2.2.
Op 18 september 2020 heeft [verzoeker] een arbeidsongeschiktheidsverzekering afgesloten bij Achmea. Op deze arbeidsongeschiktheidsverzekering zijn de voorwaarden ‘Arbeidsongeschiktheidsverzekering AOV Compleet’ van toepassing.
In deze polisvoorwaarden staat, voor zover hier van belang:
“2.3 Wanneer bent u voor deze verzekering arbeidsongeschikt?
Als u uw beroep geheel of gedeeltelijk niet meer kunt doen.
Er sprake is van een medisch objectiveerbare stoornis
En de oorzaak is ziekte of een ongeval
En u bent hiervoor bij een arts geweest
- De dag nadat u de arts bezocht, is de 1e dag van de arbeidsongeschiktheid
En u bent 25 % of meer arbeidsongeschikt
Niet: als wij de oorzaak van uw arbeidsongeschiktheid niet verzekeren (uitsluitingen). U vindt deze oorzaken op uw verzekeringsbewijs.
2.5
Wie stelt de mate van arbeidsongeschiktheid vast?
Wij stellen vast voor welk percentage u arbeidsongeschikt bent
U heeft daarover contact met de claimbehandelaar.
Wij gebruiken de rapporten van deskundigen die wij aanwijzen.
- Bijvoorbeeld artsen en arbeidsdeskundigen.
U heeft recht op een medische of arbeidsdeskundige herbeoordeling (second opinion).
- Als u en wij geen akkoord hebben over de mate van arbeidsongeschiktheid.
- Wij bepalen samen met u wie de second opinion uitvoert.
- De uitslag van de second opinion is bindend voor de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid.
- Wij betalen de kosten.”
2.5.
In opdracht van Achmea heeft neuroloog dr. [naam 2] een neurologische expertise verricht bij [verzoeker] . In het rapport van 25 februari 2022 staat, voor zover hier van belang:
“ Samenvatting.
(…) Er wordt een MRI van de halswervelkolom gemaakt die een hernia C5 C6 laat zien, echter zonder uitgesproken compressie van zenuwweefsel. Betrokkene blijft daarna wisselende pijnklachten houden, overwegend in de nek, maar ook elders in het lichaam. Hij ervaart ernstige vermoeidheid. Bij neurologisch onderzoek worden geen aanwijzingen gevonden voor een cervicaal radiculair compressiesyndroom, even min voor verschijnselen van myelopathie. Hernieuwd beeldvormend onderzoek van de halswervelkolom laat een lichte discusprotrusie C5 C6 zien zonder wezenlijke zenuwcompressie.
Beschouwing.
Het is zeker mogelijk dat de nekhernia een rol heeft gespeeld bij het ontstaan van de klachten in april. Het is ongebruikelijk dat dergelijke klachten zo lang blijven en de beschreven exacerbaties zijn eveneens ongebruikelijk. Daarnaast is het grootste deel van de klachten niet te verklaren uitgaande van een hernia C5 C6, zoals de hoofdpijn, het vermoeide gevoel in het lichaam, vooral in de benen, de verhoogde slaapbehoefte. Een vermoeid gevoel in het lichaam zouden kunnen samenhangen met compressie van het ruggenmerg cervicaal, hiervan is echter geen sprake, noch bij onderzoek, noch bij
beeldvorming. De beeldvorming maakt duidelijk dat er op het niveau C5 C6 in feite niet of nauwelijks meer sprake is van afwijkingen, zoals wel vaker voorkomt bij hernia’s. Daarbij moet ook nog worden bedacht dat hernia’s vaak toevalsbevinding zijn, die de klachten
niet altijd verklaren. Er zijn bij het huidige onderzoek verder geen klachten of verschijnselen die zouden kunnen samenhangen met een geringe foramenvernauwing op het niveau C5 C6.
3. Welke diagnose kunt u stellen?
Betrokken heeft blijkbaar een hernia C5 C6 doorgemaakt in 2021, die spontaan is hersteld. De huidige klachten kan ik niet verklaren door een aandoening op neurologisch vakgebied.
4. Is er naar uw mening sprake van medisch vast te stellen gevolg van ziekte? Zo ja, geeft aanleiding tot beperkingen? Zo ja, welke beperkingen zijn dat?(…)
Ik heb op neurologisch vakgebied geen reden betrokkene beperkingen op te leggen.
(…)”
2.8.
In het expertiserapport van [naam 3] staat, voor zover hier van belang:
“SAMENVATTING EN BESCHOUWING
(…) De huidige klachten bestaan uit locale nekpijn, sterk wisselende pijn in de bovenarm links, de polsen, de linker schouder, links van de wervelkolom halverwege de rug en vermoeidheid.
In het verlengde hiervan ervaart betrokkene subjectieve beperkingen ten aanzien van het beroepsmatig functioneren, meer specifiek ten gevolge van de toename van genoemde klachten door activiteiten in het algemeen, waarbij hij zijn werk - dat voor een belangrijk deel bestaat uit fysieke activiteiten - niet meer kan uitvoeren.
Bij het neurologisch onderzoek als zodanig worden geen relevante afwijkingen gevonden, behoudens een licht beperkte lateroflexie en retroflexie van het hoofd, wegens hierbij optredende pijnklachten in de nek.
Er vond een herbeoordeling plaats van drie vervaardigde MRI’s, die in essentie vergelijkbaar zijn, met als conclusie: breedbasische discuspuiling op het niveau C5-C6, reikend tot aan de voorzijde van het myelum, zonder tekenen van myelopathie of vervorming / verplaatsing van het myelum. Hierbij beiderzijds relatief nauwe neuroforamina C5-C6.
Met betrekking tot de objectiveerbaarheid van de klachten kom ik tot de volgende afweging. De klachten die betrokkene beschrijft zijn weinig specifiek en, op basis van het neurologisch onderzoek als zodanig in combinatie met het algehele functioneren, niet of nauwelijks objectiveerbaar. Een en ander geeft dan ook geen aanleiding om een - al dan niet ernstig - neurologisch ziektebeeld te veronderstellen. Het is niet onmogelijk dat de HNP C5-C6 een rol heeft gespeeld bij de oorspronkelijke pijnklachten in april 2021, maar zeker is dit allerminst, veel hernia’s zijn asymptomatisch. De aanhoudende, wisselende klachten kan ik hier echter niet aan toeschrijven. Er zijn evenmin overtuigende aanwijzingen voor een cervicaal radiculair syndroom, niet anamnestisch, en niet bij het neurologisch onderzoek. Op grond van het beeldvormend onderzoek is beïnvloeding van de
wortels C6 t.g.v. de relatief nauwe foramina (de openingen waar de zenuwwortels uittreden) niet uit te sluiten: ook voor deze radiologische bevinding geldt echter dat deze zeer vaak asymptomatisch is. Alleen bij een episode met aanhoudende uitstraling naar een arm volgens een traject passend bij de betreffende zenuwwortel is een wortelblokkade (zoals ook gesuggereerd door dr. [naam 4] ) een optie. De licht beperkte mobiliteit
van de nek is tendomyogeen bepaald.
CONCLUSIE
Op neurologisch gebied vind ik geen duidelijke verklaring voor de door betrokkene geclaimde klachten.
BEANTWOORDING VAN DE VRAGEN
(…)
Vraag 2. Wat zijn uw bevindingen bij lichamelijk onderzoek en eventueel aanvullend onderzoek?
Antwoord 2.: Bij het neurologisch onderzoek als zodanig worden geen relevante afwijkingen gevonden, behoudens een licht beperkte lateroflexie en retroflexie van het hoofd, die tendomyogeen bepaald is.
Er vond een herbeoordeling plaats van MRI’s, die in essentie vergelijkbaar zijn, met als conclusie: breedbasische discuspuiling op het niveau C5-C6, reikend tot aan de voorzijde van het myelum, zonder tekenen van myelopathie of vervorming/verplaatsing van het myelum. Hierbij beiderzijds relatief nauwe neuroforamina C5-C6.
Vraag 3. Welke diagnose(n) kunt u stellen?
Antwoord 3.: Hiervoor wil ik verwijzen naar de paragraaf ‘Samenvatting en Beschouwing’. Daaronder vindt u e. e. a. samengevat onder de paragraaf
‘Conclusie’.
Vraag 4. a. Is er naar uw mening sprake van medisch vast te stellen gevolgen van ziekte op 15-02-2022? Zo ja, geeft dit dan aanleiding tot beperkingen? Zo ja, welke beperkingen zijn dit? Wilt u zo concreet mogelijk de mate aangeven, rekening houdend met de werkzaamheden van betrokkene?
Antwoord 4.a.: Nee, deze kan ik niet vaststellen. Aangezien ik op neurologisch gebied geen duidelijke verklaring vind voor de door betrokkene geclaimde klachten leiden deze ook niet tot beperkingen op mijn vakgebied.
b. Is er naar uw mening sprake van medisch vast te stellen gevolgen van ziekte op
14-12-2022? Zo ja, geeft dit dan aanleiding tot beperkingen? Zo ja, welke beperkingen zijn dit? Wilt u zo concreet mogelijk de mate aangeven, rekening houdend met de werkzaamheden van betrokkene?
Antwoord 4.b.: Nee, deze kan ik niet vaststellen. Op genoemde datum bezocht betrokkene het spreekuur van de neuroloog in het [naam ziekenhuis] . Deze dacht dat er mogelijk sprake was van radiculaire pijn, naast tendomyogene pijnklachten. Deze episode is hersteld, en heeft niet tot objectiveerbare neurologische restverschijnselen geleid. Aangezien ik op neurologisch gebied geen duidelijke verklaring vind voor de huidige door betrokkene geclaimde klachten leiden deze ook niet tot beperkingen op mijn vakgebied.