvloeiende verplichtingen. Woonwaarts stelt dat [gedaagde] vanaf de aanvang van de huurovereenkomst niet of niet tijdig de huur betaalt. Woonwaarts heeft hem vaak moeten aanmanen. Ten tijde van de dagvaarding waren drie maanden huur niet betaald. Deze heeft [gedaagde] pas na het uitbrengen van de dagvaarding betaald.
3.3.
[gedaagde] voert gemotiveerd verweer en concludeert tot, uitvoerbaar bij voorraad, afwijzing van de vorderingen van Woonwaarts met veroordeling van Woonwaarts in de proceskosten.
4 De beoordeling
4.1.
[gedaagde] voert primair aan dat Woonwaarts geen procesbelang heeft en dus ten onrechte is gaan procederen. [gedaagde] heeft immers voor de eerst dienende dag het volledige gevorderde bedrag betaald. Het doorzetten van de procedure is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid daarom onaanvaardbaar en levert misbruik van recht op, aldus [gedaagde] .
4.2.
De kantonrechter verwerpt dit verweer. Uit het door de deurwaarde overgelegde overzicht van aanmaningen, dat door [gedaagde] niet gemotiveerd is betwist, volgt dat [gedaagde] vanaf de aanvang van de huurovereenkomst (februari 2021) tot en met april 2024, dus ruim drie jaar, vaak niet of niet op tijd heeft betaald. Er is een flinke huurachterstand, van drie maanden, ontstaan. Daarom heeft Woonwaarts [gedaagde] gedagvaard. [gedaagde] heeft op 25 april 2024, dat is één dag voor de eerste dienende dag, het gevorderde bedrag betaald. Gelet op deze late betaling, maar ook het slechte betalingsgedrag van [gedaagde] in de periode vanaf de aanvang van de huurovereenkomst, is de kantonrechter van oordeel dat het doorzetten van de procedure door Woonwaarts geen misbruik van recht oplevert.
4.3.
Gezien het te late en onvolledig betalen over een ruime periode, is naar het oordeel van de kantonrechter sprake van een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst. Deze tekortkoming rechtvaardigt in dit geval echter niet de ontbinding van de huurovereenkomst. [gedaagde] heeft uitgelegd waarom hij slecht betalingsgedrag heeft vertoond. Hij is ziek geweest, waarbij eerst gedacht werd dat hij zeer ernstig ziek was en waardoor hij langdurig klachten heeft ondervonden. Bovendien heeft hij gewerkt voor een werkgever die hem niet altijd betaalde. Eind 2023 heeft [gedaagde] de stap gezet om voor zichzelf te beginnen als schilder. Na een aanloopperiode heeft hij nu een goede omzet en kan hij de huur gemakkelijk opbrengen, aldus [gedaagde] . [gedaagde] woont met zijn 17-jarige zoon in de woning.
4.4.
Niet in geschil is dat [gedaagde] de ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding bestaande huurachterstand heeft voldaan. Ook is niet in geschil dat [gedaagde] vanaf mei 2024, dus nu vijf maanden, de huur op tijd en volledig heeft betaald. Gezien deze omstandigheden kan worden aangenomen dat [gedaagde] inderdaad nu in staat en bereid is de huur helemaal en op tijd te voldoen. Dit feit en de verdere belangen maken dat ontbinding van de huurovereenkomst niet gerechtvaardigd is. Wel moet deze procedure een laatste waarschuwing voor [gedaagde] zijn. De vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en de daarmee samenhangende vorderingen worden afgewezen.
4.5.
[gedaagde] betwist dat hij de buitengerechtelijke kosten aan Woonwaarts verschuldigd is. Hij heeft ze echter wel betaald, deze maakten immers onderdeel uit van het door Woonwaarts bij dagvaarding gevorderde bedrag. Volgens [gedaagde] is deze betaling ten onrechte. Hij heeft geen tegenvordering ingesteld. Door zijn advocaat is tijdens de mondelinge behandeling gezegd dat [gedaagde] wil verrekenen, maar de kantonrechter begrijpt zonder nadere toelichting – die ontbreekt – niet met welke (toekomstige) vordering [gedaagde] meent te kunnen verrekenen. Hoe dat verder zij, de betwisting door [gedaagde] van de verschuldigdheid van de buitengerechtelijke kosten wordt verworpen. Hij stelt immers dat Woonwaarts geen kosten heeft gemaakt, althans niet anders dan ter voorbereiding van deze procedure. Uit het overzicht van Woonwaarts blijkt echter dat [gedaagde] vele malen is aangemaand en ook specifiek voor de in deze procedure aanvankelijk gevorderde termijnen. Woonwaarts kon dus de buitengerechtelijke kosten in rekening brengen en deze zijn door [gedaagde] verschuldigd betaald.
4.6.
De kantonrechter vindt dat Woonwaarts terecht de dagvaarding heeft uitgebracht en de procedure heeft doorgezet. Daarom wordt [gedaagde] veroordeeld tot het betalen van de proceskosten.
5 De beslissing
De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van Woonwaarts vastgesteld op € 137,38 aan dagvaardingskosten, € 372 aan griffierecht en € 408 aan salaris voor de gemachtigde,
5.2.
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
5.3.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. M.J.C. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken op 6 september 2024
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: