letselschade zaak. Voorlopig deskundigenbericht. Relatieve bevoedgheid. De rechter die heeft geoordeeld in een eerder deelgeschil is bij uitsluiting relatief bevoegd van een later voorlopig deskundigenbericht kennis te nemen.
- het verzoekschrift met producties 1 tot en met 59,
- het verweerschrift, tevens inhoudende een zelfstandig tegenverzoek, met producties 1 tot en met 35,
- het e-mailbericht van mr. De Waard van 10 februari 2025 waarin hij de rechtbank vraagt om voorafgaand aan de mondelinge behandeling een uitspraak te doen over de bevoegdheid van de rechtbank,
- het e-mailbericht van de griffier van 11 februari 2025 waarin [verzoeker] wordt uitgenodigd om een zienswijze in te dienen over de bevoegdheid,
- het e-mailbericht van 12 februari 2025 van mr. De Waard waarin hij schrijft dat [verzoeker] zich refereert aan het oordeel van de rechtbank over de bevoegdheid,
- het e-mailbericht van de griffier van 12 februari 2025 waarin staat dat de behandelend rechter van oordeel is dat de rechtbank onbevoegd is om van de zaak kennis te nemen en de geplande mondelinge behandeling van 17 februari 2025 niet door zal gaan.
2 Kern van de zaak
2.1.
[verzoeker] heeft een verzoekschrift tot het houden van een voorlopig deskundigenbericht ingediend bij deze rechtbank. Bovemij heeft in haar verweerschrift verzocht dat de rechtbank zich relatief onbevoegd verklaart en de zaak verwijst naar de rechtbank Amsterdam. [verzoeker] heeft zich in voornoemd e-mailbericht van 12 februari 2025 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank over de bevoegdheid.
3 De beoordeling
3.1.
Deze rechtbank is van oordeel dat zij onbevoegd is om van de onderhavige zaak kennis te nemen en dat de zaak moet worden verwezen naar de rechtbank Amsterdam om daar verder te worden behandeld en beslist. De rechtbank komt tot dit oordeel op grond van het navolgende.
3.2.
De verwerende partij (Bovemij) is gevestigd te Nijmegen, zodat deze rechtbank op grond van artikel 99 Rv in beginsel relatief bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen. Bovemij verzoekt echter dat deze rechtbank zich onbevoegd verklaart omdat op grond van de artikelen 203 Rv juncto 187 Rv de rechtbank Amsterdam relatief bevoegd is, aangezien die rechtbank eerder tussen partijen in een deelgeschil heeft beslist.
3.3.
De rechtbank Amsterdam heeft op 11 juli 2019 tussen partijen een beschikking gewezen in een deelgeschil op de voet van artikel 1019w Rv (zaak/rolnummer C/13/645905 / HA RK 18-99). Die beschikking is overgelegd in deze procedure. Uit de beschikking blijkt dat Bovemij jegens [verzoeker] aansprakelijk is voor de volledige schade die [verzoeker] ten gevolge van het ongeval van 10 april 2017 heeft geleden en in de toekomst nog zal lijden. Het geschil tussen partijen over voornoemd ongeval vormt ook de achtergrond van de onderhavige verzoekschriftprocedure tot het houden van een voorlopig deskundigenbericht.
3.4.
Artikel 203 lid 1 Rv bepaalt dat een verzoek (tot het houden van een voorlopig deskundigenbericht) wordt gedaan aan de rechter waar het geding aanhangig is of, indien het niet aanhangig is, aan de rechter die vermoedelijk bevoegd zal zijn daarvan kennis te nemen. Beoordeeld moet dan worden welke rechtbank bevoegdheid toekomt in een eventuele bodemprocedure. Aangezien eerder in voornoemde deelgeschilprocedure is beslist, moet artikel 1019x Rv in de beoordeling worden betrokken. Op grond van artikel 1019x lid 1 Rv wordt een verzoek (tot een deelgeschilprocedure) gedaan aan de rechter die vermoedelijk bevoegd zal zijn van de zaak, indien deze in principale aanhangig wordt gemaakt, kennis te nemen. De rechtbank is in lijn met eerdere rechtspraak1 van oordeel dat uit de wetgeschiedenis van artikel 1019x lid 2 Rv volgt dat uitsluitend de rechtbank voor wie een eerdere deelgeschilprocedure aanhangig is geweest, relatief bevoegd is om van een latere bodemzaak tussen dezelfde partijen, betreffende hetzelfde geschil, kennis te nemen. Dit betekent dat, aangezien de rechtbank Amsterdam de deelgeschilprocedure tussen partijen heeft behandeld, die rechtbank ook voor wat betreft de daaropvolgende bodemprocedure de exclusief relatief bevoegde rechter is. Nu uit artikel 203 lid 1 Rv volgt dat het onderhavige verzoek moet worden gedaan aan de rechter die vermoedelijk bevoegd zal zijn kennis te nemen van de bodemzaak, is de rechtbank Amsterdam dan ook exclusief relatief bevoegd om het onderhavige verzoek te behandelen.
3.5.
Deze rechtbank zal zich daarom onbevoegd verklaren en de zaak verwijzen naar de rechtbank Amsterdam. Wat de voortzetting van de procedure betreft verwijst de rechtbank naar het bepaalde in de artikelen 110 lid 2 juncto 74 lid 2 en 3 Rv.
4. De beslissing
De rechtbank
4.1.
de rechtbank verklaart zich onbevoegd om van deze zaak kennis te nemen,
4.2.
verwijst de zaak, in de stand waarin deze zich bevindt, naar de rechtbank Amsterdam, team handelsrecht.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.J.P. Heijmans en in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2025.
1 Rechtbank Arnhem 11 juli 2012, ECLI:NL:RBARN:2012:3841, rechtbank Noord-Nederland 24 maart 2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:910.
De gegevens worden opgehaald
Hulp bij zoeken
Er is een uitgebreide handleiding beschikbaar voor het zoeken naar uitspraken, met onder andere uitleg over: