Uitspraken

Een deel van alle rechterlijke uitspraken wordt gepubliceerd op rechtspraak.nl. Dit gebeurt gepseudonimiseerd.

Deze uitspraak is gepseudonimiseerd volgens de pseudonimiseringsrichtlijn

ECLI:NL:RBGEL:2024:9743

Rechtbank Gelderland
24-04-2024
07-03-2025
10887284
Civiel recht
Eerste aanleg - enkelvoudig

bevoegdheid deurwaarder tot incasso

Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Civiel recht

Kantonrechter

Zittingsplaats Apeldoorn

Zaaknummer: 10887284 \ CV EXPL 24-210

Vonnis van 24 april 2024

in de zaak van

[eiser] ,

te [woonplaats] ,

eisende partij,

hierna te noemen: [eiser] ,

gemachtigde: [naam 1] ,

tegen

[gedaagde] ,

te [woonplaats] ,

gedaagde partij,

hierna te noemen: [gedaagde] ,

gemachtigde: mr. W.R.H. Donderwinkel.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

Het Centraal Justitieel Incassobureau (hierna: het CJIB) heeft meerdere administratieve sancties opgelegd aan [eiser] vanwege zogenoemde Mulder overtredingen (onder andere wegens te hard rijden en het als bestuurder tijdens het rijden vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat). Uit de bij dagvaarding overgelegde producties blijkt dat het in elk geval gaat om vier opgelegde sancties (dossiernummers: D23.12214, D23.11291, D23.12467 en D23.12468).

2.2.

[eiser] heeft niet betaald waarna het CJIB dwangbevelen heeft uitgevaardigd. Uit de producties bij dagvaarding blijkt dat in elk geval in de dossiers met nummer D23.12214 en nummer D23.11291 een dwangbevel is uitgevaardigd. In de dwangbevelen van het CJIB wordt [eiser] verzocht om binnen zes dagen na dagtekening van het betreffende dwangbevel alsnog te betalen. Ook vermeldt het CJIB hierin dat als het totaalbedrag van het dwangbevel daarna nog niet is betaald, zij het recht heeft om beslag te leggen op het salaris of andere inkomsten van [eiser] .

2.3.

Partijen hebben over en weer gecorrespondeerd over de verschuldigdheid van de administratieve sancties. [eiser] heeft [gedaagde] schriftelijk vragen gesteld over de bevoegdheid tot het opleggen van de administratieve sancties en dwangbevelen en over het bestaan van een overeenkomst op grond waarvan het CJIB dan wel [gedaagde] een vordering heeft op [eiser] .

2.4.

[eiser] is ook na de dwangbevelen niet overgegaan tot betaling. Het CJIB heeft daarom [gedaagde] als gerechtsdeurwaarder ingeschakeld om het dwangbevel te executeren. [gedaagde] heeft daartoe beslag gelegd op de bankrekening van [eiser] .

3 Het geschil

3.1.

[eiser] vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] , uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van een bedrag van € 7.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf

14 december 2023 tot de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na betekening van het vonnis.

3.2.

[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat geen sprake is van een overeenkomst op grond waarvan [gedaagde] bevoegd is namens het CJIB een vordering te innen. Het CJIB is een ANBI-instelling en een betaling aan een dergelijke instelling kan slechts een schenking of gift zijn. Het afdwingen daarvan is niet toegestaan. De dwangbevelen en beschikkingen van het CJIB voldoen niet aan de daaraan te stellen vereisten. Dat weet [gedaagde] zodat [gedaagde] bewust onrechtmatig heeft gehandeld als gevolg waarvan [eiser] schade heeft geleden. [eiser] vordert daarom een bedrag van € 7.500,00 als vergoeding van zijn schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 december 2023.

3.3.

[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] en al dan niet gedeeltelijke verwijzing van de vorderingen en voor het overige tot afwijzing van de vordering van [eiser] , met veroordeling van [eiser] in de werkelijke kosten van deze procedure.

3.4.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4 De beoordeling

4.1.

Als meest verstrekkende verweer heeft [gedaagde] aangevoerd dat de procedure verwezen moet worden. Daartoe heeft [gedaagde] aangevoerd dat gevorderde dwangsommen niet zijn gelimiteerd en de totale vordering de competentiegrens van de kantonrechter

(€ 25.000,00) daardoor mogelijk overstijgt. Voorts heeft [gedaagde] aangevoerd dat [eiser] met betrekking tot de vorderingen tot het staken van incassowerkzaamheden en het opheffen van gelegde beslagen de verkeerde gerechtelijke procedure heeft gestart. Daarvoor is een executiegeschil de geëigende weg waarbij [eiser] de Staat dient te dagvaarden voor een andere relatief competente rechtbank.

4.2.

Vastgesteld wordt dat [eiser] in het petitum van de dagvaarding ‘slechts’ betaling vordert van een bedrag van € 7.500,00 aan schadevergoeding, met rente en proceskosten. De kantonrechter is dan ook bevoegd. Hetgeen [eiser] wellicht meer heeft beoogd te vorderen, zoals staking van incassowerkzaamheden en opheffing van beslagen op straffe van een dwangsom, blijft buiten beschouwing nu dit niet in het petitum is genoemd en daarom niet is gevorderd.

4.3.

[eiser] heeft niet betwist dat hij de zogenoemde Mulder overtredingen, waarvoor de administratiefrechtelijke sancties en later de dwangbevelen zijn opgelegd, heeft begaan. Wel betwist hij de bevoegdheid van het CJIB en [gedaagde] om deze sancties te innen.

Anders dan [eiser] heeft aangevoerd, hoeft er geen sprake te zijn van een overeenkomst die is gesloten tussen [eiser] en het CJIB. Het CJIB is op grond van de wet belast met het opleggen en innen van administratiefrechtelijke sancties zoals de onderhavige. De vordering van het CJIB op [eiser] vloeit dus voort uit de wet. Het zou ook bevreemden als een persoon een verkeersovertreding kan begaan en vervolgens de bekeuring daarvoor kan afwenden door simpelweg geen akkoord te geven aan (overeenkomst te sluiten met) het CJIB om deze te innen. Dat aan het CJIB slechts schenkingen en giften gedaan kunnen worden, zoals [eiser] ook heeft gesteld, is rechtens onjuist.

4.4.

[eiser] heeft verder betwist dat de dwangbevelen voldoen aan de daaraan te stellen vereisten, onder meer omdat er geen naam, functie en natte handtekening onder staat. Volgens bestendige praktijk en jurisprudentie voldoen dwangbevelen van het CJIB echter wel aan de te stellen eisen en kwalificeren deze als een titel in de zin van 434 Rv, op grond waarvan de deurwaarder, in deze [gedaagde] , gemachtigd is tot algehele executie over te gaan (voor het CJIB). Anders dan [eiser] heeft aangevoerd, is het bestaan van een overeenkomst tussen [eiser] en [gedaagde] dus niet nodig. De bevoegdheid van [gedaagde] vloeit voort uit de wet. Dat [gedaagde] onrechtmatig zou hebben gehandeld, wordt dan ook niet gevolgd en daarmee ligt de vordering tot vergoeding van schade voor afwijzing gereed, nog daargelaten dat [eiser] het gevorderde bedrag op geen enkele wijze heeft onderbouwd.

4.5.

De door partijen aangevoerde argumenten, die in het voorgaande niet aan de orde zijn gekomen, behoeven geen bespreking, nu deze, in het licht van hetgeen is vastgesteld en overwogen, niet tot een andere beslissing kunnen leiden.

4.6.

[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Voor de gevraagde integrale proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Deze vordering is alleen toewijsbaar in geval van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door artikel 6 EVRM. Van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen is pas sprake als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan eerst sprake zijn als eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Een dergelijke situatie doet zich hier naar het oordeel van de kantonrechter niet voor. Niet gebleken is dat [eiser] op voorhand de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen van de feiten en omstandigheden die aan zijn vorderingen ten grondslag liggen. Ook is geen sprake van een situatie dat het [eiser] vooraf duidelijk was of moest zijn dat zijn vorderingen geen kans van slagen hadden.

4.7.

De proceskosten van [gedaagde] worden vastgesteld en begroot op:

- salaris gemachtigde

678,00

(2,00 punt × € 339,00)

- nakosten

135,00

(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)

Totaal

813,00

5 De beslissing

5.1.

wijst de vordering af;

5.2.

veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 813,00, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend.

Dit vonnis is gewezen door mr. I.C.J.I.M. van Dorp en in het openbaar uitgesproken op 24 april 2024.

ds

De gegevens worden opgehaald

Hulp bij zoeken

Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over:

Selectiecriteria

De Rechtspraak, Hoge Raad der Nederlanden en Raad van State publiceren uitspraken op basis van selectiecriteria:

  • Uitspraken zaken meervoudige kamers
  • Uitspraken Hoge Raad en appelcolleges
  • Uitspraken met media-aandacht
  • Uitspraken in strafzaken
  • Europees recht
  • Richtinggevende uitspraken
  • Wraking

Weekoverzicht

Selecteer een week en bekijk welke uitspraken er in die week aan het uitsprakenregister zijn toegevoegd.