BEWAARDER VAN HET KADASTER EN DE OPENBARE REGISTERS,
gevestigd in Apeldoorn,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de Bewaarder,
verschenen in de persoon van mr. L.A.M. Meijerink.
1 De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 17;
- het exploot van openbare oproeping van de onbekende erven van wijlen [naam 1] ; - de pleitnota van de Bewaarder.
1.2.
In verband met de spoedeisendheid van de zaak is op 1 oktober 2024 vonnis bepaald. De feiten en de motivering waarop de in dat vonnis gegeven beslissing steunt, worden hierna vastgelegd.
2 De feiten
2.1.
De woonark “ [naam woonark] ” is in 1963 gebouwd in Zaandam. Op 8 augustus 1963 is de [naam woonark] op verzoek van [naam 1] (hierna: [naam 1] ), eigenaar van de [naam woonark] , opgenomen in het scheepsregister door de Scheepsmeester van de Scheepsmetingdienst van Amsterdam.
2.2.
Op enige moment is de [naam woonark] door [naam 1] verkocht en is sindsdien meerdere keren doorverkocht. Uiteindelijk hebben de ouders van [eiser] de [naam woonark] in 1977 gekocht en na een aantal jaar in 1993 aan [eiser] verkocht.
2.3.
[eiser] heeft in 2023 getracht de [naam woonark] te verkopen aan een derde. Bij het opmaken van de daarvoor benodigde stukken is [eiser] gebleken dat [naam 1] in het scheepsregister nog altijd als eigenaar van de [naam woonark] staat opgenomen.
2.4.
Op 23 mei 2024 heeft de [notaris] op verzoek van [eiser] een registerverklaring van verjaring (hierna: de registerverklaring) opgemaakt met betrekking tot het eigendom van de [naam woonark] met de vermelding dat de notaris niet kan voldoen aan de vereisten van artikel 37, lid 1, sub a en b, van de Kadasterwet.
2.5.
De notaris heeft de registerverklaring op 23 mei 2024 aangeboden aan het Kadaster. De Bewaarder heeft op basis van de inhoud van de registerverklaring een mededeling van niet-inschrijving aan [eiser] gezonden.
3 Het geschil
3.1.
[eiser] vordert, samengevat, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
de bewaarder te bevelen de Registerverklaring van verjaring (gekenmerkt 2023.000735.01), zoals opgemaakt 23 mei 2024 door [notaris] , op het eerste verzoek van eiser in te schrijven in het register.
3.2.
De Bewaarder van de openbare registers heeft zich inhoudelijk niet verweerd tegen de vordering van [eiser] . De Bewaarder heeft slechts geconcludeerd tot veroordeling van [eiser] in de proceskosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4 De beoordeling
Spoedeisend belang
4.1.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de vordering en is door [eiser] voldoende gemotiveerd.
Inschrijving verklaring notaris
4.2.
De rechtbank stelt het volgende voorop. Artikel 34 van de Kadasterwet schrijft voor dat ter inschrijving van een verjaring in de openbare registers een afschrift van een door de notaris met inachtneming van artikel 37 van die wet opgemaakte verklaring wordt aangeboden.
4.3.
In de registerverklaring heeft de notaris vermeld dat het bepaalde in artikel 37, lid 1, onder c, van de Kadasterwet van toepassing is. Deze vermelding geeft aan dat niet al degenen die als partij bij de gestelde verjaring zijn betrokken, aan de notaris hebben meegedeeld met de inschrijving daarvan in te stemmen en dat de aan de notaris overgelegde bewijsstukken niet genoegzaam aantonen dat de gestelde verjaring zich inderdaad heeft voorgedaan, zodat niet kan worden voldaan aan het bepaalde in artikel 37, lid 1, onder a en b, van de Kadasterwet. In een dergelijk geval mag de Bewaarder de hem aangeboden notariële verklaring in beginsel slechts boeken in de registers van voorlopige aantekeningen op grond van artikel 37, lid 2, van de Kadasterwet en moet de Bewaarder weigeren de gestelde verjaring in te schrijven in het register van inschrijving van feiten die betrekking hebben op onroerende zaken. Voor een rechterlijk bevel aan de Bewaarder om op grond van het bepaalde in artikel 3:20 lid 2 BW die inschrijving alsnog te verrichten, bestaat uitsluitend grond als desondanks moet worden geoordeeld dat de weigering ten onrechte is geschied. Van een dergelijke onterechte weigering kan sprake zijn indien, in weerwil van de inhoud van de notariële verklaring, genoegzaam is aangetoond dat de gestelde verjaring zich inderdaad heeft voorgedaan.
4.4.
In deze procedure heeft [eiser] meerdere stukken overgelegd ter onderbouwing van de gestelde verjaring, zoals de eigendomsdocumenten van de [naam woonark] , een polis van de verzekering met betrekking tot de [naam woonark] op naam van [eiser] gesloten op 31 mei 2001 en een huurovereenkomst voor de standplaats waar de [naam woonark] aan gelegen is van 18 november 2005. Op grond van die door [eiser] overgelegde stukken is de voorzieningenrechter van oordeel dat genoegzaam is gebleken dat [eiser] gedurende meer dan 20 jaren bezitter is van de [naam woonark] en dus middels verjaring eigenaar is geworden van de [naam woonark] .
4.5.
Artikel 37, lid 2, van de Kadasterwet bepaalt voorts dat een bevel tot inschrijving slechts kan worden gegeven indien de eiser naast de Bewaarder allen die als partij bij het in te schrijven feit zijn betrokken, tijdig in het geding heeft geroepen. Daartoe heeft [eiser] aangevoerd dat hem niet bekend is wie de erfgenamen zijn van [naam 1] en hij om die reden de erfgenamen bij openbaar exploot heeft opgeroepen met een termijn van drie maanden. De voorzieningenrechter is van oordeel dat bij de openbare oproep van de erfgenamen van [naam 1] de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht zijn genomen, en zodoende dat allen die partij zijn bij de in te schrijven verklaring van verjaring tijdig in het geding zijn betrokken.
4.6.
Gelet op het voorgaande zal de voorzieningenrechter de vordering van [eiser] toewijzen en de Bewaarder bevelen de verklaring van verjaring in te schrijven in de registers op eerste verzoek van [eiser] .
Proceskosten
4.7.
De Bewaarder heeft geen inhoudelijk verweer gevoerd tegen te vordering van [eiser] . Op grond van artikel 37, lid 3, van de Kadasterwet komen de kosten van dit geding in dat geval voor rekening van de eisende partij. Om die reden moet [eiser] de proceskosten betalen. De proceskosten van de Bewaarder worden begroot op:
- griffierecht
€
688,00
Totaal
€
688,00
5 De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1.
beveelt de Bewaarder de registerverklaring van verjaring (gekenmerkt 2023.000735.01) zoals opgemaakt op 23 mei 2024 door [notaris] , op het eerste verzoek van [eiser] in te schrijven in de registers,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van de Bewaarder tot op heden begroot op € 688,00,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.F. van den Berg en in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2024. De feiten en motivering waarop de beslissing steunt, zijn afzonderlijk vastgelegd op 4 oktober 2024.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: